woensdag 6 mei 2015

Portugal maakt het 4. Ramos Pinto, geschiedenis van een porthuis

"Doe maar een fles port. Ik ben wel een portdrinker", was het antwoord, toen ik vroeg wat ik voor haar zou meenemen. "Goed, maar wat wil je: witte of rode, ruby of tawney?", vroeg ik, in één keer mijn hele portwijnkennis op tafel gooiend. "Tawney is wel het lekkerst, maar toch ook de duurste? Hier in ieder geval wel." "Hangt er vanaf", zei ik stoer. "Ik zoek wel wat moois uit." In de winkel zag ik een stijlvol verpakte fles `Lágrima´ (Traan) van portbottelaar Ramos Pinto. Daar had ik pas een korte documentaire over gezien. Het enige - in ieder geval van oorsprong - Portugese porthuis dat `vintages en reservas´ uit de vorige eeuw voor honderden  Euro´s per fles op de markt brengt. En hoewel het sinds 1990 deel uitmaakt van de Franse Roederer (champagne) groep, kocht ik toch liever deze echte Portugese vinho do porto dan Brits koloniale of dat sop van de martinimob.


Adriano Ramos Pinto was eigenlijk kunstschilder, hij had gestudeerd aan de `Academia das Belas Artes´, maar hij had zijn zinnen gezet op het creëren van een eigen porthuis. In 1880, op zijn eenentwintigste begon hij daar mee. De financiële kant van de porthandel had hij afgekeken bij Sandeman en Co, waar hij een paar jaar als boekhouder werkte, maar het inzicht dat in Brazilië met zijn duizenden Portugese emigranten de kansen lagen en zijn, voor die tijd unieke, begrip van het belang van publiciteit, maakte dat hij in minder dan vijftien jaar alle binnenlandse en Engelse porthuizen voorbijstreefde en de grootste exporteur van portwijn naar Zuid-Amerika werd.


Dat hij zo goed slaagde zat hem vooral in de kwaliteit van zijn portwijn en de grote aandacht die hij aan de marketing besteedde.
Om de kwaliteit te waarborgen, kocht hij geen druiven op, zoals de meeste porthuizen deden, maar breidde het aantal wijnboerderijen (Quintas) dat zijn vader in Régua aan de Douro bezat uit, zodat hij zelf de contrôle had over het hele productieproces. `Kwaliteit kun je maken, maar het moeilijkste is om die te behouden´ was zijn devies.
Maar misschien wel het belangrijkste was de manier waarop zijn portwijn zich onderscheidde door de spectaculaire vormgeving van de etiketten van de flessen, dozen en affiches. Ware kunstwerken, die in de loop der jaren steeds gewaagder werden, Adriano's portwijn met de zoete smaak van erotiek verbindend.
Voor de afbeeldingen werden de beste kunstschilders en affichemakers ingehuurd en ook nu nog heeft het bedrijf banden met de `Faculdade de Belas Artes´ van de universiteit van Porto. Een bezoek aan de kelders van Ramos Pinto om de kunst op posters en verpakkingen te bekijken maakt zelfs deel uit van het cursusprogramma.

`Geef blijdschap aan de bedroefden
en stoutmoedigheid aan de verlegenen
zoals de Griekse lofzang (op Dionysos) zei´

In1896 gingen de zaken zo goed, dat Adriano zijn broer António, een leerling van beeldhouwer Soares dos Reis, die een van de eerste fotografiewinkels in Porto had, uitnodigde om partner in de zaak te worden. Het werd `Ramos Pinto & Irmão (broer)´.
Adriano kon zich nu volledig toeleggen op de zakelijke kant van het bedrijf en António, de fotograaf, op de publiciteit.
Adriano begreep het belang van innovatie. Hij had de eerste bottelmachines en hij besteedde veel aandacht aan de kwaliteit van de kurken en beschermende verpakking van de portflessen, die in tegenstelling tot de port van zijn concurrenten, bijna altijd in goede staat op de plaats van bestemming aankwam.
In 1918 werd het bedrijf omgezet in een BV. De markten van andere landen werden bewerkt en er werden `reservas´en `vintages´ in `pipa´ (eikenhouten vat van 540 liter) en fles in de kelder gelegd, die nu voor flinke prijzen verkocht worden.

De portkelders in Vila Nova de Gaia

In het begin van de jaren ´70 van de vorige eeuw, besloot men ook tafelwijnen te gaan maken.
Een belangrijke rol in de ontwikkeling van het bedrijf speelde de vinoloog João Niclau de Almeida, die in 1976 in dienst kwam. Hij selecteerde de vijf beste druivenrassen voor het Dourogebied en mechaniseerde de productie van Douro tafelwijnen. Een ware revolutie in dat gebied.
Op dit moment bezit het porthuis Ramos Pinto vier `quintas´ in het `Douro Vinhateiro´ gebied, met een oppervlakte van 360 hectare. Hoewel de productie grotendeels geautomatiseerd is, wordt 20% van de druiven nog steeds op traditionele wijze in grote `lagars´ (bassins) met de voet geperst. Sinds 1997 heeft Ramos Pinto een eigen museum, waarin de hele geschiedenis van het porthuis zichtbaar is gemaakt.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten