woensdag 27 mei 2015

Van funk tot fado 9. Sérgio Godinho - Live

Een van mijn meest geliefde Portugese cd's is `Noites Passadas´, Verleden Nachten (1995) van Sérgio Godinho, een live-registratie van de beste liedjes die hij tussen 1970 en 1993 schreef en vertolkte. Hoewel de productie - met de technische middelen die in ´95 beschikbaar waren - wel wat beter had gekund en de opnamen hier en daar een beetje slordig aan elkaar geplakt zijn, is het zo´n hartverwarmend album, dat je dat graag voor lief neemt. Het is een compilatie van drie live-optredens in het `Teatro S. Luiz´ in 1993 en het ´Coliseu´ in Lissabon in het jaar daarop. Ik ken wel een paar studio-albums van Sérgio Godinho, maar live is hij toch op zijn best. Ik beluister de cd het liefst in m´n eentje, want dan kan ik lekker meebléren. Bovendien schiet bij het het eerste lied, `A noite passada´ zonder dat ik daar veel aan kan doen een brok in mijn keel als ik het album een tijdje in de kast heb laten staan. Een gevoel van thuiskomen.

Maar mijn favoriet blijft toch deze `É terça-feira´, Het is dinsdag, volgens mij zijn beste vertolking van het liedje ooit opgenomen, met Ricardo Rocha op de Portugese gitaar. Geen noot teveel.


Een lied over de femme fatale van de buurt, over liefde en (wan)hoop. Nou ja, lees maar mee. Ik heb het naar beste weten vertaald:




Sérgio Godinho werd op 31 augustus 1945 in Porto geboren in een gezin met grote culturele interesse, uit, zoals je dat noemt, de hogere middenklasse: Moeder met pianostudie, pa met grote collectie Franse en Braziliaanse platen, oma uit de theaterwereld met eigen radioprogramma en massa´s literatuur. Op zijn achtiende had hij genoeg van het provinciale Porto (denk aan Alkmaar begin zestiger jaren) en vertrok met `On the road´ in zijn ene achterzak en de gedichten van Pablo Neruda in zijn andere naar Zwitserland om psychologie te studeren. Hij was een leerling van Jean Piaget.
Na twee jaar wist hij dat zijn roeping elders lag. Hij reisde naar Parijs, waar hij `de lange hete lente´ van 1968 meemaakte en allerlei marginale baantjes had, zoals nachtportier in een prostitutiehotel. `Allemaal om levenservaring op te doen, voor zijn liedjes, zijn gedichten´, zegt hij later.

1970

Vanaf 1969 zingt hij twee jaar lang in de Franse productie van de musical `Hair´. In ´71 speelt hij mee op het eerste solo-album van José Mário Branco, waarvoor hij ook de teksten van vier liedjes schrijft en in het zelfde jaar neemt hij zijn eerste eigen lp `Os sobreviventes´, De overlevenden, op. In Portugal wordt het werk eerst verboden, dan vrijgegeven en daarna weer verboden, maar het wordt wel verkozen tot het beste album van het jaar. Godinho is dan al niet meer welkom in het dictatoriale Portugal.
In 1972 komt zijn tweede lp `Pré-Histórias´ uit, waarop het mysterieuze `A noite passada´, waarover hij in een interview, dat ik nergens meer kan vinden, vertelt dat hij een deel van de tekst in een politiecel heeft geschreven.

   
Het volgende jaar vertrekt hij naar Canada waar hij deel uitmaakt van een theatergroep en in een hippie-commune leeft. Wanneer het nieuws van de anjerrevolutie hem bereikt, keert hij terug naar Portugal.
In 1974 neemt hij zijn eerste lp op Portugese bodem `A queima roupa´, Van dichtbij (geschoten). Vanaf die tijd schrijft hij de liedjes die hem zo bekend en geliefd maken zoals het blijmoedige `Com a brilhozinho nos olhos´, Met een glinstering in het oog https://www.youtube.com/watch?v=P6vOKxMcI-A
en het droevig/ironische `A primeiro dia do resto da sua vida´, De eerste dag van de rest van je leven. https://www.youtube.com/watch?v=SPa0dUxWGZw , Zijn liedjes gaan vaak over alledaagse gebeurtenissen, ontmoetingen en personen, die uitvergroot en anders bekeken een soort magie krijgen. Voor hem komt - net als bij Chico Barque - altijd eerst de muziek en daarna pas de woorden.

2011

Godinho is een veelzijdig artiest. Hij  heeft (tot nu toe) bijna 20 studio-albums gemaakt, 5 live-cd´s en nog een aantal in samenwerking met anderen zoals de Braziliaanse zanger/schrijver Chico Barque, Camané, Sassetti en vele andere Portugese en buitenlandse artiesten. Hij heeft speelfilms geregiseerd, filmmuziek geschreven en rollen in films gespeeld, theater gemaakt, gedichtenbundels geschreven en en niet lang geleden ook een boek met korte verhalen. Teveel om op te noemen in dit korte bestek.
Sérgio Godinho wordt deze zomer zeventig jaar, maar ik zie hem voorlopig nog niet achter de sansevieria´s gaan zitten. Twee weken geleden zag ik hem op de televisie repeteren met pop/rockzanger Jorge Palma (heb ik het nog wel eens over) voor hun gezamenlijke show `Juntos´, Samen, die aan het eind van deze maand wordt gepresenteerd. Er zijn al twee extra concerten ingelast en die zijn ook weer dik uitverkocht.    

woensdag 20 mei 2015

Bijzonder Portugees 13. Bedevaart naar Fátima.

Jaarlijks bezoeken 5 miljoen mensen de bedevaartsplaats Fátima, in Midden-Portugal. Zelfs al zouden 1 miljoen daarvan buitenlanders zijn, wat erg hoog is ingeschat, gaat dus elk jaar ruim een derde van de Portugese bevolking op bedevaart naar het heiligdom. Op zondagen komen uit alle hoeken van Portugal, met pastoor en al, bussen vol met `Ave Maria´ zingende gelovigen, duizenden families zetten ´s morgens vroeg hun auto in de file voor de afslag Fátima op de snelweg en natuurlijk zijn er ook echte pelgrims die er een voettocht van enkele dagen, of zelfs weken van maken. De `die hards´ leggen de laatste honderden meters op hun knieën af, om daarna hun schaafwonden door de EHBO te laten verzorgen. Voor katholiek Portugal is Fátima zoiets als Mekka voor de moslims, maar ik ken ook geheel seculiere Portugezen die een gelofte doen om naar Fátima te gaan als ze slagen voor een examen of een vliegtocht overleven en na het gewenste resultaat ook daadwerkelijk een kaars voor `A Nossa Senhora de Fátima´ gaan branden. Ik weet niet of dit voortkomt uit nog het altijd aanwezige Keltische bijgeloof, of uit het principe `baat het niet, schaden zal het zeker niet.´ Hoogst merkwaardig is het wel.



Voor wie de geschiedenis van het bedevaartsoord niet kent, zal ik die even in het kort vertellen; Op 13 mei 1917 verscheen Maria boven een steeneik aan drie herderskinderen, Francisco en Jacinta Marto, broer en zus van 9 en 7 jaar oud, en hun nichtje Lúcia de Jesus dos Santos van 10. Dit fenomeen herhaalde zich nog vijf keer, waarbij steeds grotere groepen mensen (de laatste keer tegen de 70.000) getuige waren van hoe de kinderen spraken tegen een verschijning die men zelf niet kon zien. Wel zag men merkwaardige zonnewentelringen, lichtflitsen en vallende rozenblaadjes maar het kan ook zijn dat dat kwam door te lang naar de zon kijken en waarschijnlijk een soort van massahallucinatie. De kinderen kregen van Maria te horen dat er heel veel gebeden moest worden om verdoolde zielen te redden en dat er een kapel moest worden gebouwd op de plaats van haar verschijning. Voor de wat intellectueler gelovige waren er drie cryptische voorspellingen a la Nostradamus, waarvan de eerste (door de kerk) werd uitgelegd als het einde van de Eerste en de Tweede wereldoorlog - met de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, de tweede als het begin van de Russische revolutie. De derde, die tot 2000 geheim gehouden werd in het Vaticaan, zou hebben gestaan voor de aanslag op Paus Johannes Paulus II in 1981, hoewel er allerlei complottheorieën zijn die anders beweren (Als je dat soort verhalen leuk vindt, moet je `De slinger van Foucault´ van Umberto Eco maar eens lezen).
Johannes Paulus zelf was dik tevreden met de uitleg. Hij schonk tijdens een bezoek de uit zijn lichaam geopereerde kogel aan het bestuur van het heiligdom Fátima, dat het in de kroon van het Mariabeeld voor de processie liet zetten.

`Os pastorinhos´

Hoewel de katholieke kerk in eerste instantie zeer sceptisch tegenover de `verschijningen van Fátima stond - de kinderen werden zelfs gevangengezet, geslagen en voor leugenaars uitgemaakt - was zij na de laatste verschijning wel  zo´n beetje overtuigd van het wonder. Er werd een kapel gebouwd, en honderdduizenden gelovigen bezochten, eerst alleen nog op 13 mei, later het hele jaar door het bedevaartsplaats. In zijn roman `Het jaar van de dood van Ricardo Reis´ geeft José Saramago een prachtige beschrijving van zo´n 13e mei bedevaart in 1936.
Na de kapel kwam er een kerk en daarna een basiliek en er werd een enorm processieplein aangelegd. Het geld stroomt met bakken binnen. Zo´n 20 miljoen Euro per jaar (laatst bekende cijfers over 2006). Er wordt door het heiligdom niet of nauwelijks belasting betaald.
Francisco en Jacinta Marto stierven op jonge leeftijd aan de Spaanse griep. Zij werden in 2000 zalig - maar nog niet heilig - veklaard. Lúcia werd non, zag nog een aantal verschijningen (of hallucinaties), schreef haar memoires en overleed in 2005. Voor haar werd een versneld zaligverklaringsproces opgestart.
   
Vanuit het appartement in Vila Nova de Gaia, waar ik de eerste jaren na mijn verhuizing naar Portugal woonde, keken we op een witte muur aan de straatweg, waarop een ongeduldige gelovige met een spuitbus in grote zwarte letters `Canonização dos Pastorinhos já´, Heiligverklaring van de herdertjes nú, had geschreven. Een andersdenkende had het eerste woord veranderd in `Carbonização´, zodat er nu `Verbranding/verkoling van de herdertjes nú´ stond te lezen. Mijn lerares Portugees had de hele klas uitgenodigd om vreemde of grappige opschriften die we om ons heen zagen te verzamelen, maar nadat ik bovenstaande leuze in de klas had voorgelezen en liet blijken dat ik hem wel geestig vond, trapte ik op overmaatse tenen. Het kwam niet meer goed tussen ons. Over Fátima worden geen grappen gemaakt!


Voor de viering van de 13e mei gingen dit jaar 35000 pelgrims te voet naar Fátima. Het grootste deel over de bermen van autowegen. Op 2 mei, om vier uur ´s morgens werd een groep pelgrims die in de berm van de IC2 bij Coimbra liep, overreden door een auto die uit de bocht vloog. Er overleden vijf mensen van 17 tot 50 jaar en er raakten er vier zwaar gewond. Hoewel de pelgrims aan de goede kant van de weg liepen, reflecterende vesten droegen en de chauffeur van de auto onder invloed van drank en drugs verkeerde, werd er toch weer eens bij stilgestaan dat pelgrimeren op deze manier levensgevaarlijk is. Maar de alternatieve, veilige wandelpaden worden door veel bedevaartgangers niet gebruikt omdat ze aanzienlijk langer zijn. Er is wel een plan van de gemeentes van Porto tot aan Fátima voor een aanvaardbare alternatieve route, maar de uitwerking en de financiering is nog niet helemaal rond, dus dat kan nog wel even duren. De rector van het heiligdom zegt op het journaal dat de situatie een schande voor het land is, maar als hem gevraagd wordt of het bedevaartsoord ook meebetaalt aan de veilige route, zegt hij met de karakteristieke arrogantie van veel vertegenwoordigers van de katholieke kerk in Portugal: "Het is niet de roeping van het heiligdom om Portugese gemeenten te financieren". Niet dus!

     

woensdag 13 mei 2015

Portugallig 17. Staak maar raak!

Vector proponit, gubernator disponit: De passagier wikt, maar de piloot beschikt. 

Als slachtoffer ben ik natuurlijk bevooroordeeld. Ik was ingecheckt, door de paspoortencontrole en mijn bagage zat al in het vliegtuig. Toch werd mijn vlucht - twintig minuten voor vertrek - nog geannuleerd door een zorgelijk kijkend mannetje, dat in nauwelijks verstaanbaar Engels probeerde duidelijk te maken dat er geen piloot beschikbaar was om het toestel naar Amsterdam te vliegen. Na enige tijd werden we in een bus geladen en naar de aankomsthal gebracht, waar we drie kwartier wachtten voordat de band in beweging kwam. Met de herkregen bagagemochten we ons netjes in de rij voor de TAP-balie opstellen om te horen hoe verder over ons lot zou worden beschikt. De passagiers voor Amsterdam, bijna allemaal Nederlanders, namen het kalm op. Geen hysterische scheldpartijen en beschuldigingen, als op de televisiebeelden van eerdere stakingsdagen. Het was donderdagmiddag. Voor maandagochtend zou men wel thuis komen.



Voor mij had men voor dezelfde dag geen vlucht meer en een alternatief voor de volgende dag was te onzeker.
Ik had me verheugd op een reünie met ex-collega´s op zaterdag, zou weer eens lekker bijpraten met mijn zus en er stonden een aantal verrassingsbezoekjes op mijn programma. Dinsdag weer terug vanwege de katten. Erg jammer. Per sms annuleerde ik mijn afspraken en ging weer op weg naar huis, net als een lotgenoot, die in midden-Portugal woonde en op weg was naar de 94e verjaardag van zijn moeder. Dan maar in het najaar, als er tegen die tijd nog een TAP bestond. 

Dat was op de zevende dag van de tiendaagse staking van de piloten van de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP, en hoewel een uit een lange reeks, de langste uit haar geschiedenis.
Tien dagen ellende voor tienduizenden passagiers. Volgens de TAP werd ongeveer 30% van de vluchten gecanceld, volgens de piloten de helft. Het vliegveld van Porto, Sá Carneiro, had het het zwaarst te verduren.
De door de staking aan de TAP aangerichte financiële schade ligt rond de 35 miljoen Euro, de schade aan het imago en het vertrouwen van de luchtvaartmaatschappij is niet te berekenen, maar zonder twijfel enorm.
Tap directeur Fernando Pinto zei gisteren dat het bedrijf zal moeten afslanken door gebrek aan boekingen.
Ontslagen dus. Maar ook de toeristensector, vooral de horeca, heeft grote schade geleden en de onzekerheid over de betrouwbaarheid van de TAP in het buitenland heeft al voor afzeggingen van hotelboekingen tot ver na de zomer gezorgd.


Waarom staakten die piloten eigenlijk? Daarvoor moeten we een flink eind terug in de tijd. In 1999 ging het (net als nu) erg slecht met de TAP. Het bedrijf balanceerde op de rand van een faillissement. De piloten hebben toen, om het te `redden´, afgezien van een aanzienlijke loonsverhoging en een aantal vergoedingen voor onkosten en overwerk. Het ging om enige miljoenen Euro´s. In ruil daarvoor beloofde de toenmalige verantwoordelijke minister (niet goed snik) een participatie tot 20% in het maatschappelijk kapitaal in geval het bedrijf zou worden geprivatiseerd. Die overeenkomst is nooit behoorlijk geformaliseerd en de huidige regering die nu dan eindelijk de TAP gaat privatiseren (inschrijfronde sluit aanstaande vrijdag), zegt dat er helemaal geen overeenkomst is en dat ze op geen enkele manier gebonden is aan `een afspraak´ met een lid van een regering uit 1999. De rechter, hoewel met de kanttekening dat er moreel gezien iets niet in de haak is, moest de piloten ongelijk geven: Er was geen sprake van een formele overeenkomst en zo die er al was, was die verjaard. De pilotenbond nam het niet: Men was bedrogen, al die jaren aan het lijntje gehouden, draaide (door de lagere salarissen en onkostenvergoedingen) op voor het mismanagement (verliezen) van de TAP-directie en eiste nu een aandeel van 20% in het maatschappelijk kapitaal. Zo niet, staking. Tien dagen!


Minister-president Passos Coelho reageerde zoals hij op alle stakingen in de afgelopen vier jaar reageerde: Arrogant en zonder een krimp te geven, de staatssecretaris van transport verbeten en beschuldigend en de minister van economische zaken (een prachtig voorbeeld van het `Peter Principle´) met `Toe nou jongens, alsjeblieft..´. De rest van het personeel (10.000) man verzocht de piloten beleefd om ook even aan hún baan te denken.
Communisten, en `Bloco Esquerda´ (beetje linkser dan Groen Links) en zelfs Miguel Sousa Tavares (normaal gesproken een zeer intelligent politiek commentator) namen de gelegenheid waar om hun anti-privatiseringsverhaaltje weer eens af te draaien, zodat ook de leider van de `Partido Socialista´ (PvdA) zich geroepen voelde om voor uitstel van het privatiseringsproces te pleiten. Maar, zoals uit bovenstaande blijkt, daar ging het helemaal niet om.

Het lijkt me niet meer dan logisch dat de TAP geprivatiseerd wordt. Het heeft hard kapitaal nodig en volgens de Europese concurrentiewetgeving mag de Portugese staat dat niet leveren. Voor zover mij bekend is er in de rest van Europa geen, of bijna geen staatsluchtvaartmaatschappij meer te vinden. Nederland bijvoorbeeld heeft nog maar een belang van 10% in de KLM (gefuseerd met Air France). Natuurlijk is het heel belangrijk in welke mate, onder welke condities en aan wie het bedrijf verkocht wordt, maar een armlastig land als Portugal kan niet met zo'n dure molensteen om zijn nek blijven rondlopen. 
Hopelijk blijft er nog een TAP over om te privatiseren: De piloten hebben alweer een nieuwe staking aangekondigd...         

 

woensdag 6 mei 2015

Portugal maakt het 4. Ramos Pinto, geschiedenis van een porthuis

"Doe maar een fles port. Ik ben wel een portdrinker", was het antwoord, toen ik vroeg wat ik voor haar zou meenemen. "Goed, maar wat wil je: witte of rode, ruby of tawney?", vroeg ik, in één keer mijn hele portwijnkennis op tafel gooiend. "Tawney is wel het lekkerst, maar toch ook de duurste? Hier in ieder geval wel." "Hangt er vanaf", zei ik stoer. "Ik zoek wel wat moois uit." In de winkel zag ik een stijlvol verpakte fles `Lágrima´ (Traan) van portbottelaar Ramos Pinto. Daar had ik pas een korte documentaire over gezien. Het enige - in ieder geval van oorsprong - Portugese porthuis dat `vintages en reservas´ uit de vorige eeuw voor honderden  Euro´s per fles op de markt brengt. En hoewel het sinds 1990 deel uitmaakt van de Franse Roederer (champagne) groep, kocht ik toch liever deze echte Portugese vinho do porto dan Brits koloniale of dat sop van de martinimob.


Adriano Ramos Pinto was eigenlijk kunstschilder, hij had gestudeerd aan de `Academia das Belas Artes´, maar hij had zijn zinnen gezet op het creëren van een eigen porthuis. In 1880, op zijn eenentwintigste begon hij daar mee. De financiële kant van de porthandel had hij afgekeken bij Sandeman en Co, waar hij een paar jaar als boekhouder werkte, maar het inzicht dat in Brazilië met zijn duizenden Portugese emigranten de kansen lagen en zijn, voor die tijd unieke, begrip van het belang van publiciteit, maakte dat hij in minder dan vijftien jaar alle binnenlandse en Engelse porthuizen voorbijstreefde en de grootste exporteur van portwijn naar Zuid-Amerika werd.


Dat hij zo goed slaagde zat hem vooral in de kwaliteit van zijn portwijn en de grote aandacht die hij aan de marketing besteedde.
Om de kwaliteit te waarborgen, kocht hij geen druiven op, zoals de meeste porthuizen deden, maar breidde het aantal wijnboerderijen (Quintas) dat zijn vader in Régua aan de Douro bezat uit, zodat hij zelf de contrôle had over het hele productieproces. `Kwaliteit kun je maken, maar het moeilijkste is om die te behouden´ was zijn devies.
Maar misschien wel het belangrijkste was de manier waarop zijn portwijn zich onderscheidde door de spectaculaire vormgeving van de etiketten van de flessen, dozen en affiches. Ware kunstwerken, die in de loop der jaren steeds gewaagder werden, Adriano's portwijn met de zoete smaak van erotiek verbindend.
Voor de afbeeldingen werden de beste kunstschilders en affichemakers ingehuurd en ook nu nog heeft het bedrijf banden met de `Faculdade de Belas Artes´ van de universiteit van Porto. Een bezoek aan de kelders van Ramos Pinto om de kunst op posters en verpakkingen te bekijken maakt zelfs deel uit van het cursusprogramma.

`Geef blijdschap aan de bedroefden
en stoutmoedigheid aan de verlegenen
zoals de Griekse lofzang (op Dionysos) zei´

In1896 gingen de zaken zo goed, dat Adriano zijn broer António, een leerling van beeldhouwer Soares dos Reis, die een van de eerste fotografiewinkels in Porto had, uitnodigde om partner in de zaak te worden. Het werd `Ramos Pinto & Irmão (broer)´.
Adriano kon zich nu volledig toeleggen op de zakelijke kant van het bedrijf en António, de fotograaf, op de publiciteit.
Adriano begreep het belang van innovatie. Hij had de eerste bottelmachines en hij besteedde veel aandacht aan de kwaliteit van de kurken en beschermende verpakking van de portflessen, die in tegenstelling tot de port van zijn concurrenten, bijna altijd in goede staat op de plaats van bestemming aankwam.
In 1918 werd het bedrijf omgezet in een BV. De markten van andere landen werden bewerkt en er werden `reservas´en `vintages´ in `pipa´ (eikenhouten vat van 540 liter) en fles in de kelder gelegd, die nu voor flinke prijzen verkocht worden.

De portkelders in Vila Nova de Gaia

In het begin van de jaren ´70 van de vorige eeuw, besloot men ook tafelwijnen te gaan maken.
Een belangrijke rol in de ontwikkeling van het bedrijf speelde de vinoloog João Niclau de Almeida, die in 1976 in dienst kwam. Hij selecteerde de vijf beste druivenrassen voor het Dourogebied en mechaniseerde de productie van Douro tafelwijnen. Een ware revolutie in dat gebied.
Op dit moment bezit het porthuis Ramos Pinto vier `quintas´ in het `Douro Vinhateiro´ gebied, met een oppervlakte van 360 hectare. Hoewel de productie grotendeels geautomatiseerd is, wordt 20% van de druiven nog steeds op traditionele wijze in grote `lagars´ (bassins) met de voet geperst. Sinds 1997 heeft Ramos Pinto een eigen museum, waarin de hele geschiedenis van het porthuis zichtbaar is gemaakt.