dinsdag 5 juni 2018

Van de boerderette 44. Dudeljo klinkt zijn lied



Het regent alweer,  maar het is nu toch echt lente. De roodstuitzwaluwen hebben het gat in hun nest op de veranda gerepareerd (zie Van de boerderette 39 en 40) en hebben daarna al een week niets van zich laten zien. Waarschijnlijk op jacht in lager gelegen gebieden met meer insecten. De hop scheert als een F16 rakelings over de nok van het keukendak. In zuidwestelijke richting om eten of nestmateriaal te bemachtigen, in noordoostelijke terug naar het nest, ergens dichtbij verborgen in het bos. We zullen ´m maar niet storen. De mussen tsjilpen erop los onder de dakpannen. Die hebben al lang jongen en denken alweer aan de volgende gezinsuitbreiding. Maar de primeur van dit jaar is toch wel de wielewaal, die kennelijk in een van de hoge eiken van mijn buurman nestelt. Ik hoor zijn roep dagelijks en heb hem zelfs al een paar keer gezien. Een grote vogel, eigeel met zwarte vleugels.

 

                                      zang van de wielewaal door Marleen Roelofs (YouTube)

In het geboortejaar van mijn vader schreef componist en muziekpedagoog Andries Hartsuiker het befaamde lied:` Kom mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij de wielewaal.´ Hoewel het vooral werd opgenomen in zangbundels van “de rooien”: De Arbeiders Jeugd Centrale, Bond van Arbeiders Jeugdvereenigingen, kenden mijn katholiek opgevoede ouders het lied ook. Ik leerde het op de lagere school als canon en zong het in marstempo op zomerkampen van welp en verkenner in de bossen, waarbij we er een eer in stelden om het `jo´ van dudeljo zo luid mogelijk te brullen. Ik zag of hoorde  nooit een wielewaal. Waarschijnlijk zongen we te hard. Het is een bijzonder schuwe vogel.


Je kunt je afvragen: Wat moet die dan met zulke opvallende en contrasterende kleuren? Wonderlijk genoeg werken die kleuren juist camouflerend voor omhoog kijkende mensen of dieren. De wielewaal houdt zich niet bezig met laag-bij-de-grondse zaken. Hij beweegt zich voornamelijk in de hoogste lagen van het bos en nestelt in hoge bomen, bij voorkeur in riviergebieden, zoals hier bij de Douro. Het nest wordt als een wiegje aan een hoge tak gehangen. Leuke overeenkomst met `onze´ roodstuitzwaluw is, dat ook deze vogel aan mantelzorg doet (Nee, dat idee is echt niet in Nederland uitgevonden). De jongen uit het eerste nest helpen zo nodig pa en ma bij het voeden van het tweede broed. Geheel vrijwillig en niet uit bezuinigingsdrift opgelegd door de regering.


De wielewaal houdt van een gevarieerd menu van insecten, rupsen en vlinders, maar ik moet ook oppassen dat hij niet met mijn kersen, bessen en frambozen aan de haal gaat en - later in de zomer - met de vijgen. Daar lust hij wel pap van. Vandaar dat de Portugezen hem `Papa-figos´, vijgeneter, noemen. Die hebben niet, zoals de Fransen (loriot), de Duitsers (pirol), of de Nederlanders (wielewaal), de vogel naar zijn zang proberen te vernoemen - elk volk schijnt die vogel weer anders te horen bekken. Ikzelf hoor zoiets tsji-tii-de-lieuw de-lieuw en zeker geen dudeljo! Hier klinkt de zang van de wielewaal luid en duidelijk, met een gedistingeerd galmpje. Dat wordt veroorzaakt door de berghellingen rondom ons, die een soort van amfitheater vormen.


Op de valreep las ik nog dat Hans Dorrstijn in 2012 een boek heeft geschreven met de titel `Dudeljo!´
Daar kan ik zo snel niet meer aankomen, maar ik kan je de voordracht van zijn gedicht `De Wielewaal´niet onthouden:

                                    







vrijdag 18 mei 2018

Bijzonder Portugees 39. Gek? Nee en nog eens nee!

Wat dacht je van een verhaal voor de afwisseling. Een liefdeshistorie. Waar gebeurd.  Misschien had je het nog niet gemerkt, maar diep in zijn hart is de Portugeest een romanticus.  `Kom nou, Portugeest´, zul je zeggen, `Wat romantiek? Dit is toch veel eerder een verhaal over  onderdrukking van de vrouw, een verhaal over vilein machismo, vernedering en corruptie! Natuurlijk, dat is het óók, maar in tegenstelling tot veel van dit soort verhalen, loopt dit goed af. Waarheid en liefde overwinnen en de macho heeft het nakijken. Lees nou maar verder...


Maria Adelaida is de enige erfgenaam van de winstgevende krant `Diário de Notícias´, die door haar vader is opgericht. Natuurlijk mag zij als vrouw die krant niet besturen. Zoiets zou ondenkbaar zijn in het Portugal van het het begin van de 20e eeuw. Men had daarvoor een echtgenoot voor haar gekozen: Alfredo da Cunha. Maria Adelaida mag het huishouden bestieren, kinderen baren en de gasten ontvangen op de drukbezochte feesten die de da Cunhas regelmatig geven. Hetgeen ze braaf en met een vrolijk gezicht doet, tot haar man een privé chauffeur voor haar in dienst neemt (en na enige tijd weer ontslaat; vermoedt hij iets?).

Maria Adelaida Coelho da Cunha

Op 25 november 1918 wordt Maria Adelaida Coelho da Cunha tegen haar wil opgesloten in de vleugel voor misdadigers van het psychiatrisch ziekenhuis `Conde do Ferreira´ in Porto. De eerste week brengt ze door in eenzame opsluiting. Er wordt haar in die week geen enkele therapie of medicatie geboden. Een diagnose of medische indicatie voor haar verblijf daar ontbreken. De directeur van het instituut heeft zonder voorbehoud de conclusie van haar echtgenoot geaccepteerd:
Getuige haar volledig gebrek aan spijt moet ze wel waanzinnig zijn.

Nog geen twee weken eerder, op 13 november, verlaat Maria da Cunha, eenvoudig gekleed, zonder haar juwelen en zonder bagage de echtelijke woning in Lissabon. Vanaf station `Rossio´ neemt ze de trein naar Santa Comba Dão, een klein stadje in het district Viseu in het midden van Portugal, waar haar geliefde, haar vroegere chauffeur Manuel Claro, haar opwacht met paard en wagen. Ze verandert haar naam in Maria Romana Claro en vanaf dat moment is zij de vrouw van Manuel. Zij is 48 jaar en hij 25 als ze gaan samenwonen op de eerste verdieping van een eenvoudig pension in Santa Comba Dão.

Natuurlijk is haar man, Alfredo da Cunha, bezorgd over de verdwijning van zijn vrouw. In de `Diário de Notícias´ verschijnt een week lang een bericht `Vermist´, met een beschrijving van haar postuur en de kleding die zij droeg tijdens haar verdwijning. Maar  (uit vrees voor een schandaal?) haar naam wordt niet genoemd..
Op 22 november ontvangt Alfredo een met groene lak gesloten brief, met als afzender niet meer dan de naam Adelaide. Het bericht is kort: `Ik ben in leven, maar onder omstandigheden waarin ik me in alle opzichten als dood beschouw [voor de wereld, vert.] en ik het verkieslijk vind dat jullie me als zodanig beschouwen.´ Ze schrijft deze brief nadat ze haar vermissingsbericht in de krant heeft gelezen. Ze vergeet dat het poststempel haar adres verraadt...
 
Manuel Claro

In de avond van 24 november bonkt de politie op de deur van het pension. Buiten staat Alfredo da Cunha te wachten. Hij begrijpt nu dat zijn vrouw vrijwillig voor een armoedig bestaan aan de zijde van een geliefde - met slechts de helft van haar leeftijd - heeft gekozen. En concludeert dat ze waanzinnig is geworden. Hij weigert haar verzoek om een echtscheiding en laat haar naar Porto overbrengen. Manuel Claro is die avond niet thuis.

Hoewel ze ook na die eerste week van volledige isolatie constant in de gaten wordt gehouden door een haar toegewezen dienstmeisje, weet Maria Adelaida da Cunha aan pen en papier te komen. Ze houdt een dagboek bij en schrijft een paar brieven aan haar geliefde Manuel, die ze met hulp van een personeelslid van de instelling verzonden krijgt.
Er wordt een vluchtplan voorbereid. Op 2 februari 1919, na het diner, profiteert Maria Adelaida van het moment dat haar dienstmeisje de afwas doet, om naar de binnenplaats te vluchten. Haar geliefde heeft een enorme houten ladder in elkaar geknutseld om over de muur te komen. Ze vluchten die nacht naar Rossâo, een klein dorp in het geïsoleerde Castro Daire.

Maar haar eigen familie verraadt haar verblijfplaats aan haar echtgenoot. Ook haar verwanten zijn van mening dat de verandering van haar geestesgesteldheid en haar `krankzinnige liefde´ wijzen op een psychische stoornis. Ze wordt zonder omwegen opnieuw opgesloten in de psychiatrische instelling en haar `zwaar te schande gezette´ echtgenoot wendt al zijn invloed aan om Manuel achter de tralies te krijgen. De chauffeur wordt gevangen gezet op beschuldiging van ontvoering en verkrachting.

Alfredo da Cunha

Maria Adelaida staat een wrede en afstandelijke behandeling te wachten in de instelling. Alleen het bijhouden van haar dagboek, dat ze ´s nachts onder haar kussen bewaart, weerhoudt haar ervan om daadwerkelijk gek te worden. Er zijn geen onderzoeken en er is diagnose noch behandeling. Wanneer ze eindelijk bezoek krijgt van haar zoon (kwaad) en haar dochter (verbijsterd), verneemt ze dat men haar in een psychiatrische instelling in het buitenland, waarschijnlijk Parijs, wilde `opbergen´. Ze weigert, omdat ze zeker weet dat ze haar geliefde Manuel dan nooit meer zou zien. De familie start een proces om haar `onbekwaam´ te verklaren en op die manier geheel afhankelijk van de luimen van haar echgenoot en bewindvoerder te maken.

Nog tijdens dit proces verkoopt Alfredo, zonder toestemming van zijn vrouw, voor een enorm bedrag, de krant. Iets wat hij absoluut niet mag doen, nu zij nog niet officieel onbekwaam is verklaard.
In alle haast wordt een artsenberaad van drie gerenommeerde psychiaters bijeengeroepen, die een `geestelijke stoornis´ diagnosticeren, gebaseerd op een zogenaamde geschiedenis van depressies in de familie en een kennelijk gebrek aan moraal van deze vrouw, `die alles in de steek laat om te vluchten met een knecht´. Een farce!
`Naderhand blijken er documenten te bestaan die bewijzen dat haar man de psychiaters uit eigen zak heeft betaald voor het vaststellen van deze diagnose. `Dit was algemene praktijk in het psychiatrisch ziekenhuis tijdens het bewind van directeur Júlio de Matos´, stelt Manuela Gonzaga, die een boek schreef over het drama.

Niets lijkt de familie er nu van te kunnen weerhouden om Maria Adelaide onder te brengen in een psychiatrische instelling in het buitenland. Maar men heeft buiten de standvastigheid van de `eenvoudige chauffeur´, Manuel Claro, gerekend. Vanaf zijn gevangenneming heeft deze een advocaat gecontracteerd, die al snel de complete onwettelijkheid van de gedwongen opname van Maria Adelaide doorziet.
Op 9 augustus 1919 begeeft de advocaat, vergezeld door de `Governador-civil´ do Porto (hoogste districtsbestuurder) zich met een order van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het `Hospital Conde da Ferreira´ om vrijlating van de vrouw te eisen. Na negen maanden gedwongen opsluiting, zonder behoorlijke diagnose of therapie, is ze eindelijk vrij.

In de daaropvolgende vier jaar leeft Maria Adelaide verborgen voor de wereld in het huis van een familie uit de hogere burgerlijke klasse die zich haar lot had aangetrokken en weet de sympathie van een aantal dames uit de elite van Porto te winnen. Ten eerste omdat ze het slachtoffer is van misbruik door een ijdele macho man, die bovendien ook nog eens uit Lissabon komt (!).

recente heruitgave van het boek

Om zich te beschermen tegen de razernij van Alfredo da Cunha en om de eer van Manuel Claro te verdedigen, die nog steeds in de gevangenis van Aljube (Lissabon) zit, publiceert Maria Adelaide delen uit haar dagboek in een boek dat ze de naam `Doida Naõ!´(Gek [of een Gekkin] Nee!) geeft, dat in 1920 wordt uitgegeven.
Haar boek etaleert alle vernederingen die ze heeft moeten ondergaan vanwege `de simpele misdaad om lief te hebben´. Nu barst het schandaal los, vooral omdat haar echtgenoot antwoordt met een eigen versie: `Helaas gek!´, dat integraal wordt opgenomen in de `Diário de Notícias´.
De gemeenschap verdeelt zich in twee kampen: De traditionele bourgeoisie kiest voor het grootste deel de kant van de `in de steek gelaten echtgenoot´, maar voor de meerderheid van het Portugese volk is het `een geval van totale liefde´ en machtsstrijd. De werkende klasse identificeert zich natuurlijk met de `underdog´.

Maria Adelaida krijgt steun van een conurrent van de `Diário de Notícias´: `A Capital´, een krant die op haar voorpagina stukken uit het dagboek van haar publiceert en een onderzoek start naar de onregelmatigheden rond haar opname in het psychiatrisch ziekenhuis. Men ontdekt dat daar verschillende vrouwen op illegale wijze zijn opgenomen, niet omdat ze gestoord zijn, maar als bestraffing door hun familie. De zaak wordt hoog opgenomen door het parlement en er volgt een wetswijziging.
Nu moet haar geliefde Manuel vrij. Die zit nog steeds gevangen. Beschuldigd, maar nooit  berecht. In de publieke opinie wordt de positie van de geliefden steeds sterker en in januari 1922 wordt Manuel Claro vrij gelaten. De juridische kosten worden betaald door de vakbond voor chauffeurs.

Na vier jaar strijd zijn ze eindelijk samen. De publieke opinie is nu zo sterk tegen Alfredo da Cunha, dat deze niets meer tegen ze kan ondernemen. De chauffeursvakbond regelt een taxi voor Manuel en een standplaats in Porto, waar het paar gaat samenwonen. Maria Adelaida doet naaiwerk. Ze leven nog lang en gelukkig. Nadat haar (ex)echtgenoot is overleden, herenigt ze zich in 1944 met haar kinderen. In 1954 overlijdt ze. Manuel blijft tot zijn dood in Porto wonen.

Maria Adelaida op latere leeftijd

Nou, was dat geen mooi verhaal? Een beetje lang misschien, maar het boek telt 408 bladzijden en die worden vast niet in het Nederlands vertaald. Heb je toch maar mooi een uittreksel gelezen!

Dit verhaal is gebaseerd op en deels vertaald uit een artikel in de zaterdagbijlage van de krant `jornal de Noticias´ naar aanleiding van een heruitgave van het boek `Doido Não e Não´ van Maria Adeaida Coelho da Cunha door de journaliste en historica Manuela Gonzaga.



 

dinsdag 10 april 2018

Bijzonder Portugees 38. De communisten




Het rode vaandel prijkt nog steeds bij hem aan de muur
Debatteert me kameraden van het eerste uur
Je hoeft hem echt niets te vertellen
Tegenstand doet hem versnellen 
Het heeft geen zin..
`De Waarheid´ staat vast als een dijk
In een arbeidersstaat heerst recht en is iedereen gelijk
Hij heeft het lef niet om onzeker te zijn.


In de jaren ´90 van de vorige eeuw mocht ik als zanger van de legendarische band ``t Skip In´ dit couplet van het door de bekende singer-songwriter/saxofonist Ben van Hooff geschreven lied `Het lef om onzeker te zijn´ zingen. Een wonderschone ballade over geestelijke starheid, waarin ook de Jehova, de xenofoob, de narcistische intellectueel en de buiskluisteraar aan de beurt komen.

´t Skip In

Ik moet daar vaak aan denken als ik op de televisie debatterende leden van de Portugese Communistische Partij (PCP) weer eens hoor vervallen in gebral over de `Strijd van de arbeider tegen het grootkapitaal, de massa´s die zich zullen verheffen...´ en meer van dergelijke Marxistische vaktaal uit de eerste helft van de vorige eeuw.

"Hebben jullie nog steeds een serieuze communistische partij?", vroeg ik ruim twintig jaar geleden verbaasd aan mijn Portugese vriendin: "Dan zijn jullie vast de enige in de Europese Unie. Dat is toch een anachronisme!"
Het is nu 2018 en ze zitten er nog steeds, die communisten. Met 15 volksvertegenwoordigers - van de in totaal 230 - in de `Assembleia da Republica´, het Portugese parlement. Goed voor ruim 6% van de stemmen.

de `Geringonça´

En ze laten van zich horen. Op dit moment hebben ze zich verplicht om de zogenaamde `Geringonça´, de minderheidsregering van de `Partida Socialista (PS)´ op hoofdlijnen, zoals de jaarlijkse begroting, te steunen. Maar als het om zaken gaat die de huidige regering niet ten val kunnen brengen, nemen ze nog steeds - net als ooit in Nederland - hun eigenwijze en soms hoogst merkwaardige standpunten in: Zo deden ze de plannen van de regering om de oncontroleerbare, abominabele staat van het Portugese bos nu eindelijk eens daadwerkelijk te hervormen stranden, omdat ze tegen onteigening (pas na 5 jaar, en zelfs daarna nog met het recht van de eigenaar om zich te melden en zijn land weer in bezit te nemen) van percelen bos met onbekende eigenaar waren. Dat zou de `kleine eigenaar´ benadelen ten opzichte van de `grootgrondbezitter´.

De `Partido Comunista Português (PCP)´ is van mening dat Portugal uit de Europese (Monetaire) Unie moet stappen. Volgens de partij is toetreding tot de Euro voor Portugal een ramp geweest. Tegelijkertijd wil ze bij datzelfde Europa een herstructurering van de gigantische staatsschuld bedingen!?
Op internationaal gebied is ze tegenstander van sancties tegen het Venezuela van Nicolás Maduro, het Noord-Korea van Kim Jong-un, omdat de wereld zich niet mag bemoeien met de `keuze van een volk voor een Chavistische c.q. op Marxistische beginselen gestoelde maatschappij´ en, wegens voor de hand liggende redenen, moet Portugal zich niet met de Krim en - het eens tot de invloedssfeer van de Sovjet Unie behorende - Angola bemoeien.
De communistische jongeren (JCP) besloten laatst - gelukkig zonder consequenties - dat de dienstplicht weer in Portugal ingevoerd zou moeten worden.
Op 29 mei stemden PCP tegen het wetsontwerp ter legalisering van euthanasie, omdat men `geloofde in de bescherming van het leven en de voorgang van de medische wetenschap´. Een onverwacht conservatief standpunt. In dezelfde week zette de partij de regering onder druk om de schadevergoedingen voor eigenaren van tweede woningen die door de branden van vorig jaar zijn verwoest met voorrang te behandelen. Dat zou goed zijn voor de lokale economie. Of je boer Koekoek hoort oreren! 

De PCP werd in 1921 opgericht. In 1923 hield ze haar eerste congres (met 100 leden). In 1926 werd ze verboden en moest ze haar werk ondergronds voortzetten tot de Anjerrevolutie in 1974. Vooral tijdens de dictatuur van de `Estado Novo´ van Salazar was de onderdrukking van de partij erg groot. Leden werden door de geheime staatspolitie, de `Pide´ vervolgd en -vaak zonder enige vorm van proces - gevangengezet. Beroemd is het verhaal over de ontsnapping van 10 partijleden uit de zwaar beveiligde gevangenis in Peniche in 1960 (vertel ik nog wel een keer) Onder hen Álvaro Cunhal, die van 1961 tot en met 1991 Secretaris-Generaal van de partij was. Hij vluchtte naar Moskou en verbleef daarna in Parijs tot de revolutie van 25 april 1974.

Àlvara Cunhal
Bij zijn terugkeer werd hij op het station in Lissabon omarmd door de partijvoorzitter van de socialistische partij (PS), Mário Soares. Maar die liefde was van korte duur. Na de mislukte coup van extreem-linkse militairen - de PCP heeft altijd ontkend daarbij betrokken te zijn geweest - in november 1974, ontstond een sfeer van wantrouwen tussen communisten en socialisten. In het jaar na de revolutie had de PCP veel invloed en was betrokken bij nationaliseringen van o.a. mijnen, banken, schepen, het herverdelen (onteigenen) van landbouwgronden en het `zuiveren´ van krantenredacties door  de revolutionaire strijdkrachten (MFA) onder leiding van Vasco Gonçalves.

Dat werd natuurlijk niet door iedereen in dank afgenomen en het is dan ook geen wonder dat de communisten bij de eerste vrije verkiezingen in 1975 slechts ruim 12% van de stemmen kreeg, tegenover bijna 38% van de PS, die via hun Duitse zusterpartij, gesteund werd met geld van de CIA (Da´s ook nog een mooi verhaal) Tussen 1976 tot en met 1987 schommelt het aandeel van de PCP in de parlementszetels van tussen j12 en bijna 19%, daarna zakt te partij terug naar 6 tot 8% van de kiezers.

Tijdens het partijcongres van 1990, kort na de val van de Berlijnse Muur, vond een enorme ideologische strijd plaats binnen de partij, te vergelijken met de strijd tussen de zogenaamde `Horizontalen´ en de `Vernieuwers´ binnen de Nederlandse CPN. In tegenstelling tot in de meeste Europese landen viel de partij niet uit elkaar, maar koos het overgrote deel van de 2000 afgevaardigden voor voortzetting van het op de leer van Lenin gebaseerde communisme. Tegenstanders zochten hun heil elders, of werden - traditiegetrouw - uit de partij gezet. Álvara Cunhal werd ziek en werd vervangen door Carlos Carvalhos, die op zijn beurt in 2004 werd opgevolgd door Jerónimo de Sousa, een voormalig arbeider en vakbondsleider uit de metaalindustrie. En hoewel de communisten tegenwoordig best in staat zijn om met de socialisten samen te werken, zoals al eerder gebeurde in de gemeenteraad van Lissabon, heeft hij het moeilijk. Voor het eerst werkt de partij serieus samen met een regering. Er moeten concessies gedaan worden en die moeten aan de achterban verkocht worden.

Jerónimo de Souza

De lezer die haast heeft, kan de cursieve tekst rustig overslaan.

`De secretaris-generaal is vermoeid. Horizontale rimpels vechten met verticale lijnen om een plaatsje op zijn diep gegroefde gezicht. Het valt ook niet mee. Altijd is zijn partij overal tegen geweest - en terecht: Tegen het beleid van de rechtse partijen, de (neo)liberalistische vertegenwoordigers van het grootkapitaal, tegen de, met diezelfde kapitalisten meeheulende, zogenaamde socialistische partij en niet minder tegen het gewauwel van het linkse blok, die vage kliek van Trotskistische, Maoïstische, ja zelfs revanchistische elementen.

En nu moest ze ergens vóór zijn. Had ze gekozen om ergens voor te zijn!
De `Verelendung´, veroorzaakt door het neoliberale beleid van de regering Passos Coelho, gesteund en onder druk gezet door dat kapitalistische instituut `Europa´, waar schijnheilige, Westeuropese demagogie de dienst uitmaakt, had niet tot een glorieuze revolutie van het arbeidersproletariaat geleid, zelfs niet tot een overweldigende overwinning van de Communistische Partij bij de daaropvolgende verkiezingen. De communistische heilstaat leek verder weg dan ooit.

En toen kwam António Costa, de leider van de socialistische partij, met dat gewaagde voorstel. Een minderheidsregering met steun van de communisten en het linkse blok in het parlement: de `Geringonça´, een houtje-touwtje regering. 

Maar had hij daar wel goed aan gedaan, vroeg hij zich de laatste tijd in slapeloze nachten af. Waren ze niet te revisionistisch bezig. Op zich werkte deze oplossing redelijk en ze was altijd nog beter dan een rechts, neoliberaal gouvernement. De socialisten hielden zich, wat de hoofdlijnen betrof wel aan de afspraken, maar weken  verder toch erg vaak af van het rechte socialistische pad. De minister van financiën, Mário Centeno, zat nu zelfs de door de Partij zo gehate Eurogroep voor en de beloofde onderhandelingen over de herstructurering van de staatsschuld leken al helemaal van de baan. Wat zouden zijn voorgangers, en met name de grote partijleider Álvaro Cunhal van zijn beleid gedacht hebben? Hoe lang kon hij de oude kameraden en de jonge - die snakten naar actie - nog overtuigen van de juistheid van zijn keuze. Op partijcongressen en tijdens interne toespraken gebruikte hij nog steeds de - zelfs in zijn eigen oren - steeds roestiger klinkende partijretoriek, maar in het overleg met de socialisten van Costa en de steeds meer ruimte voor haar linkse blok opeisende Catarina Martens, was het lijmen geblazen.´ 


congres PCP

Ik heb lang gedacht dat het tijd werd voor de communisten om het veld te ruimen in Portugal. Goed, ze hebben nog steeds een grote invloed op een van de grootste vakbonden de `Confederação Geral dos Trabalhadores Portugueses (CGTP)´ en hun jaarlijkse feest `Avante´ (Voorwaarts) blijft een belangrijk cultureel evenement, maar hun ideologie is niet meer van deze tijd en ze staan een sterk links blok (dat deel zou kunnen nemen aan een regering) in de weg.

De laatste tijd denk ik daar toch iets anders over: Ondanks haar soms dwaze en anachronistische ideeën is het een partij van arbeiders die opkomt voor de arbeiders en de allerarmsten. Een partij met een ideologie in een tijd waarin politieke partijen steeds meer op een verzameling belangenverenigingen beginnen te lijken (zoals in Nederland). De PCP is een vergaarbak voor mensen die hun onvrede met de maatschappij willen uiten - en gehoord worden - en misschien is ze is daarom wel een van de redenen waarom extreem rechts in Portugal geen voet aan de grond krijgt.
In het parlement is ze een broodnodige luis in de pels. Dat is het `Bloco Esquerda´, het linkse blok, ook, maar dat is toch meer een partij voor intellectuelen, waarin het electoraat van de PCP zich nooit thuis zou kunnen voelen.







vrijdag 9 maart 2018

Van de boerderette 43. Gekraakt door de ijzel


Zo'n slagveld heb ik maar een keer eerder gezien. Maar dat was in Nederland: In het vroege voorjaar van 1990 moest ik met een groepje collega's naar een driedaagse communicatiecursus - vandaar dat ik zo lekker communiceer tegenwoordig - ergens in het midden van het land. Tijdens de pauzes mochten we in het omringende dennenbos wandelen. Je kon daar nauwelijks met droge ogen rondlopen. Het was volledig verwoest. Alle bomen gebroken door het gewicht van de ijzel, die een paar weken eerder gevallen was. Een grote chaos van takken en afgebroken staken. Alleen de paden waren met een bulldozer schoongeveegd. Het werd niet echt een vrolijke boel, die cursus.  



Zo erg is het niet gesteld met ons bos, maar ik kwam gistermiddag niet echt vrolijk terug van mijn rondgang door het mistige bos. Het ergste zijn nog niet eens die tientallen doormidden gebroken dennen, daar staan er nog wel en paar honderd van en ze groeien snel, maar wat ze in hun val hebben aangericht: Mijn enige grote kurkeik in het benedenbos onthoofd, de grote aardbeienboom (medronheiro) bijna verpletterd onder de afgebroken takken (maar die redt het waarschijnlijk nog wel) en heel veel eiken met gebroken top en takken door de zware takken of zelfs halve dennen -sommige nog vol ijs - die ze op hun test gekregen hebben.

De kurkeik onthoofd

En ik zat al in tijdnood: Naar aanleiding van de rampzalige bosbranden van het vorig jaar, heeft de regering besloten dat gemeentes en particulieren het schoonmaakwerk dit jaar voor 15 maart: 50 meter rondom het huis, en 10 meter vanaf de kant van de weg. Dat bekt lekker vanuit je zetel in Lissabon (premier Costa handenwrijvend “We gaan er tegenaan jongens”). Tot nu toe had iedereen tot 15 mei de tijd en vertegenwoordigers van gemeentes, de Liga van brandweerlieden en andere betrokken organisaties hebben al laten weten dat dat voor de meeste boseigenaren niet haalbaar is vanwege gebrek aan tijd, menskracht en geld, maar iedereen werkt zich in het zweet. Je weet maar nooit welke gek of organisatie (diverse politie-instanties, BB) het in zijn hoofd gaat halen om boetes uit te delen.

De aardbeienboom verpletterd

Het regent en volgens de voorspellingen houdt dat de komende dagen nog niet op en nu zijn ook nog al die bomen over het grote stuk bos dat ik al schoon had gevallen: `Alle ellende des levens en uiteindelijk de dood´, zoals een wat  fatalistisch ingestelde tante vaak placht te zeggen... Maar ik mag natuurlijk niet klagen: Een luxe-probleem, dat grote bos! Uithuilen en opnieuw beginnen en werk maakt je sterk (hoewel ik door de omgevalle n bomen het bos haast niet meer zie) – we gooien er nog maar een paar volkswijsheden tegen aan. Straks met de plu op mengsmering voor de motorzaag in het winkeltje van `Malle Pietje´ kopen, luchtfilters en bougies van alle zaag- en maaimachines schoonmaken en op een gaatje in het wolkendek wachten.




Ik weet nog niet wanneer ik dit bericht kan plaatsen, want ik heb even geen internet (ADSL). Door de ijzel gevelde bomen hebben de telefoonkabel op verschillende plaatsen gebroken. Er mist zo'n 50 meter.  

Inmiddels zijn we anderhalve week verder. Ondanks de regen heb ik al aardig wat opgeruimd. En jullie maar schaatsen!. Via de lokale krant `A Verdade´ (De Waarheid; nee niet communistisch) kwam ik te weten dat ik toch weer niet op 15 maart klaar hoef te zijn met de schoonmaak in het bos. Wij vallen niet binnen een zogenaamde `prioriteitszone´. Had men dat nou niet eens via een spotje van 3 minuten op de tv kunnen uitleggen, in plaats van bij iedereen dezelfde folder (zonder enige nuancering) in de bus te gooien. Ik hoor verhalen over mensen die in het wilde weg en volkomen onnodig prachtige bomen in hun tuin staan om te hakken uit angst voor boetes. Wat een geklungel.

vrijdag 9 februari 2018

Bijzonder Portugees 37. Ruk ze uit, die eucalyptus!

Eigenlijk bijzonder on-Portugees: Een paar weken geleden las ik in het weekendmagazine van de krant `Jornal de Notícias´ over een sterk staaltje van burgerlijke ongehoorzaamheid, dat je niet zo snel zou verwachten bij een volk dat zich doorgaans kenmerkt door conformisme en een - in mijn Nederlandse ogen - overdreven respect voor hiërarchie en autoriteit (Kennelijk resultaat vele eeuwen lange onderdrukkende monarchie en de kort daarop volgende burgerlijke dictatuur, gekruid met een autoritaire clerus en een langdurige aanwezigheid van de Inquisitie). Hoopgevend, ook al speelt het verhaal zich al weer 29 jaar geleden af. In 1989 rukte een groep van honderden streekbewoners een aanplant van 200 hectare eucalyptus uit de grond uit angst dat deze bomen ze bosbrand zouden brengen en van het (grond)water zouden beroven. De politie vuurde boven hun hoofden, maar ze weken geen strobreed En ze kregen gelijk: In tegenstelling tot in het overgrote deel van de rest van Portugal, is in hun streek al dertig jaar geen brand geweest.  


Op 31 maart 1989, gewaarschuwd door het signaal van de kerkklok, verzamelden zich 800 mensen in Veiga do Lila, een klein dorp in de gemeente Valpaços, in het noorden van Trás-os-Montes, voor een van de grootste milieu-acties ooit in Portugal gevoerd.
De groep, voornamelijk gevormd door de bewoners van acht gehuchten in de vallei - waarbij zich later milieu-activisten uit Porto en Braga, opgeroepen door de milieu-organisatie `Quercus´, aansloten - trok op naar de `Quinta do Ermeiro´, het grootste agrarische landgoed in de streek, waarop een cellulose-bedrijf 200 hectare jonge eucalyptusboompjes aan het planten was.


Ze werden opgewacht door 200 agenten van de `Guarda Nacional Republicana, (GNR)´, de Portugese militaire politie, die een cordon vormde om het volk te beletten de zaailingen uit de grond te trekken. Maar ze waren met te weinig om de vastbesloten menigte tegen te houden.
Maria João - een meisje nog - die op die dag in een rood Mickey Mouse-shirt meedeed aan de actie, zegt: `Ze grepen me bij de arm en zeiden me naar huis te gaan om tekenfilmpjes te kijken", maar ze wist zich met een elleboogstoot los te rukken: "Ik was zo overtuigd van ons gelijk, dat ik geen enkele angst voelde. Op die dag was niemand bang. Ze schoten hun geweren af in de lucht en het leek alsof we een onbekende kracht ontvingen om door te gaan"


In de loop van de middag nam de spanning toe. "Er kwam een moment dat ik dacht dat het verkeerd zou kunnen aflopen", zegt António Morais, de aanvoerder van de protestacties, nu. "Er waren politie-agenten uit heel Trás-os-Montes, uit Regua en Chaves, uit Vila Real en Mirandela."
Maar de pers was er ook en tot op de dag van vandaag gelooft hij dat daardoor het geweld niet verder escaleerde. Er werden stenen naar de politie gegooid en die deelde wat klappen uit, maar verder ging het niet. Er verschenen zelfs agenten te paard, maar die konden niet veel uitrichten: Voor de aanplant van de bomen waren terrassen aangelegd. Hoogteverschillen die de paarden niet konden nemen.
Achthonderd stemmen scandeerden: `Olijfbomen ja, eucalyptus nee!´ en trokken onder grote belangstelling van de pers - er hing zelfs een helikopter in de lucht - de pas geplante eucalyptusboompjes uit de grond. In een uur tijd werden 180  hectare eucalyptus vernietigd.

António Morais

Daar was wel heel wat aan vooraf gegaan: De bevolking van het binnenland krijg je niet zomaar in beweging. Vooral niet omdat de regering o.l.v. Aníbal Cavaco Silva (heb je ´m weer) het planten van de snelgroeiende eucalyptus had voorgespiegeld als  goed alternatief of een snelle manier om wat bij te verdienen voor de slecht renderende sector (waarvan diezelfde premier de quota aan de rest van Europa verkocht, in ruil voor snelwegen en stadsontwikkeling).
António Morais, eigenaar van een aantal hectaren olijfbomen in Lila, had de moeite genomen om het effect van het planten van eucalyptus op de grondwaterstand en het gevaar van bosbrand wat beter te bestuderen en toen het cellulose-bedrijf Soporcel besloot 200 hectare olijfbomen door eucalyptus te vervangen, kwam hij in actie. Hij wist eerst de grote olijfboomtelers uit de buurt bijeen te krijgen en te overtuigen van het gevaar van deze (mono)cultuur, die daarna de rest van de bevolking bij de uitgang van de mis opwachtten, om haar te informeren en het belang van actie op het hart te drukken. Ook de burgemeester, die eigenlijk geen partij mocht kiezen, liet blijken dat hij aan de kant van de eucalyptus-oppositie stond. Er werd contact gezocht met de milieu-organisatie `Querques´ en men begon met nachtelijke `raids´, waarbij telkens een of twee hectaren jonge boompjes werden vernietigd. Tijdens de eerste grotere actie bij daglicht vluchtte de demonstranten voor de politie, maar de tweede was groter, beter georganiseerd en de pers was ingelicht.

De actie eindigde toen José Oliveira, een boer uit een van de kleine dorpen, door de GNR, die zo dom was geweest om een revolver in zijn zak te steken, door de GNR gevangen werd genomen. De menigte richtte zich nu tot de politie en schreeuwde: `We gaan hier niet weg tot jullie hem vrijlaten. De vertegenwoordiger van Quercus onderhandelde en kreeg hem vrij.


De demonstranten verlieten het slagveld en verzamelden zich op het dorpsplein van Veiga do Lila. Er werden twee lammeren en een speenvarken geslacht en een paar vaten (pipas) wijn aangerukt. Het feest duurde tot diep in de nacht en natuurlijk mochten de politie-agenten die een paar uur eerder nog als tegenstanders in het veld stonden, ook aanschuiven. In Trás-os-Montes staat de gastvrijheid altijd voorop.

Uiteindelijk werden Morais en nog een tiental protestleiders veroordeeld tot voorwaardelijke straffen wegens `invasie van eigendom´ (iets tussen onbevoegd betreden en huisvredebreuk).
Een paar ingenieurs van Sorporcel kwamen nog met het voorstel om de klacht in te trekken als de groep zou beloven nieuwe aanplant van eucalyptus met rust te laten. `Vergeet het maar´, was het antwoord van alle leden. In de volgenden nachten werd alles wat noch restte van de eucalyptusplantage uit de grond getrokken en het cellulose-bedrijf zag zich gedwongen om het landgoed te verkopen. Aan de familie die het kocht werd meteen duidelijk gemaakt dat eucalyptus in Valpaços niet tot de mogelijkheden behoorde. Er groeien nu walnoten- , amandel- en olijfbomen en parasoldennen voor de pijnboompitten.