dinsdag 5 juni 2018

Van de boerderette 44. Dudeljo klinkt zijn lied



Het regent alweer,  maar het is nu toch echt lente. De roodstuitzwaluwen hebben het gat in hun nest op de veranda gerepareerd (zie Van de boerderette 39 en 40) en hebben daarna al een week niets van zich laten zien. Waarschijnlijk op jacht in lager gelegen gebieden met meer insecten. De hop scheert als een F16 rakelings over de nok van het keukendak. In zuidwestelijke richting om eten of nestmateriaal te bemachtigen, in noordoostelijke terug naar het nest, ergens dichtbij verborgen in het bos. We zullen ´m maar niet storen. De mussen tsjilpen erop los onder de dakpannen. Die hebben al lang jongen en denken alweer aan de volgende gezinsuitbreiding. Maar de primeur van dit jaar is toch wel de wielewaal, die kennelijk in een van de hoge eiken van mijn buurman nestelt. Ik hoor zijn roep dagelijks en heb hem zelfs al een paar keer gezien. Een grote vogel, eigeel met zwarte vleugels.

 

                                      zang van de wielewaal door Marleen Roelofs (YouTube)

In het geboortejaar van mijn vader schreef componist en muziekpedagoog Andries Hartsuiker het befaamde lied:` Kom mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij de wielewaal.´ Hoewel het vooral werd opgenomen in zangbundels van “de rooien”: De Arbeiders Jeugd Centrale, Bond van Arbeiders Jeugdvereenigingen, kenden mijn katholiek opgevoede ouders het lied ook. Ik leerde het op de lagere school als canon en zong het in marstempo op zomerkampen van welp en verkenner in de bossen, waarbij we er een eer in stelden om het `jo´ van dudeljo zo luid mogelijk te brullen. Ik zag of hoorde  nooit een wielewaal. Waarschijnlijk zongen we te hard. Het is een bijzonder schuwe vogel.


Je kunt je afvragen: Wat moet die dan met zulke opvallende en contrasterende kleuren? Wonderlijk genoeg werken die kleuren juist camouflerend voor omhoog kijkende mensen of dieren. De wielewaal houdt zich niet bezig met laag-bij-de-grondse zaken. Hij beweegt zich voornamelijk in de hoogste lagen van het bos en nestelt in hoge bomen, bij voorkeur in riviergebieden, zoals hier bij de Douro. Het nest wordt als een wiegje aan een hoge tak gehangen. Leuke overeenkomst met `onze´ roodstuitzwaluw is, dat ook deze vogel aan mantelzorg doet (Nee, dat idee is echt niet in Nederland uitgevonden). De jongen uit het eerste nest helpen zo nodig pa en ma bij het voeden van het tweede broed. Geheel vrijwillig en niet uit bezuinigingsdrift opgelegd door de regering.


De wielewaal houdt van een gevarieerd menu van insecten, rupsen en vlinders, maar ik moet ook oppassen dat hij niet met mijn kersen, bessen en frambozen aan de haal gaat en - later in de zomer - met de vijgen. Daar lust hij wel pap van. Vandaar dat de Portugezen hem `Papa-figos´, vijgeneter, noemen. Die hebben niet, zoals de Fransen (loriot), de Duitsers (pirol), of de Nederlanders (wielewaal), de vogel naar zijn zang proberen te vernoemen - elk volk schijnt die vogel weer anders te horen bekken. Ikzelf hoor zoiets tsji-tii-de-lieuw de-lieuw en zeker geen dudeljo! Hier klinkt de zang van de wielewaal luid en duidelijk, met een gedistingeerd galmpje. Dat wordt veroorzaakt door de berghellingen rondom ons, die een soort van amfitheater vormen.


Op de valreep las ik nog dat Hans Dorrstijn in 2012 een boek heeft geschreven met de titel `Dudeljo!´
Daar kan ik zo snel niet meer aankomen, maar ik kan je de voordracht van zijn gedicht `De Wielewaal´niet onthouden: