woensdag 28 december 2016

Bijzonder Portugees 34. Mis van de haan

Kerstmis 2016 in Noord-Portugal. Koude wind met mistvlagen. Maar af en toe breekt de zon  daar doorheen en laat de goudgekleurde eikenbladeren bijna oogverblindend schitteren. Prachtig weer voor een boswandeling, maar ´s avonds, na het kerstmaal lekker voor de houtkachel met een pas uitgepakt boek - op kerstavond komt de kerstman langs - met een half oog op de televisiefilm waar mijn zoontje naar kijkt. Lekker lui, even niets. Stel je voor dat je over een uurtje - zoals een groot deel van de katholieke Portugezen - nog naar de nachtmis moet... 

 


De Kerstnachtmis, vind je in bijna alle landen met een rooms katholieke traditie. In Portugal wordt deze nachtmis, die op 24 december precies om middernacht begint, het tijdstip waarop - volgens katholiek gebruik- het kindje Jezus wordt geboren, `Missa do Galo´, Mis van de Haan, genoemd. Volgens de overlevering heet die zo, omdat alleen in de nacht van 24 op 25 december de hanen om middernacht kraaien. Maar het ligt meer voor de hand dat de naam slaat op het luiden van de kerkklokken om de gelovigen tot de mis te noden (en de hanen wakker te maken). Een meer humoristische verklaring zegt dat de nachtmis zo lang duurt, dat hij pas afgelopen is als de hanen de dageraad aankondigen.

Omdat de `Missa do Galo´ om middernacht werd gevierd, ontstond in Portugal de traditie om met brandende kaarsen in de hand ter misse te gaan, niet zozeer vanwege de symboliek als wel omdat de wegen ´s nachts onverlicht waren, zeker toen er nog geen elektriciteit was. Hieruit ontstond de traditie om in middernachtelijke kaarsenprocessie ter kerke te trekken. En, hoewel er tegenwoordig in heel Portugal straatverlichting is, wordt deze traditie in sommige dorpen in het binnenland nog steeds in ere gehouden.
Er bestaat zelfs een legende over deze kaarsenprocessie:


`Een jonge herder was op de dag voor kerstmis de hele dag met zijn schapen in het veld. Vlak voor de avond viel, raakte er een zoek en omdat hij niet met een schaap minder thuis wilde komen, bleef hij in het donker zoeken tot hij het dier vond.
Inmiddels was het zo laat geworden dat hij het luiden van de kerkklokken voor de `Missa do Galo´ had gemist en zonder het geluid van die klokken, slaagde hij er niet in om in het donker de weg naar huis te vinden. Hij overgeleverd aan de wolven, de decemberkou en wat de nacht nog meer voor gevaren voor hem in petto had.

Net toen hij de moed had opgegeven om het pad nog terug te vinden, zag hij in de verte een lange processie van lichtjes in de nacht langstrekken. Het was de bevolking van zijn hele dorp, die de nachtmis had onderbroken. Men had de kaarsen van de kerk genomen en was naar hem op zoek gegaan. Toen de jonge herder was gevonden, keerde de hele processie terug naar de kerk en werd de mis hervat.
En sinds die dag werd het gewoonte om met een aangestoken kaars naar de `Missa de Galo´ te lopen, opdat niemand zou verdwalen in de kerstnacht.´


Een andere kersttraditie, die je nog in de `Beiras´ (Alta, Baixa en Litoral) - oude provincienamen voor een groot gebied in Midden-Portugal - vindt, is het maken en aanhouden van enorme vuren op de dorpspleinen, die `Madeiros´ of ´Fogueiros do Natal´ worden genoemd. Een heidens gebruik - met Keltische wortels - ter ere van de zonnewende, dat de katholieke kerk niet heeft kunnen uitroeien en daarom maar adopteerde met een kleine aanpassing van het kerstverhaal:

`Eenmaal aangekomen bij de stal waar Jezus was geboren, verbaasden de herders zich over de armoedigheid van de plek waar de `Zoon van God´ was geboren en over zijn gebrek aan kleding. Ze legden daarom een groot vuur aan voor het optrekje. Om alle mensen te waarschuwen dat Jezus was geboren en de weg voor pelgrims te verlichten, werd daarna een keten van vuren op de pleinen van de dorpen aangestoken.´


De traditie van de `Madeiros´ begint met het verzamelen van brandhout, dat, ergens in het begin van december, ´s nachts door de mannen in de bossen of bergen buiten het dorp wordt gekapt. De volgende dag gebruikt men een ossenkar, die volgens de traditie gestolen moet worden (met oogluikend medeweten van de eigenaar natuurlijk), om het brandhout te vervoeren. Die kar wordt eerst door de vrouwen versierd met de bloemen en bloesemtakken van het seizoen en daarna wordt hij met hulp van de dorpsbevolking naar het centrum getrokken. Op de avond van 24 december wordt het vuur in het bijzijn van het hele dorp aangestoken en na de `Missa do Galo´ verzamelt men zich daar opnieuw om te feesten en kerstliederen te zingen.
In veel dorpen wordt het vuur - ononderbroken - brandend gehouden tot het Driekoningenfeest.



De Portugeest wenst de lezers alvast een daverend uiteinde en een fantastisch nieuw jaar.    

 
 







woensdag 21 december 2016

Stad en land 17. Buurtschap in het binnenland

 

ode aan Martin Bril

 

Fandinhães

Het is niet eens een dorp. Een `lugar´, plek, wordt Fandinhães in het Portugees genoemd. Gehucht of buurtschap zouden we in Nederland zeggen. Het maakt deel uit van Paços de Gaiolo, waarvan de dorpskern 6 kilometer zuidelijker en ruim 400 meter lager, aan de oever van de Douro ligt.

Als je vanaf Marco de Canaveses de CM1280 richting `Barragem de Carrapatelo´ neemt, kom je er vanzelf langs. Maar sinds drie jaar is het nog eenvoudiger: Je hoeft alleen maar de grote bruine borden `Capela de Fandinhães´ te volgen, om bij het gehucht aan te komen. De kapel, aan de linkerkant van de weg, eigenlijk niet meer dan een achterbeuk van de Romaanse Sint Martinuskerk die hier ooit gestaan heeft, is opgenomen in de `Rota de Românico´, een autoroute die langs de vele Romaanse bouwwerken in de omgeving voert. Volgens de legende, werd de kerk in een nacht afgebroken door `die van Paços´, de stenen gestolen om er hun eigen parochiekerk mee op te bouwen.


Aan de overkant van de weg wijst een klein bordje `wc´, vastgemaakt aan een straatnaampaal, in de richting van de school en soms - lokale humor - in de richting van de kapel. Nadat die in 2012 tot monument was verklaard, werd door de gemeente de bouw van toiletten voor de bezoekers beloofd. Dat was vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen...

De basisschool, schuin tegenover de kapel, is al meer dan tien jaar gesloten. Er zijn bijna geen kinderen meer in Fandinhães. Een keer per jaar, tijdens het laatste weekend van mei, worden de ramen gelapt en gaat de deur open om de toiletten te gebruiken tijdens het buurtfeest met de processie ter ere van `Onze Lieve Vrouwe van de Bevrijding´. De gemeente heeft al geprobeerd het gebouwtje te verkopen, maar niemand wil het hebben. 
Bij de mooie nieuwe bushalte - graniet en glas - voor de haarspeld in de straatweg, stopt twee keer per dag een schoolbus die naar de scholengemeenschap in Sande gaat. Halen en brengen. Meer openbaar vervoer is er niet. Als je hier geen auto of brommer hebt, ben je aangewezen op burenhulp of een taxi.



Om vanaf de kapel in het `centrum´ van Fandinhães te komen kun je twee kanten op. Ik sla de Rua de S. Martinho de Fandinhães in, een nieuwe klinkerweg in die door een verlaten gebied van maquis en eucalyptusbossen helemaal naar Piares en Sande leidt. De kleinste zijweggetjes hebben hier - nog bijna nieuwe - naambordjes, maar voor bestrating is geen geld: Rua das Fragas, een onooglijk paadje dat - inderdaad - langs een paar steile rotsblokken voert.

Tegenover het huis in de bocht, waar een aangelijnde hond zichzelf bijna wurgt om van zo dichtbij mogelijk naar me te blaffen, sla ik linksaf, de holle Caminho do Valado (Pad van het Landgoed) in, Rechts een vervallen stenen muur met klimop, beneden modderige eenden naast een stapel geteerde steigerdelen, verderop een boerderij met daarvoor een met de zon meebewegend zonnepaneel op een dikke betonnen paal.
Links houten deuren en poorten in eeuwenoude stenen gebouwen, de helft zonder dak, boven het pad op de rotswand. Ik hoor geritsel en gedempte stemmen. Halverwege het pad zijn in de rotswand twee ondiepe grotjes uitgehakt: Overdekte stallingen voor ossenkarren. Eén staat er nog, met een kreupel wiel. De andere is een paar jaar geleden verdwenen. Gestolen?


Langs de ruïne van een granieten woonhuis waarin tegenwoordig een boom woont, nog even steil omlaag over altijd natte, gladde stenen, bereik ik het Largo da Vaza (Plein van de Kaartslag) waarop zelfs een paar auto's staan. Als je dat oversteekt en - ik moet me bukken - onder een poort van blauwe regen en ander klimgewas door gaat sta je voor het enige winkeltje dat Fandinhães rijk is. De openingstijden wisselen met het seizoen en zelfs dan zijn ze nog afhankelijk van het werk dat de eigenaar en zijn vrouw in hun moestuin, een halve kilometer verderop, hebben. Maar ´s morgens vroeg, na de lunch en ´s avonds voor zeven uur kun je proberen er te kopen wat je nodig hebt: Mengsmering voor de motormaaier bijvoorbeeld, een zaagblad of een kilo kunstmest, die op dezelfde weegschaal wordt gewogen als de sinaasappels en de kool. Een halve kip uit de vriezer.


In het halfduister van de `taska´ schud ik handen met de vaste klanten. Ze komen voor de koffie, die F. uit de veertig jaar oude espresso-machine weet te wringen, Het zwarte bocht smaakt rauw en aangebrand, maar het gaat natuurlijk om de borrel erbij. Eigengestookte aguardente waarvan je een pisgril krijgt.
Het gesprek in zwaar dialect is moeilijk te volgen. Het gaat over uien, aardappels, druiven en meeldauw. Een paar roddels en een schuine grap er tussendoor. De kleinzoon van donna M. verschijnt in de deuropening om de elektriciteitsrekening voor de oude dame te betalen. Hij moet nog een keer terug om meer geld te halen: Die van de vorige maand staat ook nog open. F. en zijn vrouw verzorgen de betaling van rekeningen voor dorpsgenoten die geen bankrekening hebben. Hoe moet dat straks als ze ermee stoppen? Beiden zijn al in de zeventig en er is geen opvolger.


Als ik weer in het zonlicht sta, besluit ik over de Rua de Fandinhães, via de zuidkant van het gehucht, terug te naar de kapel te lopen. De straat die met een flauwe bocht naar de straatweg loopt, lijkt nog het meeste op een oude dijkweg. Hoge huizen aan de linkerkant, steil omlaag aan de andere kant. Weiland, moestuinen en verspreid staande huizen. Twee meisjes in dezelfde jurkjes schommelen en zien me niet. Tweelingen.

Je hoort hier bijna alleen vrouwenstemmen. Door de week zijn er - op gepensioneerden en afgekeurden na - geen mannen te vinden in Fandinhães. Die werken in de bouw in Spanje of Frankrijk. Van het land alleen valt niet te leven. Daarvoor zijn grond en klimaat te weerbarstig. De vrouwen hebben hier de broek aan. Ze weiden het vee, verzorgen de moestuin en timmeren zo nodig een hek.


De Rua de Fandinhães eindigt in de punt van de scherpe haarspeld in de straatweg. Met veel getoeter komt net de bakker langs. Nou ja, een van de drie bakkers. Het dorp wordt over de weg gevoed. Auto's met vis, kippen die je zelf moet onthoofden, of koolplantjes voor de moestuin. Soms een rijdende bazaar met werkschoenen, onderbroekenelastiek en - illegale - onkruidverdelger. Maar het grootste spektakel komt vrijdagmorgen om een uur of elf langs: de auto met rantsoenen voor de kippen, schapen en varkens. De handelaar houdt van luide pimbamuziek, die de loslopende honden van T. - meer dan tien - helemaal gek maakt. Ze rennen  happend en gillend achter het vrachtwagentje aan. En dan kan het koor van kettinghonden natuurlijk niet achterblijven.



donderdag 15 december 2016

Bijzonder Portugees 31. Centro de Saúde

Vorige week moest ik even bij onze familie-arts in het `centro de saúde´ (spreek uit sa-óe-de) in Vila Nova de Gaia langs om een paar check-uponderzoekjes te bespreken. De tent zat vol met een snotterende en hoestende menigte en het duurde - ondanks mijn afspraak - wel even voordat ik aan de beurt was. Tijd genoeg om te bedenken dat ik nog nooit iets over de Portugese gezondheidszorg (Serviço Nacional de Saúde SNS) heb geschreven Nu ik net als de helft van het Portugese volk de griep heb, of iets wat daar in de volksmond voor doorgaat, lijkt het me een goed moment om - tussen hoestbuien en schoonheidsslaapjes door - daar eens wat over te vertellen, want de SNS wijkt sterk af van het Nederlandse stelsel van zorgverzekering en gezondheidszorg.

 

Tot aan de Anjerrevolutie in 1974 lag de (financiële) verantwoordelijkheid voor gezondheidszorg bij de familie, particuliere organisaties - vaak religieuze - en een - niet erg toegankelijke - sociaal-medische dienst.
Medische kosten moesten vaak uit eigen zak betaald worden en als die zak leeg was, moest je maar heel hard bidden dat je met de hulp van `hogere instanties´ beter werd. Wel was er vanaf 1964 voor ambtenaren de ADSE, niet echt een verzekering, maar een regeling die een substantiële korting geeft op medische zorg en waarvoor door de deelnemers een percentage van het maandsalaris wordt afgedragen. Deze regeling bestaat nog steeds.


In de nieuwe grondwet van 1976 werd de volgende tekst opgenomen: "Iedereen heeft het recht op bescherming van de gezondheid en de plicht om die te verdedigen en te bevorderen"
Nadat de politieke situatie een beetje tot rust was gekomen, brak de tijd aan om die mooie woorden in daden om te zetten en zo werd in 1979 de `Serviço Nacional de Saúde´, de Nationale Gezondheidszorg, op de rails gezet.
In Portugal werd gekozen voor een door de Staat georganiseerde en met belastinggeld betaalde - gratis - gezondheidszorg voor iedereen. 

De eerstelijns gezondheidszorg werd georganiseerd in de zogenaamde `Centros de Saúde´, die je kunt zien als een combinatie van een bureau voor wijkzorg en een huisartsengroepspraktijk. Deze `gezondheidscentra´ moeten als paddenstoelen uit de grond zijn gerezen, want toen ik in 1979 voor het eerst met een groep vrienden Portugal bezocht, zagen wij overal al de bordjes `Centro de Saúde´. Wij dachten dat het instellingen voor sportieve recreatie (met spa?) waren en vonden - op verkeerde gronden - Portugal een erg vooruitstrevend land.

wachtruimte centro de saúde

In het `Centro de Saúde´ kun je terecht voor verpleeghulp en bezoek aan een arts, op afspraak of, als je iets urgents hebt, op de bonnefooi (maar dan moet je wel lang wachten voordat je geholpen wordt). In het laatste decennium streeft het Ministerie voor Gezondheidszorg ernaar dat iedereen zijn eigen `familiearts´ krijgt: Minder anoniem en efficiënter, ook als `doorverwijsfilter´. Hoewel wij er gelukkig wel een hebben is dat doel nog lang niet gehaald. Voor een artsenbezoek moet je tegenwoordig een eigen bijdrage van 4,50 € betalen. Mensen met een minimuminkomen zijn daarvan  `isento´, vrijgesteld.

In het `Centro de Saúde´ is (nog, maar daar komt nu verandering in) geen diagnostische apparatuur of laboratorium aanwezig. Tijdens het consult geeft de arts je ondertekende doorverwijsbrieven voor onderzoek bij een - zelf te kiezen - particuliere instelling. Dat onderzoek is gesubsidieerd, maar een klein deel moet je zelf betalen. Je kun ook voor onderzoek of opname worden doorverwezen naar een ziekenhuis.
De familiearts verstrekt recepten voor - gedeeltelijk - gesubsidieerde geneesmiddelen. 

Eerste hulp van een ziekenhuis..

Omdat de `Centros de Saúde´ eigenlijk niet goed zijn ingericht voor urgente problemen, kiezen veel mensen ervoor om naar de eerste hulp, `Urgência´ van het dichtstbijzijnde ziekenhuis te gaan. Vooral in de winter, tijdens griepperioden veroorzaakt dat enorme opstoppingen en wachttijden van vele uren. Na een eerste, snelle beoordeling krijg je een gekleurd bandje om je arm dat aangeeft hoe urgent jouw geval is. Dat wordt niet altijd helemaal juist beoordeeld en dan gebeuren er wel eens ongelukken: Een paar jaar geleden overleden er zelfs een paar mensen in de overvolle wachtruimten van de eerste hulp tijdens een griepepidemie.
Voor een consult bij de `urgência´ van een ziekenhuis betaal je 14 € tot 18 €, maar er is een grote groep (gedeeltelijk) vrijgestelden, waaronder mensen met een minimuminkomen, zwangere vrouwen, brandweerlieden en (bloed)donors.

in de winter

Naast de publieke gezondheidszorg in Portugal, is er ook nog een netwerk van particuliere ziekenhuizen, artsen en gespecialiseerde klinieken, bijvoorbeeld voor plastische chirurgie of de geboorte. Om die te betalen, kun je bij verschillende verzekeringsmaatschappijen particuliere ziektekostenverzekeringen afsluiten, maar die zijn erg duur, sluiten vaak allerlei zaken uit en... de verzekeraars doen schaamteloos aan leeftijdsdiscriminatie. Toen ik in 2001 in Portugal ging wonen had ik zo'n verzekering voor een redelijke prijs, maar die was na het passeren van m´n 50e niet meer te betalen. Dus houd ik het tegenwoordig maar op de publieke gezondheidszorg. Je moet wat langer wachten en de wacht- en onderzoeksruimten zien er vaak een beetje afgetrapt uit, maar de artsen en het verplegend personeel zijn kundig en - tegenwoordig - zelfs beleefd. En daar gaat het tenslotte toch om.                  
  

  


donderdag 8 december 2016

Van de boerderette 37. Goud onder de dennennaalden

`Komt het u uit om even hierheen te komen´, belde mijn buurvriend M. me, altijd beleefd, `Ik ben in uw dennenbos. Sta vlak voor die afgedekte hoop hooi.´ Even later: `Moet u eens kijken, hier en hier en hier´, met zijn stok wijzend, `De meeste zijn al verrot, maar deze is nog goed en deze´. Voor ik het wist liep ik met beide handen vol. Het was zeker acht jaar geleden dat ik ze voor het laatst had gezien en ik had het opgegeven om in november het dennenbos af te struinen, op zoek naar die heerlijke eigele paddestoeljes: Cantharellen! `Jammer dat ik ze heb laten verrotten, maar ik ben wel erg blij dat ze terug zijn.´ `Kijk nog maar eens in de loop van de week´, zei M., `Dikke kans dat er na de regen nog meer opkomen´.

 

 

In de herfst van 2006, het jaar dat we het land kochten, was het M. die ons op met op de overvloed van paddenstoeltjes die groepsgewijs in het dennenbos stonden. `Sanchas´, noemde hij ze, `Erg lekker.´
Van de vorige eigenaar mocht hij ze naar hartenlust plukken. Die lustte ze niet, of was - zoals veel mensen hier - bang voor paddenstoelen. Of hij...? `O, maar natuurlijk, pluk zoveel als u wilt.´Maar eerst verzamelde hij een zak vol voor mij en die moest in de trein mee naar Gaia, want in die tijd kampeerde ik door de week nog zo'n beetje in het bouwvallige boerderijtje. Toch eerst maar even opzoeken voordat ze de pan ingingen:

Hane(n)kammen of cantharellen zei Wiek en ik herinnerde me de verhalen van mijn moeder die in haar jeugd voor adellijke dames had gewerkt. Die trokken in de herfst met kinderen en vrienden het bos in om paddenstoelen te plukken. Bij het stoven van de oogst ging er een zilveren lepeltje in de pan, dat zwart zou  worden als er een giftige tussen zat. Klinkklare onzin volgens de wetenschappers. Spelen met je leven!
`Het lekkerste vond ik de cantharellen´- er schoot altijd wel wat over voor `de meiden´- `Maar ik moest wel wat opzij zetten voor ik de eerste hap nam. Gewone mensen aten geen paddenstoelen in die tijd. We wisten er niets van en vonden ze eng.´

gestoofd met wild zwijn (wandelt hier ook nog wel eens langs)

De cantharellen smaakten ons ook uitstekend en ik bouwde al luchtkastelen over een - zeer welkome - inkomstenbron nadat ik had gelezen dat professionele paddenstoelenplukkers in Portugal 25 Euro voor een kilo hanenkammen beuren. Vooral Spanjaarden kopen ze graag.
Maar het volgend jaar waren er al veel minder en pas in januari. Het jaar daarop: Niets. Ook in de daarop volgende jaren, speurde ik tussen oktober en januari de bosgrond af op omhooggewerkte dennennaalden. Ze kwamen niet meer terug.

`Erg vreemd´, zei M., `We plukten ze vroeger met emmers tegelijk en niet alleen op uw land, maar ook op de beboste berghellingen. We aten elk jaar pannen vol `sanchas´ met macaroni, met vlees en dan nog gingen er vele kilo's de vriezer in.
Overpluk (ons land was in die tijd niet omheind), zure regen, minder dieren in het bos door ziekte (konijnen), bosbranden en uitstervend boerenbedrijf (minder voedsel) en daardoor minder mest in de bosgrond? Ik heb van alles bedacht...
En nu zijn ze er plotseling weer. Ik hoop dat ze blijven, maar ik bewaar mijn dromen over vette winsten nog maar even in de la. Het zou al fijn zijn als we ze zo af en toe zelf kunnen eten.







 


donderdag 1 december 2016

De geest uit de fles 7. Eén jaar Geringonça

Een jaar geleden, op 26 november, werd de regering van António Costa geïnstalleerd. Een `geringonça´ noemde vertrekkend voorzitter van de CDS-PP (christendemocraten) Paulo Portas de minderheidsregering van de Partido Socialista, in het parlament gesteund door communisten, het linkse blok en de groenen. Volgens de Portugese `Dikke van D.´ betekent `geringonça´ o.a.: jargon, slang (bargoens), iets dat slecht georganiseerd of doordacht is of een apparaat van goedkope kwaliteit dat het snel begeeft. `De Correspondent´ vertaalt het woord met kaarthuis. Ook wel aardig. `Geringonça´ werd in een mum van tijd door zowel rechts als links overgenomen, voor de eerste als aankondiging voor naderend onheil, voor de socialisten als een erenaam, waarmee de regering Costa zonder twijfel de geschiedenis in zal gaan.

 
"Dit is niet wat je noemt een regering, het is een `geringonça


Want juist aan die `geringonça´ dankt deze regering haar succes. Portugal heeft een traditie van meerderheidsregeringen waarin één partij de dienst uitmaakt: De rechtse `Partida Social Democrata (PSD), of de meer links georiënteerde Partido Socialista (PS). Net als in Nederland, waar inmiddels bijna alle partijen op D66 lijken, hebben die partijen de neiging om naar het midden op te schuiven. Dat is in deze regering niet mogelijk. Om een meerderheid in het parlement te vinden voor haar begroting en daaruitvolgende financieel-economische wet- en regelgeving, moet ze een - voor de communisten (PCP) en het linkse blok (BE) en hun achterban duidelijk herkenbare linkse koers varen. Daarom moet over bijna alles onderhandeld worden. En dat is nu juist zo gezond! Het vereist een voortdurende alertheid en voorkomt de gebruikelijk arrogantie van de zittende regering.

Daar heb je natuurlijk wel een koorddanser-duivelskunstenaar van een onderhandelaar voor nodig. En dat is nu premier António Costa ten voeten uit, die in de tijd dat hij burgemeester van Lissabon was (2007 -2015), in de gemeenteraad een pact met de communisten wist te sluiten (en niet in de Kamer van Koophandel, foutje `Correspondent´). En hij is niet alleen gedwongen om te onderhandelen met de communisten en het linkse blok - die elkaar ook niet echt mogen - maar ook met de rechterflank van zijn eigen partij en - vooral - met het neo-liberaal georiënteerde Europa, dat deze regering vanaf het begin met tegenzin en argwaan
tegemoet trad.

geringonça

 Costa heeft in het afgelopen jaar - zeer tegen de zin van o.a. Merkel, Schäuble en Dijsselbloem, die maar bleven doorzeuren over meer bezuinigingen en extra maatregelen die Portugal zou moeten nemen - aan Europa laten zien dat je kortingen op de salarissen van overheidspersoneel ongedaan kunt maken kleine pensioenen en het (belachelijk lage) minimumloon kunt verhogen, feestdagen (4) in ere herstellen, armoede kunt bestrijden en weer een beetje hoop aan het land kunt geven - kortom een linkse politiek kunt voeren -  terwijl je je toch houdt aan de afspraken m.b.t. het begrotingstekort en het stabiliteitspact.
Dit jaar bleef het Portugese begrotingstekort keurig binnen het met de Europese Commissie afgesproken 2,5%, voor het komend jaar belooft het land een tekort van slechts 1,7%. En hoewel een aantal indirecte belastingen en accijnzen wel zijn gestegen, wordt de belastingdruk op salarissen en pensioenen niet verhoogd.

Het was een moeilijk jaar voor de regering Costa. In de EU moest niet alleen gestreden worden om de begroting van 2016 geaccepteerd te krijgen, ook moest er hard gelobbyd om de strafmaatregelen (korting op de Europese structuurfondsen) van de baan te krijgen. Dat is gelukt en ook de begroting van 2017 is weer rond gekomen. De `geringonça´ is niet uit elkaar gevallen, zoals oppositie en opiniemakers voorspelden, maar juist sterker geworden en het zou bijna niemand meer verbazen als ze het volledige mandaat van vier jaar haalt. De betrokken partijen moeten behoorlijk wat inleveren - en dat aan hun achterban verkopen - maar, zoals Costa twee weken geleden zei: `Não têm de engolir sapos´ (lett. Men hoeft geen padden te slikken; leuke taal hé, dat Portugees).

Hoofdrolspelers Apolónia (PEV), de Sousa(PCP), Martins (BE) en Costa (PS)

 De oppositie heeft het nakijken. Het CDS, vertegenwoordigd door Assunção Cristas, probeert met leugens en populisme de publieke opinie te beïnvloeden (men denkt alweer aan de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar), de voomalige premier en nu oppositieleider Pedro Passos Coelho (PSD) voorspelde dat na de zomer de `hel over Portugal zou komen´, maar kreeg, zoals bijna alle onheilsprofeten, ongelijk. Hij begint al meer op de burgemeester van Juinen (Koot en Bie) te lijken en nu zijn Hekking (Paulo Portas) de politiek heeft verlaten, overtuigt hij bijna niemand meer.

Bovendien leeft hij in diepe onmin met de president - en partijgenoot - Marcelo Rebelo de Sousa, die er volgens hem alles aan had moeten doen om de `geringonça´ zo snel mogelijk te wippen, maar die in tegendeel welkome steun verleent aan `een regering die zorgt voor politieke en financiële stabiliteit´ en het uitstekend kan vinden met premier António Costa, die een oud (rechten)student van hem is.
Passos Coelho zal snel met een ander verhaal moeten komen, anders gaat hij op de politieke schroothoop. Er ligt al een opvolger - Rui Rio, ex-burgemeester van Porto - op de loer.   
     

 

   


donderdag 24 november 2016

Stad en land 16. Aardbeving in Lissabon

Er wordt wat afgebouwd in Lissabon, of liever gezegd: Verbouwd, gerenoveerd. Oude huizen, of hele gebouwen vinden na een opknapbeurt gretig aftrek bij de snel groeiende toeristensector en de - internationale - woningmarkt. Het haveloze, afgeleefde Lissabon van de jaren ´80 en ´90 van de vorige eeuw maakt in razend tempo plaats voor een springlevende en kosmopolitische stad met goed onderhouden gevels en daken. Maar onder het plaveisel het moeras! Die verbouwingen worden niet altijd even gewetensvol en deskundig verricht. 

 

Om ruimtes aan te passen aan de eisen van moderne huurders en kopers worden (draag)muren weggesloopt zonder dat de zaak voldoende wordt ondersteund, gevels verzwakt door vergroting van ramen en hier en er wordt soms zelfs volledig het verband uit een gebouw gehaald. De enige eis die de bouwverordening (2012) stelt is dat een renovatie de aardbevingsbestendigheid van het gebouw niet mag verslechteren. Een gebod dat makkelijk voor verschillende uitleg vatbaar is, vooral als het gebouw al  `met touwtjes aan elkaar hing´. Architecten en andere (bouw)deskundigen waarschuwen voor een ramp met misschien wel tienduizenden doden en gewonden bij een krachtige aardbeving in Lissabon als de regels niet worden verscherpt en er geen beter toezicht op de renovatiebouw wordt gehouden.

 

`O sismo de 1755

    

1 November 1755 was een feestdag voor de bevolking van Lissabon, Allerheiligen, de kerken zaten vol gelovigen en het was druk op de traditionele allerheiligenmarkt. De paarden waren wat wild die morgen en ook de andere dieren maakten meer kabaal dan anders, maar zelfs de grote vluchten vogels boven de stad verontrusten niemand. Het was immers tijd voor de trek.
Rond half tien voelde men de eerste schok, al snel gevolgd door een groot aantal andere, die gapende kloven in de aarde veroorzaakten. Kerken stortten in en de kerkgangers werden onder het puin bedolven. In paniek ontvluchtte een groot deel van de bevolking de smalle straten van de stad. Naar de haven! Achter hun rug vlogen de - voor het grootste deel houten - huizen in brand. Maar in plaats van redding, betekende die vlucht voor velen de dood. De aardbeving, vermoedelijk met een intensiteit van 9 op de schaal van Richter, werd gevolgd door een tsunami met golven van meer dan 10 meter hoogte, die mensen en gebouwen verzwolgen, waaronder het trotse koninklijke paleis `Paço de Ribeira´ met de (kunst)schatten van generaties uitzuigende heersers en de onvervangbare bibliotheek. De stad brandde 5 dagen lang en daarna was er niet veel meer van over. Volgens schatting vonden zeker 10.000 mensen de dood.

Marquês de Pombal, zoals hij zichzelf graag zag

 De koning en zijn familie ontkwamen, omdat zij de feestdag buiten de stad vierden, maar D. José I (1714-1777) hield aan de ramp een fobie over voor ommuurde ruimtes en verbleef de rest van zijn leven in een complex van luxe ingerichte tenten op de `Alto (hoogte) de Ajuda´ in het westelijke deel van Lissabon.
Zijn staatssecretaris/premier Sebastião José de Carvalho e Melo, beter bekend onder de naam Marquês de Pombal ( vert. `van het Duivenhok´), die zich al een sterke positie had weten te veroveren tijdens het nogal zwakke bewind van José I, zag zijn kansen schoon: Lissabon zou opnieuw worden opgebouwd als een moderne stad met ruime straten en pleinen (waarheen men kon vluchten tijdens aardbevingen) en bovenal met aardbevingsbestendige huizen en gebouwen.
Volgens de overlevering liet hij architecten hun ontwerpen op schaal presenteren, waarna ze door stampende soldaten aan - op aardbeving lijkende - trillingen werden blootgesteld. Als de `maquette´ instortte, werd het ontwerp afgewezen.

maquette van een `Pombalina´gebouw

Zo - ongeveer - ontstond de bouwstijl `Pombalina´ volgens welke tussen 1755 en 1880 in Lissabon werd gebouwd. Deze stijl kenmerkt zich door gebouwen tot 4 verdiepingen met een flexibele houten kooiconstructie `Die wel schudt maar niet instort´, met brandwerende tussenwanden. De houten vloeren werden met ijzeren ankers aan de gevels bevestigd. De gevelconstructie is opgevuld met een (licht) mengsel van kalk en puin, vaak bedekt met tegelwerk (azulejos).
Deze bouwstijl was behalve vanwege zijn aardbevingsbestendigheid revolutionair omdat er voor het eerst in de geschiedenis op grote schaal `prefab´ werd gebouwd. De gebouwen werden buiten de stad volledig op maat gemaakt en daarna op hun plaats als een puzzel in elkaar gezet. Al naar gelang de status van het gebouw werden ornamenten toegevoegd.

renovatie van een `Pombalina´ woning

 Omdat er al anderhalve eeuw geen aardbeving meer werd gevoeld en de angst daarvoor in de schoenen was gezakt werd het `Pombalina´ gebouw opgevolgd door veel minder veilige `Gaioleira (1880-1940), de vogelkooi: Hogere gebouwen met gemetselde muren zonder horizontale verbinding. De brandwerend tussenmuren werden weggelaten om de ruimten beter te kunnen benutten. Het - huidige - wegbreken van tussenmuren en overspannen d.m.v. stalen balken, om de ruimtes te veranderen of te vergroten, maakt de gebouwen nog kwetsbaarder voor aardbevingen.


 Tussen 1940 en 1960 is er sprake van een gemengde manier van bouwen (Mista). De gebouwen worden nog hoger en er worden elementen van gewapend beton ingebracht. Veel  vloeren worden geconstrueerd met stalen profielen gevuld met bakstenen (`Abobadilha´). Vaak is er aan deze gebouwen al veel verbouwd, tussenwanden zijn weggehaald en steunmuren opgevangen door stalen balken, waardoor de krachtenverdeling in het gebouw asymmetrisch is geworden.

betonskeletbouw

 Na 1960 wordt zie je in Portugal eigenlijk nog maar op één manier gebouwen verrijzen: Eerst een skelet van gewapend beton, met betonnen draagmuren rond trap en lift. Daarna worden gevels en binnenmuren gevuld met een metselwerk van holle bakstenen. De vloeren bestaan uit holle bakstenen die rusten op betonnen balkjes en waarover een cementen dekvloer wordt gestort. De gevels worden afgewerkt met stuc en verf of tegelwerk. Uniform en redelijk veilig in geval van een aardbeving.

Dit artikel is niet bedoeld om je geplande reisje naar Lissabon te annuleren. Veel gebouwen zijn zonder twijfel veilig en zo waarschijnlijk is een aardbeving net in jouw vakantie nu ook weer niet. Maar mede door de recente rampen in Italië zijn de ogen van de betrokken deskundigen - gelukkig - weer eens open gegaan en is er in de media een discussie losgebarsten over de veiligheid van de renovatiebouw en de dwingende invloed van de onroerend goedlobby daarop. De stad kan er alleen maar veiliger door worden.  
   



  

  


           

donderdag 17 november 2016

Van de boerderette 36. Kool

Over kool wordt vaak nogal minachtend gedaan: In weinig originele (detective)romans bezoekt de hoofdpersoon steevast een woonkazerne waar in het trapportaal de penetrante koollucht hangt - armoedegeur -  en waar hij, gezien als een rotte kool bij een groenvrouw, iemand een kool gaat stoven. Maar het sop blijkt de kool niet waard te zijn. Als het om het sparen van de kool of de geit gaat, valt de keuze gegarandeerd op de laatste. Kinderen groeien als kool, maar verkopen vaak nog apekool, spruitjes worden gasballen genoemd en boksers hebben bloemkooloren. Toch is kool een heel belangrijke groenvoorziening voor de mens. Vooral in de winter, wanneer in de kouwe grond niet veel anders dan leden van deze uitgebreide familie te vinden zijn en sla en sperziebonen alleen met weinig duurzame energie uit de kas of aangevoerd per vliegtuig te krijgen zijn.

 

couve-galega

 

Kool wordt al zo'n 5000 jaar door de mens gekweekt en gegeten en in die vijftig eeuwen is men druk bezig geweest om uit de zogenaamde `oerkool´ een enorme variëteit van rassen te ontwikkelen, die vaak nauwelijks nog iets met elkaar gemeen lijken te hebben, zoals bijvoorbeeld rode kool en broccoli. Er zijn koolsoorten waarvan het blad gegeten wordt: boerenkool, witte kool, van andere soorten komen de bloemen: broccoli, bloemkool, of de okselknoppen: spruitjes, op het bord. En dan zijn er nog de kruisingen met andere plantensoorten, zoals de - bijna vergeten - koolraap, die `bij ons thuis´ vroeger in de winter wekelijks op tafel kwam (met maizenasaus), niet te verwarren met de - in Nederland - minder bekende knolraap. Maar we eten niet allemaal dezelfde kool.

couve-portuguesa of penca

In Portugal zijn van oudsher de bladkolen (couve-de-folhas) populair, vooral omdat ze weinig veeleisend zijn wat grondsoort en bemesting betreft en bijna het hele jaar door gegeten kunnen worden.
Om te beginnen de `couve galega´ een robuuste kool die een stengel als een boomstammetje ontwikkelt, met grote donkergroene bladeren en die nog het meest op boerenkool lijkt. Iedereen die een moestuin heeft - en dat zijn er in het arme, rurale Portugal nogal wat - plant er op zijn minst een stuk of acht voor de `caldo verde´, de groene soep, die van fijngesneden koolbladeren, aardappels en een beetje olijfolie wordt gemaakt en waarop je zo´n beetje kunt overleven (zie Mediterraan dieet, Bijzonder Portugees 7).

nabos

En andere bladkoolsoort die we in Nederland niet kennen, maar waar de Portugese keuken niet buiten kan, is de `penca´, ook wel `couve portugues´ (Portugese kool), of  `tronchuda´ genoemd. Die heeft een wat gladder en zachter blad dan de `couve galega´, en wordt gegeten als groente bij rijst of aardappels, maar er wordt ook soep van gemaakt (Bijzonder Portugees 1. Soep!). Penca is er in vele soorten met namen zoals `Povoa´ of `Pão de Açúcar´ (Suikerbrood). In Noord Portugal moet deze kool op kerstavond (met de `bacalhau´, stokvis) op tafel staan. Meestal wordt de eerste penca in de late zomer op het gerooide uienveld gezaaid.

nabiças

 En dan krijgen we de grote verwarring: `grelos´, `nabiças´, `nabos´, `grelos-de-nabo´ en `couve-(de)-nabo´. Hoewel ik elk jaar trouw `nabos´ en `nabiças´ zaai, heeft tot nu toe nog niemand me behoorlijk kunnen uitleggen hoe dat met al die namen zit, maar met Wikipedia kom ik een heel eind. `Nabiças´, in het Nederlands `raapstelen´, zijn de jonge uitlopers van een aantal verschillende koolsoorten, maar met name die van de knolraap, `nabo´. Gemakkelijk te telen - gewoon zaaien op een stukje schone, aangeharkte grond voor de septemberregens, zijn ze een bron van vitamine en calcium en bovendien erg lekker, vooral gesauteerd met een ruime hoeveelheid knoflook. Ze zijn een beetje bitter, de bloemen, `grelos-de-nabo´ smaken wat zoeter.  Sommige knolraapsoorten worden speciaal voor het groen , `couve-nabo´ boven de grond geteeld. De knollen zijn dan te verwaarlozen, andere zijn er voor de knol, die als groente wordt gegeten, maar vaker nog in de soep gaat. In Portugal kun je deze groenten dagelijks in de supermarkt
kopen.

grelos-de-nabo

Wittekool, `repolho´ en savooiekool, `couve-lombarda wordt ook al van oudsher geteeld, maar pas in de laatste decennia zie je in Portugal soorten als broccoli, romanesco en zelfs spruitjes, `couve-de-bruxeles´ in de winkel verschijnen. Ook hier slaat de globalisering toe. Maar meestal gaan toch bij voorkeur de traditionele koolsoorten in het karretje. Bekend en een stuk goedkoper.   
  

woensdag 9 november 2016

Bijzonder Portugees 30. Magusto, kastanjefeest

Een straffe wind blaast de bijtende rook precies naar de ingang van C&A en FNAC in de Rua de Santa Catarina, de drukste winkelstraat van Porto, maar je moet niet denken dat iemand zich daarover beklaagt. Het is immers kastanjetijd. De verkopers roosteren hun kastanjes in een grote pan met gaatjes op het houtskoolvuurtje in hun karretje en dat die houtskool niet altijd eerste kwaliteit is en er vaak geweldige rookwolken veroorzaakt, nemen winkelaars en winkeliers voor lief. Hoort bij de herfst. Ook ik koop er een paar. Voor twee Euro krijg je een dozijn gepofte kastanjes in een puntzak, gemaakt van een pagina uit een tijdschrift. En net als zovelen brand ik mijn vingers. Gloeiend heet, maar lekker!

 


De docente die ´s avonds Portugees voor buitenlanders in de oude school aan de Rua de Fábrica Social in Porto gaf, vond dat we naast het leren van de taal ook moesten inburgeren. Dus vierden we rond Sint Maarten `Magusto´, het kastanjefeest. Iedereen moest kastanjes en liefst ook iets te drinken naar school meenemen. Na de les werden op het schoolplein `fogereiras´ met houtskool gevuld en ontstoken en al snel zaten we met zo'n tien nationaliteiten in de walm van roosterende kastanjes Engels te fluisteren - we mochten eigenlijk alleen Portugees met elkaar praten; ze was streng hoor! - en wijn te drinken.

Overal in Portugal worden op of tussen Allerzielen en São Martinho (Sint Maarten, 11 november) `Magusto´ feesten gehouden. In verenigingen en op scholen, in groepen vrienden of familie. Er worden kastanjes, in sommige streken zelfs eikels, gepoft in magnetrons, ovens en koekenpannen. Maar toch het liefst buiten op de barbecue of de `fogareira´, een soort van blikken vergiet met een stuk pijp eronder dat als voet dient. In die pijp zit een flink gat voor de trek. In de `vergiet´ gaat houtskool, rooster erboven en klaar is je barbecue. Je koopt zo'n ding voor een Euro of vijf in de supermarkt. Helemaal áf is het, als je ook nog een speciale pot van metaal of aardewerk hebt om kastanjes in te roosteren.

fogereira van blik


fogereira en roosterpotten voor kastanjes van aardewerk

Men vermoedt dat de `Magusto´ een overblijfsel is van een voor-christelijk offerfeest, waarbij op middernacht een tafel met geroosterde kastanjes werd neergezet voor de overledenen van de familie. Die kastanjes werden daarna niet meer door de levenden aangeraakt, want ze zouden bedekt zijn met het speeksel van de doden.  

Bij de kastanjes wordt `vinho doce´, zoete wijn - de eerste jonge wijn na de druivenoogst - gedronken, `jeropiga´ (wijn waarvan de gisting is gestopt door toevoeging van aguardente), of água-pé (ook zo iets, maar dan op basis van druivenmost). Hangt af van de streek waarin je verkeert. Zo'n `Magusto´ is een gezellig samenzijn (`convivio´) met vrienden, kennissen of familie, waarop veel gegeten en gepraat en zelfs gezongen wordt. Meestal leent het weer - de `Verão de São Martinho´, zomer van Sint Maarten, zich daar ook prima voor: Een plotselinge warme `hik´ van drie tot vijf dagen in de novemberkou (gaat dit jaar eens een keer niet door, aan de weersverwachting te zien).


Bijna iedereen kent wel de legende van Sint Maarten, die - toen nog soldaat - in de stromende regen een bijna naakte bedelaar tegen kwam, met zijn zwaard zijn mantel in tweeën sneed en die deelde met de arme man. God vond dat kennelijk zo'n aardig idee, dat hij de regen stopte en een lekker zonnetje liet schijnen: Zie daar de `Verão de São Martinho´.

Ook mijn zoontje vierde bijna elk jaar `Magusto´ op school. Dan mochten de ouders voor kastanjes en frisdrank zorgen. Ik herinner me nog een liedje dat hij uit zijn hoofd moest leren en voorzingen:

Castanhas, castanhas                     Kastanjes, kastanjes
assadinhos com sal                         geroosterd met zout
quentinhas, quentinhas                 heet geroosterd
que não te façam mal                     zodat ze je (buik) geen kwaad kunnen doen

Saltitam, crepitam                           Ze springen en kraken
tome lá en da cá                                neem daar en geef hier
São Martinho sem vinho              Sint Maarten zonder wijn
e castanhas não há                          en kastanjes bestaat niet.

Zelf  ben ik weer avonden lang zoet geweest met het koken en schillen van de kastanjes van onze eigen bomen. Zes minuten koken en niet meer dan tien te gelijk. Nogal bewerkelijk, maar een mooie gelegenheid om alle 9 cd´s van de `Brigada Victor Jara´ weer eens te beluisteren (Muziek 12.). Er liggen weer kilo's gepelde kastanjes in de vriezer. Erg lekker bij vlees of vis uit de oven. Tien minuten voor het serveren een handvol in de ovenschaal en smullen maar.

Overigens heb ik vandaag nauwelijks een hap door mijn keel kunnen krijgen. Vanwege de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten. Had jij daar ook last van? Bruut machismo, racisme, vreemdelingenhaat en stompzinnigheid aan de macht (Van een zekere Duitse dictator dacht men ook dat die wel mee zou vallen in het gebruik). Na een campagne die nog het best valt te omschrijven met de titel van de bekende film van Ettora Scola: Brutti sporchi et cattivi, Bah... 

 

 

donderdag 3 november 2016

Bijzonder Portugees 29. Allerheiligen - Allerzielen

Afgelopen dinsdag werd in Portugal weer op traditionele manier `Todos-os-Santos´, Allerheiligen, gevierd. In 2013 werd deze nationale feestdag - met nog een paar andere - door de vorige regering geschorst: Portugal moest aan het werk. Niks feestdagen, uren maken! Omdat het opschorten van die feestdagen geen zichtbaarder resultaat had dan de toename van het aantal ziektedagen, heeft de huidige regering de feestdagen weer in ere hersteld. Tot grote blijdschap van de bezoekers van de kerkhoven en de handelaren in bloemen en `allerheiligenlichtjes´. Want hoewel dat eigenlijk op `Dia dos Fiéis Defuntos´, Allerzielen, zou moeten - maar dat is geen vrije dag - bezoeken tienduizenden families, na een mis in de ochtend, de kerkhoven om er de grafzerken en -tuintjes van hun dierbaren te verzorgen, bloemen te leggen en lichtjes (kaarsen in een gekleurd glazen potje) bij de graven te zetten. Een adembenemend gezicht, al die - voornamelijk rood - oplichtende graven, als je langs een kerkhof komt.

 

families bezoeken het kerkhof



Zo'n beetje in de tweede eeuw n.C. kwam bij katholieken het gebruik in zwang om martelaren die waren gestorven in naam van het geloof en die zich dus zeker in de hemel bevonden, te verzoeken om gunsten, genezing enzovoort. Er kwam een liturgische kalender, waarop de sterfdagen van martelaren werden vermeld, die diende als leidraad voor gebeden, missen en waken. Maar omdat Christenen vaak bij bosjes werden afgemaakt, vooral ten tijde van de vervolgingen van de Romeinse keizer Diocletianus in het begin van de derde eeuw, was die kalender al snel vol.
Daarom werd er in de vierde eeuw een speciale dag voor alle martelaren in het leven geroepen: De zondag na Pinksteren en omstreeks 610 besloot paus Bonifatius IV het Pantheon, dat bedoeld was om de Romeinse goden te eren, om te dopen tot monument voor alle heiligen van de overwinnende religie.

 





                                                         De handelaren zijn er blij mee

 Langzamerhand werden niet meer alleen martelaren als heiligen geëerd, maar ook mannen en vrouwen die hun leven volledig in dienst stelden van het geloof (tegenwoordig moet daar van de paus ook nog een `bewezen´ wondertje bij).
Ergens rond 740 (Ja, we vliegen door de eeuwen) werd door paus Gregorius III in Rome een kapel gewijd aan alle heiligen, bekend of onbekend (want je weet maar nooit). Hij veranderde de datum van de viering van Allerheiligen naar 1 november. Waarschijnlijk deed hij dat om het heidense `Samhain´, het Keltische dodenherdenkingsfeest, dat in Groot-Brittannië rond die tijd hardnekkig werd doorgevierd, in zijn netje te vangen. In 837 verklaarde een opvolgende paus 1 november tot universele christelijke feestdag.

En zo is het - voor katholieken en Anglicanen (protestanten hebben het niet zo op heiligen) in de meeste Europese landen - gebleven. Nederland is daarbij een uitzondering: In 1968 verplaatste kardinaal Alfrink, naar ik aanneem onder druk van bazen en bonden, Allerheiligen naar de eerste zondag na 1 november.


 In Portugal bestaat op Allerheiligen, behalve het bezoek aan de kerkhoven, nog een andere oude traditie: `Pão-por-Deus´ (Brood voor God). In sommige streken gaan groepen kinderen met een zak de buurt rond om een speciaal brood, amandelen, walnoten, granaatappels en kastanjes op te halen en te zingen (lijkt een beetje op het Nederlandse Sint Maarten). Het is ontstaan uit een heel oude gewoonte om wijn en brood op de graven te leggen, tot de katholieke kerk dat in de 5e eeuw, als heidens gebruik, verbood. Daarna werd het een officiële bedeldag voor de armen, tot men in de 20e eeuw besloot dat alleen kinderen tot 12 jaar ´s morgens tot 12 uur aan het `Pão-de-Deus´ mochten meedoen.
Jammer genoeg wordt deze traditie bijna helemaal verdrongen door - traditioneel Angelsaksische, maar voor Portugal uit Amerika overgewaaide - Halloween, dat in de afgelopen decennia erg populair is geworden. 

 
 Op Allerzielen, `Dia dos Fiéis Defuntos´, herdenken bijna alle aanhangers van het christelijke geloof de doden en bidden voor het heil van alle, bekende of onbekende, zielen die nog niet in de hemel zijn aangekomen (en dus in het Vagevuur verkeren). Een traditie die in de 10e eeuw in een Frans Benedictijner klooster is ontstaan. In de 13e eeuw werd 2 november een officiële kerkelijke gedenkdag.
Portugal kent geen bijzondere traditionele activiteiten op deze dag, maar er zal wel druk gebeden worden.  

donderdag 27 oktober 2016

Van funk tot fado 20. Filho da Mãe

Filho da Mãe - spreek uit Fi-ljoe da Main (met een heel dun ennetje) - is de hoogst merkwaardige artiestennaam waaronder de Lisboeetse gitarist Rui Carvalho optreedt en waarmee hij zijn cd's ondertekent. Letterlijk betekent het `moederszoon´, maar de uitdrukking wordt meestal gebruikt om aan te geven dat iemand een hufter is. Onschuldiger dan `filho da puta´, maar wel een stuk venijniger. De naam komt voort uit uit zijn rol als gitarist in een van zijn eerste bandjes `Asneira´, dat onder andere `lelijk woord´ betekent.


Rui Carvalho (36), geboren op de Azoren en opgegroeid in de suburbs van Lissabon, wilde eigenlijk - wat hebben die jochies daar toch mee - topvoetballer worden, maar hoewel het hem niet aan spelinzicht ontbrak en hij een goeie rechtse punter weggaf, wist hij de voetballers van zijn wijk niet te overtuigen.
Toen het ook niets werd met zijn carrière als tuinman, besloot hij zijn leven maar helemaal aan de muziek te wijden.
Hij speelde elektrische gitaar in postrock en -hardcore bandjes als `Asneira´ en `If Lucy Fell´ (naar de gelijknamige film van Eric Schaeffer), geboren in 2004, en deed een project met de band `Linda Martini´ (beste Portugese rockgroep van dit moment). Maar de akoestische gitaar, waarmee hij naar eigen zeggen, een haat-liefde verhouding heeft bleef trekken.

En kennelijk had hij composities in zijn hoofd, want in 2011 bracht hij zijn eerste solo-album `Palacio´ uit en publiek en pers waren razend enthousiast. De muziek is onrustig, stads met thema's die elkaar soms abrupt afwisselen, maar waarin onder al dat virtuoze spel toch ook een zekere melancholie hoorbaar is. Zoals in dit `Não sei designar barcos´ (Ik kan geen boten tekenen)

  
                                          https://www.youtube.com/watch?v=_wKsx7J3HzU

Op deze cd experimenteert hij met ook met elektronische effecten en samplet hij melodielijnen die doorspelen terwijl hij soleert, bijvoorbeeld in het hallucinerende `Helena Aquática´:

                                  
                                          https://www.youtube.com/watch?v=8vOejVU0IRU

Als je het geduld kunt opbrengen, kun je met de volgende link het Fnac-concert zien en horen, waarin Filho da Mãe op een verbluffende manier laat zien dat hij het - met een flesje bier - live minstens net zo goed doet. Op applaus reageert hij niet of nauwelijks, maar af en toe voegt hij het publiek een paar (zelf) relativerende  woorden toe: `De cd is achterin de zaal te koop, want ook ik heb geld nodig.´  

Zijn tweede album, `Cabeça´ (Hoofd), dat hij ver buiten de hoofdstad in Montmor-o-Novo is wat kalmer en meer klassiek akoestisch. Emotioneler, hoewel de titel anders doet verwachten: "Het (album) heeft de naam `Cabeca´, maar dat  heeft niets te maken met het idee `rationeel´. Het gaat meer over het vrijlaten van de stemmen in het hoofd wanneer we tegen ons zelf zeggen dat we teveel over de dingen nadenken. Onbewust is het een veel emotioneler album (FdM)´

Van deze cd laat ik het gelijknamige stuk `Cabeça´ horen:


                                           https://www.youtube.com/watch?v=LxT8XI51Skc

en natuurlijk `Um Monge Às Costas´ (een monnik op zijn rug):


                                          https://www.youtube.com/watch?v=kt5irQH8blk

(Dat overigens toch weer met wat elektronische wind eindigt)

Voor zijn nieuwste cd `Mergulho´ (Duik), maart 2016, trok hij zich terug in het `Mosteiro (klooster) de Rendufe´ in Amares (Minho), een soort residentie/ontmoetingsplaats voor artiesten (Encontrarte).
In een interview in `Revista´ beschrijft hij zijn dagelijks routine tijdens de opnamen van dit album als volgt: "Ontbijt, koffie, een beetje opnemen in de ochtend, (vertwijfeld) wachten op het middagmaal, koffie, met misschien wat (een borreltje) erbij, flink opnemen in de middag, stoppen om 19.00 uur of later, avondmaal klaarmaken, luisteren naar de muziek van de dag met misschien nog iets erbij (een drankje), misschien ´s nachts opnemen (hang af van Senhor Padre), naar bed, dromen van gebroken nagels en vallende gitaren. De volgende dag hetzelfde:"
De muziek is ruimtelijker, rustiger en de gitarist keert voor deze cd helemaal terug naar de akoestische gitaar.
Toch is het geen `pastorale´, want: "Je kunt de stad niet uit je hoofd wegnemen, alleen uit je lichaam"

Van `Mergulho´ het melancholieke `Marcha de Pedra´ (Stenen Mars) 



                                          https://www.youtube.com/watch?v=OfNmN41iBVQ

en `Madagáscar´:


                                          https://www.youtube.com/watch?v=rNI4LUHbDvU

Filho de Mãe is een `nieuwe parel van de Portugese muziek´, zoals Tó Trips (Dead Combo) in 2011 naar aanleiding van de het verschijnen van `Palacio´ opmerkte, "Grote hufter! Grote plaat!"


donderdag 20 oktober 2016

Stad en land 15. 100 jaar station São Bento

Op donderdag 5 oktober 1916, om 1 uur ´s middags reed de eerste trein het station São Bento binnen. Hij werd opgewacht door een enorme menigte die van de nationale feestdag (vestiging van de republiek) gebruik maakte om de inhuldiging bij te wonen en het station te bezichtigen. Afgelopen woensdag 5 oktober werd de 100e verjaardag van het station gevierd. Minister van planning en infrastructuur, Pedro Marques en de burgemeester van Porto, Rui Moreira pakten de microfoon, maar historische woorden zijn er blijkbaar niet gevallen, want de kranten maakten  nauwelijks melding van de inhoud van de toespraken. Er werd gewezen op het belang van het station, dat met 1 miljoen reizigers per jaar, uitgangspunt is voor treinverbindingen naar Braga, Vigo, Lissabon en de lijn langs de Douro, het belang van de architectuur en de tegeltableaus voor het toerisme van de stad. En natuurlijk kwamen ook de plannen voor een hotel in de ongebruikte magazijnen van het station en een ruimte voor verschillende restaurants aan de zijkant van het gebouw aan bod. Wat zou je verder ook over een station moeten zeggen?   

 
onthulling herdenkinsplaquette
 

`Hè, 1916, da´s ook laat´, hoor ik je denken, `Dik voor 1850 had je toch al treinen´. Inderdaad en zelfs in het achteraf gelegen Portugal werd al in 1856 de eerste spoorlijn - tussen Lissabon en Santarém - geopend. In 1975 werd de verbinding tussen Porto en de grens met Noord-Spanje, de `Linha de Minho´ ingehuldigd en twee jaar later de brug `Ponte de D. Maria Pia´(Eiffel), die de verbinding van Porto met Midden- en Zuid-Portugal mogelijk maakte. Maar het station van Porto was `Campanhã´ dat - in die tijd - ver van het centrum, aan de buitenkant van Porto lag. Men wilde dolgraag een station in het centrum van Porto, op de plaats van het klooster `São Bento de Ave-Maria´, vlak bij de `Praça da Liberdade´,  maar er moest gewacht worden tot de laatste non van dat klooster het loodje legde. Dat zat zo:

In de jaren dertig van de 19e eeuw werd in Portugal een - uit Engeland overgewaaid - liberalistisch regiem ingevoerd. Eén van de voornaamste vertegenwoordigers daarvan was Joaquim Antónius de Aguiar - bijgenaamd `O Mata-Frades´, De Monnikenslachter, die in 1934, als minister van justitie en kerkelijke zaken, een decreet uitvaardigde dat de opheffing van alle religieuze ordes inhield. De kloosters met bijbehorende eigendommen werden genationaliseerd, monniken en broeders moesten binnen enkele dagen hun biezen pakken. Maar vanwege de publieke weerstand tegen dat al te liberale geweld, werd een uitzondering gemaakt voor de kloosters waarin vrouwelijke ordes vertoefden. Die mochten in hun kloosters blijven totdat de laatste zuster was overleden.

standbeeld van de `monnikenslachter in Coimbra

Zo ook in het in 1518 gestichte Benedictijner klooster `São Bento de Ave-Maria´ (São Bento is in het Nederlands Sint Benedictus). de laatste non overleed in 1892 en daar had het gemeentebestuur met smart op zitten wachten, want in 1887 lag er al een plan voor het station klaar. Een jaar later werd aan de directie van de `Caminhos de Ferro´, de Portugese spoorwegmaatschappij, toestemming verleend om de spoorlijn van station Campanhã door te trekken richting Praça da Liberdade. Dat was nog een heel gedoe, want er moesten verschillende tunnels door het graniet onder de stad worden geboord. Toen men daar in 1896 eindelijk mee klaar was, was er nog geen station, maar men was zo blij met de verbinding dat er in aller haast een houten barak werd opgetrokken die dienst kon doen als station voor de inhuldiging en de aankomst van de eerste trein op 7 november van dat jaar.

lang geleden...

Pas in 1900 - leve de bureaucratie - werd het ontwerp voor het nieuwe station van architect José Marques da Silva goedgekeurd. De eerste steen werd gelegd door koning Dom Carlos I (in 1908 door de Republikeinen vermoord) en zijn vrouw Dona Amélia. Ironisch genoeg duurde de bouw van het station tot 1916 en werd het op 5 oktober, de 6e verjaardag van de vestiging van de Portugese Republiek (nationale feestdag), ingehuldigd en in gebruik genomen.

En daar stond het dan, een nogal kostbaar, maar trots gebouw, waarvan de granietstenen gevels de, voor die tijd gebruikelijke, Franse invloed verraden. Ook het `moderne´ gebruik van ijzer en glas voor de constructie van de overkapping is kenmerkend voor die tijd. Wat echter het station zo bijzonder maakt en een absolute `must´ voor iedereen die Porto bezoekt, zijn de enorme tegeltableaus die 551 vierkante meter van de wanden in de aankomst- en vertrekhal bedekken. Die zijn van de hand van de eminente kunstschilder Jorge Colaço (1808 -1942) en verbeelden belangrijke gebeurtenissen uit de Portugese historie - zoals de overwinning van Ceuta - en pastorale tafelen. Maar dat soort details kun je verder in je reisgids opzoeken.
 
stationshal met tegeltableaus
         

woensdag 12 oktober 2016

De geest uit de fles 6. António Guterres, Secretaris-generaal van de VN

Dat was goed nieuws, vorige week. Goed nieuws voor António Guterres, goed nieuws voor Portugal en voor de wereld, want men had zonder twijfel geen betere keus kunnen maken voor het nieuwe mandaat van Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, na een verkiezingsproces dat zich voor de eerste keer in de geschiedenis van de VN kenmerkte door transparantie en uiteindelijke unanimiteit van de keuze. Het succes van zijn kandidatuur is voor een deel te danken aan de onberispelijke Portugese diplomatie tijdens de verkiezingsronden en de absolute steun van zowel links als rechts Portugal, maar in de allereerste plaats aan de persoonlijke kwaliteiten en belangrijke staat van dienst van António Guterres zelf. De nieuwe Secretaris-generaal aanvaardde zijn benoeming "Nederig en klaar voor enorme uitdagingen". En die liggen er wél op hem te wachten.

 

 

Bijna elke generatie - en vooral als die wat ouder wordt - durft wel te beweren dat het nog nooit zo slecht met de wereld gesteld is dan nu en dat we nu toch echt `Dansen op de vulkaan´: Nog dichter bij de afgrond, nog dichter bij het vuur en het wordt alleen maar erger met het uur (De Dijk). Oorlog en terrorisme, de dreiging van een wereldwijde milieuramp, Meestal is er sprake van een combinatie van collectief gebrek aan geheugen en angst voor veranderingen die de toekomst brengt. De wereld staat bijna altijd wel ergens in brand en de mensheid heeft al vele rampen overleefd, maar het is waar dat de nieuwe Secretaris-generaal van de Verenigde Naties een zware taak te wachten staat: De oorlog Syrië (probeer maar eens te onderhandelen met een gewetenloze Basher al-Assad en een op zijn tenen getrapte Putin), Daesh, het nakomen van de Parijse milieu-afspraken en het gigantische vluchtelingenprobleem, om er maar een paar te noemen.


Vooral met dat laatste heeft hij veel ervaring opgedaan tijdens zijn taak als Hoge Commissaris van de Vluchtelingen (UNHCR) van 2005 tot 2015, waarin hij leiding gaf aan 10.000 medewerkers in 126 landen die bescherming en bijstand moesten bieden aan 60 miljoen vluchtelingen. In die tijd voerde hij structurele bezuinigingen in `overhead´ administratiekosten door, waardoor meer geld voor noodhulp voor het snel groeiende aantal vluchtelingen - met name uit Afrika en het Midden Oosten vrijkwam, het grootste vluchtelingenprobleem sinds de Tweede Wereldoorlog. Tijdens zijn twee mandaten van vijf jaar bezocht hij vele vluchtelingenkampen en legde wereldwijd belangrijke contacten, die hem bij zijn nieuwe taak goed van pas komen.

In een kamp met Somalische vluchtelingen in Kenia

António Guterres werd in 1949 geboren in Santos-o-Velho, Lissabon, waar zijn vader een hoge functionaris bij de gas- en elektriciteitsmaatschappij was. Zijn moeder kwam uit Fundão (Castelo Branco) waar het gezin veel tijd doorbracht. Na zijn officiële benoeming, afgelopen donderdag, zag het zwart van de verslaggevers in het stadje, waar hij van 1979 tot 1995 voorzitter van de gemeenteraad was en waar zelfs een straat naar hem vernoemd is, die allemaal een van de 750 inwoners wilden interviewen. Die hadden niets dan goeds over António  te vertellen: `Zo'n aardige, behulpzame jongen. Altijd betrokken bij de problemen van anderen´.

Al snel bleek dat hij heel begaafd was. Op het `Liceu de Camões´ won hij in 1965 de Nationale Lyceumprijs en beëindigde zijn cursus elektronica (telecommunicatie) aan de technische hogeschool (universiteit) van Lissabon met heel hoge cijfers. António Guterres was en is nog steeds erg katholiek, hij werd zelfs gerekruteerd door `Opus Deï´, maar door zijn deelname aan de katholieke jeugdbeweging en de groep `Luz´ (Licht), die zich bezig hielden met sociale misstanden en het (in die tijd onvermijdelijke) lezen van Marx, raakte hij steeds meer betrokken bij de politiek, waarin hij een middel zag om de enorme sociale ongelijkheid in Portugal te bestrijden.

Met Angelina Jolie in een Jordaans vluchtelingenkamp

Na de Anjerrevolutie in 1974 wordt hij onder de hoede van Manuel Alegre, een van de oprichters van de PS (socialistische partij), actief lid van die partij, waarin hij zich als overtuigd katholiek moet verdedigen tegen de overwegend atheïstische vrijmetselaarsideeën van de overige militante leden. Hij wordt achtereenvolgens kabinetchef en staatssecretaris van `Energie en Industrie in de Provisorische Regeringen I t/m III. Vanaf 1976 is hij parlementslid voor de PS en voorzitter van vele belangrijke parlementscommissies.
In 1992 wint hij het partijvoorzitterschap van Jorge Sampaio en als in de Partido Socialista in 1995 de verkiezingen wint wordt hij minister-president van de minderheidsregering die een eind maakt aan het jarenlange `cavaquismo´ (muf soort liberalisme, vertegenwoordigd door Cavaco Silva) en waarin hij zich inzet voor dialoog met andere politieke krachten en verbetering van het onderwijs. In die tijd blijkt ook zijn talent als redenaar. In 1999 probeert hij het nog eens met een minderheidskabinet, maar na een enorme nederlaag van de PS bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2001, gebrek aan steun aan de regering en interne onenigheid binnen de partij, dient hij - nogal onverwachts - zijn ontslag als premier in. Naar zijn zeggen om "te voorkomen dat het land in een politiek moeras terecht komt".
Tussen 1999 en 2005 is hij voorzitter van de Socialistische Internationale en adviseur van de `Caixa Geral de Depositos´ (staatsbank). In 2005 wordt hij benoemd tot Hoge Commisaris van de Vluchtelingen.

bekend om zijn oratorische vermogens

Na zijn benoeming volgde een enorme stroom van felicitaties uit vele landen en organisaties. De voorganger van Guterres, Ban Ki Moon noemde hem een superkeuze, Claude Juncker stuurde hem een lang felicitatiebericht met daaronder een hartje. Hoewel Bert Koenders wel liet blijken dat hij het eens is met de keuze van Guterres, lijkt - als ik de kranten bekijk - het nieuwe voorzitterschap van de VN Nederland een beetje langs de koude kleren af te glijden. Alleen Duitsland (Merkel) deed een beetje flauw. Daar had men liever de Bulgaarse Kristalina Georgieva, die op het laatste moment in de race kwam binnenvallen, aan het hoofd van de VN gezien. En natuurlijk was men in Bulgarije ook teleurgesteld.

António Guterres is een man van de dialoog, iemand die partijen tot elkaar kan brengen en weet te overtuigen, door het woord. Hij spreekt vloeiend Frans, Engels en Spaans en is bekend om zijn redenaarskunst. Hopelijk maakt hij de hoge verwachtingen die men van hem heeft waar. Zijn eerste daad na zijn aanstelling was meteen een historische: Hij wist voor het eerst in de geschiedenis alle leden van de Veiligheidsraad op één foto te krijgen.