woensdag 28 december 2016

Bijzonder Portugees 34. Mis van de haan

Kerstmis 2016 in Noord-Portugal. Koude wind met mistvlagen. Maar af en toe breekt de zon  daar doorheen en laat de goudgekleurde eikenbladeren bijna oogverblindend schitteren. Prachtig weer voor een boswandeling, maar ´s avonds, na het kerstmaal lekker voor de houtkachel met een pas uitgepakt boek - op kerstavond komt de kerstman langs - met een half oog op de televisiefilm waar mijn zoontje naar kijkt. Lekker lui, even niets. Stel je voor dat je over een uurtje - zoals een groot deel van de katholieke Portugezen - nog naar de nachtmis moet... 

 


De Kerstnachtmis, vind je in bijna alle landen met een rooms katholieke traditie. In Portugal wordt deze nachtmis, die op 24 december precies om middernacht begint, het tijdstip waarop - volgens katholiek gebruik- het kindje Jezus wordt geboren, `Missa do Galo´, Mis van de Haan, genoemd. Volgens de overlevering heet die zo, omdat alleen in de nacht van 24 op 25 december de hanen om middernacht kraaien. Maar het ligt meer voor de hand dat de naam slaat op het luiden van de kerkklokken om de gelovigen tot de mis te noden (en de hanen wakker te maken). Een meer humoristische verklaring zegt dat de nachtmis zo lang duurt, dat hij pas afgelopen is als de hanen de dageraad aankondigen.

Omdat de `Missa do Galo´ om middernacht werd gevierd, ontstond in Portugal de traditie om met brandende kaarsen in de hand ter misse te gaan, niet zozeer vanwege de symboliek als wel omdat de wegen ´s nachts onverlicht waren, zeker toen er nog geen elektriciteit was. Hieruit ontstond de traditie om in middernachtelijke kaarsenprocessie ter kerke te trekken. En, hoewel er tegenwoordig in heel Portugal straatverlichting is, wordt deze traditie in sommige dorpen in het binnenland nog steeds in ere gehouden.
Er bestaat zelfs een legende over deze kaarsenprocessie:


`Een jonge herder was op de dag voor kerstmis de hele dag met zijn schapen in het veld. Vlak voor de avond viel, raakte er een zoek en omdat hij niet met een schaap minder thuis wilde komen, bleef hij in het donker zoeken tot hij het dier vond.
Inmiddels was het zo laat geworden dat hij het luiden van de kerkklokken voor de `Missa do Galo´ had gemist en zonder het geluid van die klokken, slaagde hij er niet in om in het donker de weg naar huis te vinden. Hij overgeleverd aan de wolven, de decemberkou en wat de nacht nog meer voor gevaren voor hem in petto had.

Net toen hij de moed had opgegeven om het pad nog terug te vinden, zag hij in de verte een lange processie van lichtjes in de nacht langstrekken. Het was de bevolking van zijn hele dorp, die de nachtmis had onderbroken. Men had de kaarsen van de kerk genomen en was naar hem op zoek gegaan. Toen de jonge herder was gevonden, keerde de hele processie terug naar de kerk en werd de mis hervat.
En sinds die dag werd het gewoonte om met een aangestoken kaars naar de `Missa de Galo´ te lopen, opdat niemand zou verdwalen in de kerstnacht.´


Een andere kersttraditie, die je nog in de `Beiras´ (Alta, Baixa en Litoral) - oude provincienamen voor een groot gebied in Midden-Portugal - vindt, is het maken en aanhouden van enorme vuren op de dorpspleinen, die `Madeiros´ of ´Fogueiros do Natal´ worden genoemd. Een heidens gebruik - met Keltische wortels - ter ere van de zonnewende, dat de katholieke kerk niet heeft kunnen uitroeien en daarom maar adopteerde met een kleine aanpassing van het kerstverhaal:

`Eenmaal aangekomen bij de stal waar Jezus was geboren, verbaasden de herders zich over de armoedigheid van de plek waar de `Zoon van God´ was geboren en over zijn gebrek aan kleding. Ze legden daarom een groot vuur aan voor het optrekje. Om alle mensen te waarschuwen dat Jezus was geboren en de weg voor pelgrims te verlichten, werd daarna een keten van vuren op de pleinen van de dorpen aangestoken.´


De traditie van de `Madeiros´ begint met het verzamelen van brandhout, dat, ergens in het begin van december, ´s nachts door de mannen in de bossen of bergen buiten het dorp wordt gekapt. De volgende dag gebruikt men een ossenkar, die volgens de traditie gestolen moet worden (met oogluikend medeweten van de eigenaar natuurlijk), om het brandhout te vervoeren. Die kar wordt eerst door de vrouwen versierd met de bloemen en bloesemtakken van het seizoen en daarna wordt hij met hulp van de dorpsbevolking naar het centrum getrokken. Op de avond van 24 december wordt het vuur in het bijzijn van het hele dorp aangestoken en na de `Missa do Galo´ verzamelt men zich daar opnieuw om te feesten en kerstliederen te zingen.
In veel dorpen wordt het vuur - ononderbroken - brandend gehouden tot het Driekoningenfeest.



De Portugeest wenst de lezers alvast een daverend uiteinde en een fantastisch nieuw jaar.    

 
 







woensdag 21 december 2016

Stad en land 17. Buurtschap in het binnenland

 

ode aan Martin Bril

 

Fandinhães

Het is niet eens een dorp. Een `lugar´, plek, wordt Fandinhães in het Portugees genoemd. Gehucht of buurtschap zouden we in Nederland zeggen. Het maakt deel uit van Paços de Gaiolo, waarvan de dorpskern 6 kilometer zuidelijker en ruim 400 meter lager, aan de oever van de Douro ligt.

Als je vanaf Marco de Canaveses de CM1280 richting `Barragem de Carrapatelo´ neemt, kom je er vanzelf langs. Maar sinds drie jaar is het nog eenvoudiger: Je hoeft alleen maar de grote bruine borden `Capela de Fandinhães´ te volgen, om bij het gehucht aan te komen. De kapel, aan de linkerkant van de weg, eigenlijk niet meer dan een achterbeuk van de Romaanse Sint Martinuskerk die hier ooit gestaan heeft, is opgenomen in de `Rota de Românico´, een autoroute die langs de vele Romaanse bouwwerken in de omgeving voert. Volgens de legende, werd de kerk in een nacht afgebroken door `die van Paços´, de stenen gestolen om er hun eigen parochiekerk mee op te bouwen.


Aan de overkant van de weg wijst een klein bordje `wc´, vastgemaakt aan een straatnaampaal, in de richting van de school en soms - lokale humor - in de richting van de kapel. Nadat die in 2012 tot monument was verklaard, werd door de gemeente de bouw van toiletten voor de bezoekers beloofd. Dat was vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen...

De basisschool, schuin tegenover de kapel, is al meer dan tien jaar gesloten. Er zijn bijna geen kinderen meer in Fandinhães. Een keer per jaar, tijdens het laatste weekend van mei, worden de ramen gelapt en gaat de deur open om de toiletten te gebruiken tijdens het buurtfeest met de processie ter ere van `Onze Lieve Vrouwe van de Bevrijding´. De gemeente heeft al geprobeerd het gebouwtje te verkopen, maar niemand wil het hebben. 
Bij de mooie nieuwe bushalte - graniet en glas - voor de haarspeld in de straatweg, stopt twee keer per dag een schoolbus die naar de scholengemeenschap in Sande gaat. Halen en brengen. Meer openbaar vervoer is er niet. Als je hier geen auto of brommer hebt, ben je aangewezen op burenhulp of een taxi.



Om vanaf de kapel in het `centrum´ van Fandinhães te komen kun je twee kanten op. Ik sla de Rua de S. Martinho de Fandinhães in, een nieuwe klinkerweg in die door een verlaten gebied van maquis en eucalyptusbossen helemaal naar Piares en Sande leidt. De kleinste zijweggetjes hebben hier - nog bijna nieuwe - naambordjes, maar voor bestrating is geen geld: Rua das Fragas, een onooglijk paadje dat - inderdaad - langs een paar steile rotsblokken voert.

Tegenover het huis in de bocht, waar een aangelijnde hond zichzelf bijna wurgt om van zo dichtbij mogelijk naar me te blaffen, sla ik linksaf, de holle Caminho do Valado (Pad van het Landgoed) in, Rechts een vervallen stenen muur met klimop, beneden modderige eenden naast een stapel geteerde steigerdelen, verderop een boerderij met daarvoor een met de zon meebewegend zonnepaneel op een dikke betonnen paal.
Links houten deuren en poorten in eeuwenoude stenen gebouwen, de helft zonder dak, boven het pad op de rotswand. Ik hoor geritsel en gedempte stemmen. Halverwege het pad zijn in de rotswand twee ondiepe grotjes uitgehakt: Overdekte stallingen voor ossenkarren. Eén staat er nog, met een kreupel wiel. De andere is een paar jaar geleden verdwenen. Gestolen?


Langs de ruïne van een granieten woonhuis waarin tegenwoordig een boom woont, nog even steil omlaag over altijd natte, gladde stenen, bereik ik het Largo da Vaza (Plein van de Kaartslag) waarop zelfs een paar auto's staan. Als je dat oversteekt en - ik moet me bukken - onder een poort van blauwe regen en ander klimgewas door gaat sta je voor het enige winkeltje dat Fandinhães rijk is. De openingstijden wisselen met het seizoen en zelfs dan zijn ze nog afhankelijk van het werk dat de eigenaar en zijn vrouw in hun moestuin, een halve kilometer verderop, hebben. Maar ´s morgens vroeg, na de lunch en ´s avonds voor zeven uur kun je proberen er te kopen wat je nodig hebt: Mengsmering voor de motormaaier bijvoorbeeld, een zaagblad of een kilo kunstmest, die op dezelfde weegschaal wordt gewogen als de sinaasappels en de kool. Een halve kip uit de vriezer.


In het halfduister van de `taska´ schud ik handen met de vaste klanten. Ze komen voor de koffie, die F. uit de veertig jaar oude espresso-machine weet te wringen, Het zwarte bocht smaakt rauw en aangebrand, maar het gaat natuurlijk om de borrel erbij. Eigengestookte aguardente waarvan je een pisgril krijgt.
Het gesprek in zwaar dialect is moeilijk te volgen. Het gaat over uien, aardappels, druiven en meeldauw. Een paar roddels en een schuine grap er tussendoor. De kleinzoon van donna M. verschijnt in de deuropening om de elektriciteitsrekening voor de oude dame te betalen. Hij moet nog een keer terug om meer geld te halen: Die van de vorige maand staat ook nog open. F. en zijn vrouw verzorgen de betaling van rekeningen voor dorpsgenoten die geen bankrekening hebben. Hoe moet dat straks als ze ermee stoppen? Beiden zijn al in de zeventig en er is geen opvolger.


Als ik weer in het zonlicht sta, besluit ik over de Rua de Fandinhães, via de zuidkant van het gehucht, terug te naar de kapel te lopen. De straat die met een flauwe bocht naar de straatweg loopt, lijkt nog het meeste op een oude dijkweg. Hoge huizen aan de linkerkant, steil omlaag aan de andere kant. Weiland, moestuinen en verspreid staande huizen. Twee meisjes in dezelfde jurkjes schommelen en zien me niet. Tweelingen.

Je hoort hier bijna alleen vrouwenstemmen. Door de week zijn er - op gepensioneerden en afgekeurden na - geen mannen te vinden in Fandinhães. Die werken in de bouw in Spanje of Frankrijk. Van het land alleen valt niet te leven. Daarvoor zijn grond en klimaat te weerbarstig. De vrouwen hebben hier de broek aan. Ze weiden het vee, verzorgen de moestuin en timmeren zo nodig een hek.


De Rua de Fandinhães eindigt in de punt van de scherpe haarspeld in de straatweg. Met veel getoeter komt net de bakker langs. Nou ja, een van de drie bakkers. Het dorp wordt over de weg gevoed. Auto's met vis, kippen die je zelf moet onthoofden, of koolplantjes voor de moestuin. Soms een rijdende bazaar met werkschoenen, onderbroekenelastiek en - illegale - onkruidverdelger. Maar het grootste spektakel komt vrijdagmorgen om een uur of elf langs: de auto met rantsoenen voor de kippen, schapen en varkens. De handelaar houdt van luide pimbamuziek, die de loslopende honden van T. - meer dan tien - helemaal gek maakt. Ze rennen  happend en gillend achter het vrachtwagentje aan. En dan kan het koor van kettinghonden natuurlijk niet achterblijven.



donderdag 15 december 2016

Bijzonder Portugees 31. Centro de Saúde

Vorige week moest ik even bij onze familie-arts in het `centro de saúde´ (spreek uit sa-óe-de) in Vila Nova de Gaia langs om een paar check-uponderzoekjes te bespreken. De tent zat vol met een snotterende en hoestende menigte en het duurde - ondanks mijn afspraak - wel even voordat ik aan de beurt was. Tijd genoeg om te bedenken dat ik nog nooit iets over de Portugese gezondheidszorg (Serviço Nacional de Saúde SNS) heb geschreven Nu ik net als de helft van het Portugese volk de griep heb, of iets wat daar in de volksmond voor doorgaat, lijkt het me een goed moment om - tussen hoestbuien en schoonheidsslaapjes door - daar eens wat over te vertellen, want de SNS wijkt sterk af van het Nederlandse stelsel van zorgverzekering en gezondheidszorg.

 

Tot aan de Anjerrevolutie in 1974 lag de (financiële) verantwoordelijkheid voor gezondheidszorg bij de familie, particuliere organisaties - vaak religieuze - en een - niet erg toegankelijke - sociaal-medische dienst.
Medische kosten moesten vaak uit eigen zak betaald worden en als die zak leeg was, moest je maar heel hard bidden dat je met de hulp van `hogere instanties´ beter werd. Wel was er vanaf 1964 voor ambtenaren de ADSE, niet echt een verzekering, maar een regeling die een substantiële korting geeft op medische zorg en waarvoor door de deelnemers een percentage van het maandsalaris wordt afgedragen. Deze regeling bestaat nog steeds.


In de nieuwe grondwet van 1976 werd de volgende tekst opgenomen: "Iedereen heeft het recht op bescherming van de gezondheid en de plicht om die te verdedigen en te bevorderen"
Nadat de politieke situatie een beetje tot rust was gekomen, brak de tijd aan om die mooie woorden in daden om te zetten en zo werd in 1979 de `Serviço Nacional de Saúde´, de Nationale Gezondheidszorg, op de rails gezet.
In Portugal werd gekozen voor een door de Staat georganiseerde en met belastinggeld betaalde - gratis - gezondheidszorg voor iedereen. 

De eerstelijns gezondheidszorg werd georganiseerd in de zogenaamde `Centros de Saúde´, die je kunt zien als een combinatie van een bureau voor wijkzorg en een huisartsengroepspraktijk. Deze `gezondheidscentra´ moeten als paddenstoelen uit de grond zijn gerezen, want toen ik in 1979 voor het eerst met een groep vrienden Portugal bezocht, zagen wij overal al de bordjes `Centro de Saúde´. Wij dachten dat het instellingen voor sportieve recreatie (met spa?) waren en vonden - op verkeerde gronden - Portugal een erg vooruitstrevend land.

wachtruimte centro de saúde

In het `Centro de Saúde´ kun je terecht voor verpleeghulp en bezoek aan een arts, op afspraak of, als je iets urgents hebt, op de bonnefooi (maar dan moet je wel lang wachten voordat je geholpen wordt). In het laatste decennium streeft het Ministerie voor Gezondheidszorg ernaar dat iedereen zijn eigen `familiearts´ krijgt: Minder anoniem en efficiënter, ook als `doorverwijsfilter´. Hoewel wij er gelukkig wel een hebben is dat doel nog lang niet gehaald. Voor een artsenbezoek moet je tegenwoordig een eigen bijdrage van 4,50 € betalen. Mensen met een minimuminkomen zijn daarvan  `isento´, vrijgesteld.

In het `Centro de Saúde´ is (nog, maar daar komt nu verandering in) geen diagnostische apparatuur of laboratorium aanwezig. Tijdens het consult geeft de arts je ondertekende doorverwijsbrieven voor onderzoek bij een - zelf te kiezen - particuliere instelling. Dat onderzoek is gesubsidieerd, maar een klein deel moet je zelf betalen. Je kun ook voor onderzoek of opname worden doorverwezen naar een ziekenhuis.
De familiearts verstrekt recepten voor - gedeeltelijk - gesubsidieerde geneesmiddelen. 

Eerste hulp van een ziekenhuis..

Omdat de `Centros de Saúde´ eigenlijk niet goed zijn ingericht voor urgente problemen, kiezen veel mensen ervoor om naar de eerste hulp, `Urgência´ van het dichtstbijzijnde ziekenhuis te gaan. Vooral in de winter, tijdens griepperioden veroorzaakt dat enorme opstoppingen en wachttijden van vele uren. Na een eerste, snelle beoordeling krijg je een gekleurd bandje om je arm dat aangeeft hoe urgent jouw geval is. Dat wordt niet altijd helemaal juist beoordeeld en dan gebeuren er wel eens ongelukken: Een paar jaar geleden overleden er zelfs een paar mensen in de overvolle wachtruimten van de eerste hulp tijdens een griepepidemie.
Voor een consult bij de `urgência´ van een ziekenhuis betaal je 14 € tot 18 €, maar er is een grote groep (gedeeltelijk) vrijgestelden, waaronder mensen met een minimuminkomen, zwangere vrouwen, brandweerlieden en (bloed)donors.

in de winter

Naast de publieke gezondheidszorg in Portugal, is er ook nog een netwerk van particuliere ziekenhuizen, artsen en gespecialiseerde klinieken, bijvoorbeeld voor plastische chirurgie of de geboorte. Om die te betalen, kun je bij verschillende verzekeringsmaatschappijen particuliere ziektekostenverzekeringen afsluiten, maar die zijn erg duur, sluiten vaak allerlei zaken uit en... de verzekeraars doen schaamteloos aan leeftijdsdiscriminatie. Toen ik in 2001 in Portugal ging wonen had ik zo'n verzekering voor een redelijke prijs, maar die was na het passeren van m´n 50e niet meer te betalen. Dus houd ik het tegenwoordig maar op de publieke gezondheidszorg. Je moet wat langer wachten en de wacht- en onderzoeksruimten zien er vaak een beetje afgetrapt uit, maar de artsen en het verplegend personeel zijn kundig en - tegenwoordig - zelfs beleefd. En daar gaat het tenslotte toch om.                  
  

  


donderdag 8 december 2016

Van de boerderette 37. Goud onder de dennennaalden

`Komt het u uit om even hierheen te komen´, belde mijn buurvriend M. me, altijd beleefd, `Ik ben in uw dennenbos. Sta vlak voor die afgedekte hoop hooi.´ Even later: `Moet u eens kijken, hier en hier en hier´, met zijn stok wijzend, `De meeste zijn al verrot, maar deze is nog goed en deze´. Voor ik het wist liep ik met beide handen vol. Het was zeker acht jaar geleden dat ik ze voor het laatst had gezien en ik had het opgegeven om in november het dennenbos af te struinen, op zoek naar die heerlijke eigele paddestoeljes: Cantharellen! `Jammer dat ik ze heb laten verrotten, maar ik ben wel erg blij dat ze terug zijn.´ `Kijk nog maar eens in de loop van de week´, zei M., `Dikke kans dat er na de regen nog meer opkomen´.

 

 

In de herfst van 2006, het jaar dat we het land kochten, was het M. die ons op met op de overvloed van paddenstoeltjes die groepsgewijs in het dennenbos stonden. `Sanchas´, noemde hij ze, `Erg lekker.´
Van de vorige eigenaar mocht hij ze naar hartenlust plukken. Die lustte ze niet, of was - zoals veel mensen hier - bang voor paddenstoelen. Of hij...? `O, maar natuurlijk, pluk zoveel als u wilt.´Maar eerst verzamelde hij een zak vol voor mij en die moest in de trein mee naar Gaia, want in die tijd kampeerde ik door de week nog zo'n beetje in het bouwvallige boerderijtje. Toch eerst maar even opzoeken voordat ze de pan ingingen:

Hane(n)kammen of cantharellen zei Wiek en ik herinnerde me de verhalen van mijn moeder die in haar jeugd voor adellijke dames had gewerkt. Die trokken in de herfst met kinderen en vrienden het bos in om paddenstoelen te plukken. Bij het stoven van de oogst ging er een zilveren lepeltje in de pan, dat zwart zou  worden als er een giftige tussen zat. Klinkklare onzin volgens de wetenschappers. Spelen met je leven!
`Het lekkerste vond ik de cantharellen´- er schoot altijd wel wat over voor `de meiden´- `Maar ik moest wel wat opzij zetten voor ik de eerste hap nam. Gewone mensen aten geen paddenstoelen in die tijd. We wisten er niets van en vonden ze eng.´

gestoofd met wild zwijn (wandelt hier ook nog wel eens langs)

De cantharellen smaakten ons ook uitstekend en ik bouwde al luchtkastelen over een - zeer welkome - inkomstenbron nadat ik had gelezen dat professionele paddenstoelenplukkers in Portugal 25 Euro voor een kilo hanenkammen beuren. Vooral Spanjaarden kopen ze graag.
Maar het volgend jaar waren er al veel minder en pas in januari. Het jaar daarop: Niets. Ook in de daarop volgende jaren, speurde ik tussen oktober en januari de bosgrond af op omhooggewerkte dennennaalden. Ze kwamen niet meer terug.

`Erg vreemd´, zei M., `We plukten ze vroeger met emmers tegelijk en niet alleen op uw land, maar ook op de beboste berghellingen. We aten elk jaar pannen vol `sanchas´ met macaroni, met vlees en dan nog gingen er vele kilo's de vriezer in.
Overpluk (ons land was in die tijd niet omheind), zure regen, minder dieren in het bos door ziekte (konijnen), bosbranden en uitstervend boerenbedrijf (minder voedsel) en daardoor minder mest in de bosgrond? Ik heb van alles bedacht...
En nu zijn ze er plotseling weer. Ik hoop dat ze blijven, maar ik bewaar mijn dromen over vette winsten nog maar even in de la. Het zou al fijn zijn als we ze zo af en toe zelf kunnen eten.







 


donderdag 1 december 2016

De geest uit de fles 7. Eén jaar Geringonça

Een jaar geleden, op 26 november, werd de regering van António Costa geïnstalleerd. Een `geringonça´ noemde vertrekkend voorzitter van de CDS-PP (christendemocraten) Paulo Portas de minderheidsregering van de Partido Socialista, in het parlament gesteund door communisten, het linkse blok en de groenen. Volgens de Portugese `Dikke van D.´ betekent `geringonça´ o.a.: jargon, slang (bargoens), iets dat slecht georganiseerd of doordacht is of een apparaat van goedkope kwaliteit dat het snel begeeft. `De Correspondent´ vertaalt het woord met kaarthuis. Ook wel aardig. `Geringonça´ werd in een mum van tijd door zowel rechts als links overgenomen, voor de eerste als aankondiging voor naderend onheil, voor de socialisten als een erenaam, waarmee de regering Costa zonder twijfel de geschiedenis in zal gaan.

 
"Dit is niet wat je noemt een regering, het is een `geringonça


Want juist aan die `geringonça´ dankt deze regering haar succes. Portugal heeft een traditie van meerderheidsregeringen waarin één partij de dienst uitmaakt: De rechtse `Partida Social Democrata (PSD), of de meer links georiënteerde Partido Socialista (PS). Net als in Nederland, waar inmiddels bijna alle partijen op D66 lijken, hebben die partijen de neiging om naar het midden op te schuiven. Dat is in deze regering niet mogelijk. Om een meerderheid in het parlement te vinden voor haar begroting en daaruitvolgende financieel-economische wet- en regelgeving, moet ze een - voor de communisten (PCP) en het linkse blok (BE) en hun achterban duidelijk herkenbare linkse koers varen. Daarom moet over bijna alles onderhandeld worden. En dat is nu juist zo gezond! Het vereist een voortdurende alertheid en voorkomt de gebruikelijk arrogantie van de zittende regering.

Daar heb je natuurlijk wel een koorddanser-duivelskunstenaar van een onderhandelaar voor nodig. En dat is nu premier António Costa ten voeten uit, die in de tijd dat hij burgemeester van Lissabon was (2007 -2015), in de gemeenteraad een pact met de communisten wist te sluiten (en niet in de Kamer van Koophandel, foutje `Correspondent´). En hij is niet alleen gedwongen om te onderhandelen met de communisten en het linkse blok - die elkaar ook niet echt mogen - maar ook met de rechterflank van zijn eigen partij en - vooral - met het neo-liberaal georiënteerde Europa, dat deze regering vanaf het begin met tegenzin en argwaan
tegemoet trad.

geringonça

 Costa heeft in het afgelopen jaar - zeer tegen de zin van o.a. Merkel, Schäuble en Dijsselbloem, die maar bleven doorzeuren over meer bezuinigingen en extra maatregelen die Portugal zou moeten nemen - aan Europa laten zien dat je kortingen op de salarissen van overheidspersoneel ongedaan kunt maken kleine pensioenen en het (belachelijk lage) minimumloon kunt verhogen, feestdagen (4) in ere herstellen, armoede kunt bestrijden en weer een beetje hoop aan het land kunt geven - kortom een linkse politiek kunt voeren -  terwijl je je toch houdt aan de afspraken m.b.t. het begrotingstekort en het stabiliteitspact.
Dit jaar bleef het Portugese begrotingstekort keurig binnen het met de Europese Commissie afgesproken 2,5%, voor het komend jaar belooft het land een tekort van slechts 1,7%. En hoewel een aantal indirecte belastingen en accijnzen wel zijn gestegen, wordt de belastingdruk op salarissen en pensioenen niet verhoogd.

Het was een moeilijk jaar voor de regering Costa. In de EU moest niet alleen gestreden worden om de begroting van 2016 geaccepteerd te krijgen, ook moest er hard gelobbyd om de strafmaatregelen (korting op de Europese structuurfondsen) van de baan te krijgen. Dat is gelukt en ook de begroting van 2017 is weer rond gekomen. De `geringonça´ is niet uit elkaar gevallen, zoals oppositie en opiniemakers voorspelden, maar juist sterker geworden en het zou bijna niemand meer verbazen als ze het volledige mandaat van vier jaar haalt. De betrokken partijen moeten behoorlijk wat inleveren - en dat aan hun achterban verkopen - maar, zoals Costa twee weken geleden zei: `Não têm de engolir sapos´ (lett. Men hoeft geen padden te slikken; leuke taal hé, dat Portugees).

Hoofdrolspelers Apolónia (PEV), de Sousa(PCP), Martins (BE) en Costa (PS)

 De oppositie heeft het nakijken. Het CDS, vertegenwoordigd door Assunção Cristas, probeert met leugens en populisme de publieke opinie te beïnvloeden (men denkt alweer aan de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar), de voomalige premier en nu oppositieleider Pedro Passos Coelho (PSD) voorspelde dat na de zomer de `hel over Portugal zou komen´, maar kreeg, zoals bijna alle onheilsprofeten, ongelijk. Hij begint al meer op de burgemeester van Juinen (Koot en Bie) te lijken en nu zijn Hekking (Paulo Portas) de politiek heeft verlaten, overtuigt hij bijna niemand meer.

Bovendien leeft hij in diepe onmin met de president - en partijgenoot - Marcelo Rebelo de Sousa, die er volgens hem alles aan had moeten doen om de `geringonça´ zo snel mogelijk te wippen, maar die in tegendeel welkome steun verleent aan `een regering die zorgt voor politieke en financiële stabiliteit´ en het uitstekend kan vinden met premier António Costa, die een oud (rechten)student van hem is.
Passos Coelho zal snel met een ander verhaal moeten komen, anders gaat hij op de politieke schroothoop. Er ligt al een opvolger - Rui Rio, ex-burgemeester van Porto - op de loer.