zaterdag 23 november 2019

Van funk tot fado 21. José Mário Branco

Afgelopen dinsdag overleed plotseling de musicus José Mário Branco aan de gevolgen van een hersenbloeding. Woensdag al werd hij gecremeerd op de begraafplaats Alto de São João (In Portugal wordt niet getreuzeld om je onder de grond te stoppen). Tijdens de `velório´, de dodenwake waren naast de familie talloze collega-musici, zoals Sérgio Godinho, Fausto en Camané, acteurs en mensen uit de film- en theaterwereld, maar ook de president van Portugal, Marcelo Rebelo de Sousa, de voorzitter van het Parlement Ferro Rodrigues, verschillende ministers en staatssecretarissen, de burgemeester van Lissabon, Fernando Medina en de voorzitter van de partij Bloco de Esquerda Catarina Martins kwamen de laatste eer aan `De stem van de arbeider´ betonen. Rechts ontbrak. Tijdens de plechtigheid werd door oud leden van de `Grupo de Ação Cultural (zie hieronder) op spontane en emotionele wijze het lied `A cantiga é uma arma´, Het lied is een wapen, ingezet. 


Voor de zomer had ik - naar aanleiding van een interview in de zaterdagbijlage van de `Expresso´ - voor het eerst een cd van hem gekocht. Ik twijfelde nog tussen `Cansões Escolhidas´ (Gekozen Liedjes) en `Inéditos´(Niet Uitgebrachte) en had ik die laatste maar gekozen. Dat was een gelimiteerde uitgave, die nu natuurlijk uitverkocht is. Want de cd die ik wél mee nam opende een wereld voor me: Hoe was het mogelijk dat het werk van deze zanger, gitarist, componist en arrangeur in al die jaren dat ik in Portugal woon aan mij voorbij gegaan is...
Sommige liedjes, zoals `Queixa das Almas Jovens Cencuradas´ (Klacht van de Verworpen Jonge Zielen, voelde ik - hoewel de tekst niet gemakkelijk is - meteen tot op het bot.


                                              Queixa das Almas Jovens Censuradas:                                                                                 https://www.youtube.com/watch?v=RDbdg5nEl3Y

`A Morte Nunca Existiu´ De Dood heeft nooit Bestaan, een gedicht van de Alentejaanse schaapherder/ dichter António Joaquim Lança, kende ik wel, maar ik wist pas sinds kort dat vertolkt werd door José Mário Branco. Het gedicht - een prachtig staaltje van filosofie - is nogal lang, daarom vertaalde ik alleen de eerste twee coupletten, temeer omdat de schrijver daarna de boel weer gaat compliceren: 


Tudo o que for vivente tem                In alles wat leeft
Uma queixa que o percorre                Woedt een strijd (vrij vertaald)
E quando um dia a vida morre          En als op een dag het leven sterft
A morte morre também                      Sterft de dood ook
Esse já não mata ninguem                 Die doodt nu niemand meer
Onde nasceu se sumiu                        Waar hij werd geboren, verdwijnt hij
Só p´ra esse corpo serviu                   Alleen voor dit lichaam deed hij dienst
Ali fez as contas do Porto                   Daar maakte hij `contas a moda do Porto´:                                                                                                           Ieder rekent af voor zich (uitdr.)
Não vai dum p´ra outro corpo          Hij gaat niet van het ene naar het andere lichaam
Porque a morte nunca existiu           Omdat de dood nooit heeft bestaan

A morte não sai p´ra rua                   De dood gaat niet de straat op
Nem anda de terra em terra              Noch gaat van land tot land
E quando num dia a vida degenera En als op een dag het leven vergvalt
A morte, cada um tem a sua              De dood, iedereen heeft de zijne
Esse já não continua                           Blijft deze niet bestaan
Onde nasceu foi acabado                   Waar hij werd geboren, werd hij beëindigd
Depois for ser enterrado                    Daarna werd hij begraven
Com o corpo debaixo do chão          Samen met het lichaam onder de grond
Mesmo nesse ocasião                         Precies voor deze gelegenheid
Foi pela vida gerada                           Werd hij door het leven geschapen



                                                            A morte nunca existiu:
                                   https://www.youtube.com/watch?v=xeDsjBOdAok


José Mário Branco werd in 1942 vlak bij Porto geboren. Zijn ouders waren beide onderwijzer op een lagere school. Hij studeerde geschiedenis, eerst in Coimbra en later in Porto, maar hij maakte de cursus nooit af. Hij schreef en zong protestliederen en was politiek actief, eerst - zoals zovelen van zijn generatie - binnen de katholieke kerkgemeenschap, later stapte hij over naar de communisistische partij. Vervolgd door de PIDE, de politieke politie van het Salazar regime, moest hij in 1963 de wijk nemen naar het buitenland. Frankrijk. Hier bracht hij twee solo lp´s uit: `Mudam-se os tempos, mudam-se as vontades´, Wanneer de tijden veranderen, veranderen de voorkeuren in 1971 en `Margem de Certa Maneira in 1973 en werkte hij o.a. samen met José Afonso (zie Grândola,het lied van de revolutie, van Funk tot Fado 2) aan diens beroemde - en door de PIDE verboden - albums `Cantigas do Maio´ en `Venham mais Cinco´.

Na de mei revulutie in 1974 keerde Branco terug naar Portugal, waar hij samen met Fausto, Tino Flores en Afonso Dias de politiek geëngageerde muziekgroep `Grupo de Acção Cultural (GAC) oprichtte, met wie hij twee lp´s opnam. Bekend uit die tijd is het `A Cantiga é uma Arma´, van gelijknamige lp:



                                   https://www.youtube.com/watch?v=srrWBrYrYbI

De muziek van de GAC blonk uit door de voor die tijd ongekende goede kwaliteit en orginaliteit en was een bron van inspiratie voor andere groepen, zoals de `Brigada Victor Jara´ (Van funk tot fado 12). Uit die tijd dateert ook het in 1974 door Branco met de RTP opgenomen `Ronda da soldadinho´, een in Frankrijk op single in 1971 uitgebrachte aanklacht tegen de Portugese koloniale oorlogen:



Na het verlaten van de GAC ging hij alleen verder. Naast muziek voor zijn eigen concerten en albums schreef en arrangeerde hij ook muziek voor andere geëngageerde zangers en zangeressen en trad samen met hen op, zoals met Sérgio Godinho en Amélia Muge, maar schreef ook fado´s voor o.a. Carlos do Carmen en Camané: `Hij ontdeed de fado van zijn vlees, zodat alleen de essentie overbleef´ vertelde Camané naar aanleiding van de dood van José Mário Branco. Bovendien componeerde hij muziek voor theater en film.
Hij liet zich nooit leiden door heersende modes, maar was wel altijd bezig om zichzelf te vernieuwen. In zijn muziek hoor je invloeden van de Franse chanson, Zuid-Amerikaanse en Portugese volksmuziek, maar ook klassieke muziek en rock dienden als inspiratiebron.

Intussen was Branco ook politiek aktief: Hij was betrokken bij de oprichting van de communistische splinterpartij `União Democratica Popular´ in 1974, waarin hij ook een leidende rol speelde en later bij de oprichting van de `Bloco de Esquerda (BE)´, het Linkse Blok, dat op dit moment de derde grootste partij van Portugal is.

Hij lanceerde lp´s als `A Mãe´ De moeder (1978) en de dubbel lp `Ser solidário´, Solidair zijn (1982), waarvan hier `Eu vim de longe´ (Ik kwam van ver), waarin hij zijn teleurstelling over de verwording van de Anjerrevolutie uit:



                                 https://www.youtube.com/watch?v=c2dCTWVLsW0

Een van zijn bekendste werken is `FMI´, IMF in het Nederlands (1982), een 25 minuten lange, muzikaal ondersteunde rap over de geschiedenis van de Portugese (economische) politiek - of het ontbreken daarvan, dat ten tijde de economische crisis in Portugal weer erg actueel werd.
In 1985 verschijnt nog `A Noite´, een nogal somber orkestraal werk, waarin (klassen)strijd, ontheemding, solidariteit en dood - thema´s die steeds terugkeren in het werk van José Mário Branco - aan de orde komen en waarin hij zijn talent en bekwaamheid als componist/arrangeur demonstreert.
In de jaren ´90 wijdt Branco zich vooral aan theateroptredens, solo of met andere artiesten. Dan verdwijnt hij een tijdje van het podium.



                          A Noite: https://www.youtube.com/watch?v=HVTBdsshzCQ

In 2006, op 64-jarige leeftijd, begint hij aan een studie Portugese taalwetenschap, waarvan hij het eerste jaar met een gemiddelde van ruim 9,5, als de beste van zijn jaar afsluit. Ik kan er niet achter komen of hij de hele studie heeft afgemaakt.
Maar in 2009 staat hij weer met muziek en poëzie op de planken met Sérgio Godinho en Fausto.

In 2018 verschijnen ter gelegenheid van het 50e jaar van zijn carrière de in het begin genoemde cd's `Canções Escolhidas´ en `Inéditos´. Toen hij vorig jaar op de jaarlijkse boekenmarkt van Porto werd gehuldigd, zei hij in zijn dankwoord: `Wat een mens doet, is een druppel in de oceaan van het grote pad van de menselijkheid´.                       




dinsdag 29 oktober 2019

Van de boerderette 54. Hoera. Een echte straat!

Na dertien jaar ´s winters door modder en met regenwater gevulde geulen en kuilen te hebben geploegd - soms was het zelfs niet mogelijk om met de auto ons huis te bereiken - na een onwaarschijnlijk aantal lekke banden banden, stukgetrilde uitlaten, versleten schokbrekers en zelfs een losgebroken motorblok; en in de zomer een stoffige versie van hetzelfde, na dertien jaar lang keer op keer deelraad en gemeentebestuur te hebben gebeld, geschreven, gesmeekt en vervloekt om het uitblijven van - al was het maar - provisorisch herstel, afdoende herstel en bestrating, asfaltering of wat voor oplossing dan ook voor onze `dirtroad´, gaat het dan eindelijk van komen. Al is het zelfs nu nog niet helemaal tot aan onze poort: We krijgen een echte, met `paralelos´, granieten keistenen, geplaveide straat! 


Ironisch genoeg lijkt die plotselinge actie met onze jarenlange inspanningen weinig of niets van doen te hebben: Nog geen twee jaar geleden kocht een aannemer - een vriendje van de voorzitter van de deelraad van Penha Longo en Paços de Gaiolo (die voor ons al jarenlang niet meer telefonisch bereikbaar is) - `het witte huis´, een architectonisch mirakel met een getordeerd dak en een toren als slaapkamer, aan onze `Tobacco Road´. Het verhaal gaat dat onze nieuwe buurman, in ruil voor het afstaan van een stuk land aan de vice burgemeester van Marco de Canaveses (een type waaraan - onder ons gezegd - een verstandig mens nog geen tientje zou uitlenen), het gedaan heeft gekregen dat een deel van de straat beklinkerd zou worden. In ieder geval tot aan zíjn poort.

De rest volgend jaar?

Volgens goed ingelichte kringen was er tien jaar geleden al een budget voor het plaveisel van de straat. Een budget dat op raadselachtige wijze verdween. Maar geen nood: Met veranderde gewoon de naam van de straat. Dat is inmiddels al twee keer gebeurd. Woonden we in het begin aan de Rua de Barreiros, later werd de naam - met een chique naamplaatje - Rua de São Brás (heilige Blasius) en sinds twee, of drie jaar alweer - zogenaamd omdat er al een straat met die naam in Penha Longa was - wonen we aan de Rua de São Domingos.
We overwegen nu om een verzoek in te dienen dat `Rua´(straat) te laten veranderen in `Avenida´ (Avenue), want een deel van de straat is zo breed geworden dat twee vrachtwagens elkaar met gemak kunnen passeren en dan nog kun je je pet er tussendoor gooien.

twee vrachtwagens en je pet

Het werk begon zonder enige aankondiging. Op een maandagmiddag - het begin van de herfst - zag ik ineens een graafmachine hier en daar wat weghappen en vlak maken aan de weg en even later kwamen de zandauto's. Het werd al snel duidelijk dat de bestrating 150 meter voor onze ingang en die van het eveneens permanent bewoonde huis van onze overbuurman op zou houden. ´Hoezo?´ Daar wist de aannemer niets van. Op ons verzoek werden de zandhopen die dag nog even aan de kant geschoven, zodat we er met de auto langs konden, maar dat zou daarna voorlopig niet meer mogelijk zijn. Dat betekende dat vrouw en zoon, om naar school te gaan, elke dag bijna een kilometer moesten lopen (mijn vrouw soms twee keer per dag) om de auto bij de straatweg te bereiken. Vuilniszakken en tassen met boodschappen zou ik over die afstand per kruiwagen moeten vervoeren.
Hoe lang de werkzaamheden zouden duren wist hij niet zo precies, misschien een maand, zes weken.


Twee dagen later kwam de `Presidente da Freguesia´, (de voorzitter van de deelraad) langs. `Jullie krijgen nu toch maar mooi plaveisel´, sprak hij glunderend. Alsof hij daarvoor gezorgd had. `Ja, maar die straat houdt 150 meter voor ons huis op. Hoe zit dat nou?´, reageerde ik wat minder enthousiast. `Er was maar budget voor dit stuk, dit jaar´, loog hij schaamteloos, `Maar misschien doen we volgend jaar de rest.´ `Nou laat dat `misschien´ maar weg´ deed ik bijdehand: `De burgemeester heeft de rest al definitief toegezegd.´ Hij was wel bereid om de aannemer te verzoeken om de straat zaterdagmiddag en zondag toegankelijk te maken voor boodschappen en vuilnisafvoer. De werkzaamheden zouden hoogstens drie weken duren: `Als het regent werken ze gewoon door.´


De straat werd opgebroken en geplaveid zonder enige mededeling in de krant of signalering door middel van verkeersborden (waar over het algemeen kwistig mee rondgestrooid wordt), zodat het nogal eens voorkwam dat een argeloze tractorbestuurder uit de richting van Paredes de Viadores zich vastreed in de zandhopen om vervolgens - onder het uitbraken van godslasterlijke vloeken -  rechtsomkeert te maken. Ik heb regelmatig foto's van de voortgang van de werkzaamheden gemaakt, maar de heren stratenmakers wilden niet op de foto. Dat geeft ook wel weer te denken.


Regenen deed het, en op sommige dagen hard en langdurig. Natuurlijk werd er dan niet gewerkt. Maar het werk wordt gedaan door ervaren stratenmakers en met de radio op tien houden ze van opschieten. Als het een beetje meezit met het weer, bereiken ze nog voor `Todos os Santos´ (Allerzielen), a.s. vrijdag, de straatweg. Dan hebben ze het toch nog in ruim vijf weken gered. Petje af. De aannemer heeft echt zijn best gedaan om de straat anderhalve dag in het weekend berijdbaar te maken. Dat lukte maar een keer niet vanwege de regen.
Wij hebben binnenkort in ieder geval zo'n 800 meter vlak en strak geplaveide straat en de stratenmakers kunnen het met Gladys Knight & the Pips zingen:  

`Said the road got to end somewhere
Every road has got to end somewhere
Well I´am tired of this stuff
Said enough is enough
We´ve come to the end of our road´


                                          https://www.youtube.com/watch?v=th_Xndt96Hs

Nu nog zien of de burgemeester haar woord houdt.



dinsdag 15 oktober 2019

Stad en land 25. Voor jouw vrije gedachten

Op 25 april 1974, een dag na het begin van de Anjerrevolutie, werden de laatste 50 gevangenen uit de politieke gevangenis in het fort van Peniche bevrijd. Tussen 1934 en 1974, gedurende het fascistische bewind van dictator Salazar, zijn daar meer dan 2500 politieke gevangenen - vaak zonder vorm van proces - binnengebracht door de `PIDE´. de politieke politie van het regiem. Omdat ze andere ideeën hadden, oppositie boden, of lid waren van een - verboden - politieke partij, met name de Communistische Partij. Ze zaten daar vast onder belabberde omstandigheden. Het 17e eeuwse fort was maar nauwelijks aangepast om gevangenen te herbergen. Het eten was slecht en de gevangenen werden slecht behandeld. Officieel werd in Peniche niet gemarteld - de gestraften waren immers al schuldig bevonden - maar er was regelmatig sprake van geestelijke en lichamelijke mishandeling, om maar niet te spreken van die gruwelijke isoleercellen.

  


In september 2016 werd `Fortaleza Peniche´ door de regering opgenomen in de lijst van historische monumenten die in particuliere concessie (bijvoorbeeld aan een hotelketen) gegeven konden worden.
Aangezwengeld door de PCP, de communistische partij van Portugal, die het ten tijde van de dictatuur verboden was en waarvan de leden het in die tijd erg zwaar te verduren hebben gehad, stak er een laaiend protest op, met name van de kant van ex-gevangenen. Er werd een petitie met meer de 4000 handtekeningen bij het parlement ingediend en dat besloot in april 2017 tot `Herwaardering van het fort en het behoud van haar historische getuigenis van ex-politieke gevangenen´.
In diezelfde maan al maakte minister van Cultuur Luís Castro Mendes bekend dat het fort tot het `Museu Nacional Resistência e Liberdade´ bestemd werd.
Er zou geld worden vrijgemaakt voor herstelwerkzaamheden aan daken en muren - het fort was flink aangetast door weer en wind - een commissie zou zich bezig houden met de collectie en de presentatie daarvan en er werd zelfs al een datum voor de officiële opening vastgesteld: 27 april 2019. Als je de Portugese bureaucratie een beetje kent: Een ongelooflijk snelle actie!


En die werd nog sneller, want de inauguratie werd zelfs nog twee dagen vervroegd. Op 25 april 2019, precies 45 jaar nadat de laatste gevangenen bevrijd werden, werd het museum officieel geopend door premier Costa, met de onthulling van een gedenkteken met de namen van meer dan 2500 politieke gevangen die daar langer of korter (meestal tussen de 2 en 5 jaar) hebben vastgezeten. Mannen. Pas kort daarna werd na speurwerk in het nationale archief bekend dat er ook 2 vrouwen, gevangen hebben gezeten, die zich tijdens de tweede wereldoorlog hadden verzet tegen inbeslagname van het grootste deel van de oogst, hun voedsel, ten behoeve van het Duitse leger.
Tegelijkertijd werd de tentoonstelling: `Por teu livre Pensamento´ geopend, geïnspireerd op een gedicht van David Mourão Ferreira, later door Amália Rodrigues gezongen als `Abandono, of Fado de Peniche´:
 https://www.youtube.com/watch?v=0-_7BqY7e-8


Eigenlijk moet je je in augustus niet in die door touristen platgelopen streken laten zien: Óbidos is werkelijk niet te harden en Peniche is een groot over de stadsmuren gebulkt overvol visrestaurant, maar nu we toch in de buurt waren (Caldas da Rainha) wilde ik graag het museum zien. Het was er rustig. Er moet nog veel gerestaureerd worden aan het fort en vanwege werkzaamheden waren niet alle onderdelen van de expositie geopend, maar het is hoe dan ook een indrukwekkende belevenis om over het plein en langs de muren te lopen en - net als de gevangenen - alleen het geluid van de zee, de wind en af en toe een vistreiler te horen.


Rechts van de eiken deuren die toegang geven tot het poortgebouw staat een rood spandoek met de tekst `Por teu livre pensamento´ met daaronder de vertaling `For your free thinking´.
Als je door de donkere, vrij nauwe doorgang loopt en je bedenkt dat de zware eiken deuren achter je zouden worden gesloten, kun je iets voorstellen van het gevoel van onherroepelijkheid, de volledige afzondering van de buitenwereld, dat door de binnenkomende gevangenen moet zijn heen gegaan. Dat gevoel wordt nog sterker als je de smalle brug passeert, met onder je de rotsen en - bij vloed of storm - de zee, die via een `onderdeurtje´ in de grote poort toegang geeft tot het eigenlijke fort.

Bij de receptie wordt je - desgewenst in het Engels - uitgelegd waar de verschillende onderdelen van de expositie zich bevinden. De toegang is gratis.


Als eerste de bezoekruimte: Een kil, wit betegeld hok. De gevangenen zaten achter glazen ruiten met aan de zijkant een rooster om het gespreksgeluid door te laten. Er moest luid worden gepraat - en dat werd ook door middel van een bordje geboden: ´Praat luider´ en `U mag alleen met uw familie praten´. Het was de bedoeling dat de bewakers alles hoorden wat er gezegd werd. Er was geen enkele mogelijkheid tot privacy of lichamelijk contact. Alleen directe familieleden: ouders, `echte´, dus getrouwde partners en kinderen werden toegelaten.

Het kwam voor dat de gevangenisdirectie zonder enige verklaring besloot dat het bezoek niet doorging of naar een later tijdstip werd verplaatst. Dan maakten de bezoekers de - vaak lange - reis voor niets, of moesten onderdak in de buurt zien te vinden. Hierbij kwam de bevolking van Peniche vaak bijzonder solidair en gastvrij te hulp: Er werd gezorgd voor voedsel en huisvesting voor de gestrande bezoekers


In de vakanties gingen de kinderen bij hun gevangen vaders op bezoek, altijd onder begeleiding van de `PIDE´, de politieke politie van Salazar. De inwoners van Peniche gaven vaak melk, vis, vlees en groenten aan deze kinderen. Soms direct, maar vaak ook werden deze gaven ´s nachts anoniem bezorgd aan de deur van de `kolonie´ waar de kinderen verbleven.

Een van de expositieruimtes bevat een collectie van gevangenenregisters, illegale krantjes van de PCP, dossiers van de PIDE over de gestraften én hun bezoekers en huisvlijt van de gevangenen, zoals een zelfgemaakt `Mens-erger-je-niet´ bord.
Aan de overkant van het plein is een ruimte waarin, aan de hand van foto's, krantenartikelen en documenten, de geschiedenis van het verzet tegen de dictatuur en de koloniale oorlogen en de Anjerrevolutie wordt verteld. Met natuurlijk een uitgebreid verslag van de spectaculaire ontsnapping van de leider van de PCP, Álvaro Cunhal en negen kameraden uit het fort op 3 januari 1960.
Hier vind je ook een maquette van de cellenblokken, die (nog?) niet toegankelijk waren.


Aan de `kop´ van het fort, alleen gescheiden van de zee door een metersdikke muur kun je de isoleercellen binnengaan. Op de vloer van een van de twee staat het verhaal van de ontsnapping van  António Dias Lourenço te lezen. Een verhaal dat sterk aan `Papillon´ doet herinneren. Ik heb even de deur achter me dichtgetrokken: Ik zou het nog geen half uur uithouden in dat donkere hok!
Tot slot is er in de kapel nog een bescheiden geschiedenis van het fort door de eeuwen heen te zien.









dinsdag 24 september 2019

Van de boerderette 53. Meloen

 

Als je de mysterie thriller `Smilla´s gevoel voor sneeuw´ van Peter Hoeg hebt gelezen, denk je te weten dat er in de taal van de Inuit van Groenland (Nee, niet te koop, dank u) tientallen woorden voor sneeuw bestaan. Dat blijkt een lang in stand gehouden `urban myth´ te zijn. Als je alle voorvoegsels buiten beschouwing laat, blijver er uiteindelijk blijven maar drie echte woorden over. Maar het is waar dat de variëteit aan woorden voor verwante zaken in een taal, sterk van geografie en cultuur afhankelijk zijn: Het is maar wat je bezig houdt. Zo zul je in het Portugees tevergeefs zoeken naar een behoorlijke vertaling van bomijs of pootje over, maar als je in Portugal een meloen wilt kopen, moet je wel weten wat een `melão´, een `meloa´ of een `melancia´ is. 



In het begin kon ik er geen touw aan vastknopen, want voor een Nederlander is het allemaal meloen wat er in de schappen ligt: Watermeloen, suikermeloen, netmeloen. En ik was, eerlijk gezegd, te lui om het uit te zoeken. Om met die verwarring voor de rest van mijn Portugese leven een keer af te rekenen, heb ik die meloenen maar eens op een rijtje gezet:

Melão (Cucumis melo): suikermeloen. Er bestaan talloze variëteiten, waaronder de in Nederland zeer gewaardeerde netmeloen. Portugal produceert jaarlijks 90.000 ton suikermeloenen, waarvan een groot deel voor de export. De belangrijkste teeltgebieden vind je in het zuiden: Vila Franca de Xira, Beja, Moura en de Algarve. Maar ook tussen Douro en Minho worden suikermeloenen gekweekt, vooral de `melão casca de carvalho´, de eikenbastmeloen. In Vila Verde, tussen Ponte de Lima en Braga wordt een netmeloen gekweekt die naar peper smaakt.
de suikermeloen bevat tussen de 85 en 90 % water, 3-8 % suiker (afhankelijk van de soort) en veel vitaminen en mineralen. Volgens de Portugese huisgeneeskunst help een rijpe meloen tegen zo'n beetje alle bekende en onbekende ziektes. Vooral aan te bevelen als je een scheet dwars zit.


Meloa, (Cucumis melol), Cantaloup of kantaloep, genoemd naar het pauselijke landgoed Cantalupo in Italië, het eerste Europese grondgebied waar deze meloensoort werd geteeld.
Hier wordt de zaak `trickie´, want de `meloa´ is een variëteit van van de `melão´ (suikermeloen). Een meloen met geel vruchtvlees (caroteen). Bekend is de `Meloa de Santa Maria´, met een beschermde geografische aanduiding, afkomstig van de Azoren. 



Melancia (Citrullus lanatus) oftewel watermeloen, bestaat voor ca. 92% uit water en is verder een bron van vitaminen (A t/m C) en mineralen, waaronder kalium en ijzer, fosfor (en niet zo'n beetje ook).
De watermeloen werd al 5000 jaar geleden in Afrika gecultiveerd. Daarna verspreidde de vrucht zich via Egypte naar Azië. In de tiende eeuw werd de watermeloen in China geïntroduceerd en pas in de 18e in Europa. Afrikaanse slaven namen de zaden mee naar Brazilië, dat tegenwoordig een van de grootste watermeloenproducenten is.
In Portugal wordt de watermeloen vooral in het midden en zuiden van het land gecultiveerd.


Het was overigens een bijzonder slecht jaar voor meloen in Portugal. De meeste die deze zomer op tafel kwamen waren maar half rijp en als ze al rijp waren, hadden ze niet meer smaak dan een komkommer. Ze hadden gewoon niet genoeg in het zonnetje gelegen. De zomer begon laat: De tomaten werden pas rijp in september en tot vorige week had ik nog komkommers in de moestuin. Niet veel groter dan waar ze in Nederland zure bommen van maken, maar toch..
En mijn arme watermeloentjes: De meeste haalden niet eens het formaat van een tennisbal.


donderdag 8 augustus 2019

Van de boerderette 52. Geen muur te hoog

De pedreiro (steenhouwer) vraagt aan de eerste sollicitant: "Hoe bouw jij een muur?" Deze antwoordt: "Nou gewoon, de ene steen op de andere". "Dat wordt niets met jou", zegt de pedreiro, "Volgende". "En jij, hoe denk jij een muur te bouwen?" "Een steen bovenop de twee daar onder." "Juist", zegt de toekomstige baas, "Je kunt morgen beginnen."


Ik schreef al eens eerder over het bouwen van stenen muren en muurtjes zonder gebruik van cement, om de grond op zijn plaats te houden bij hoogteverschillen in het terrein, of voor het maken van grote bloembakken en borders (Van de boerderette 12,  De laatste steen, september 2014). Handig en leuk om te leren, maar met stenen tot veertig of vijftig kilogram, was dat nog maar kinderspel.
Intussen zijn er wel genoeg stenen door mijn handen gegaan om aan grotere muren met zware stenen te beginnen. Daar heb je natuurlijk een hijswerktuig voor nodig.


Maar steeds een `escavador´ (retro graafmachine) of een tractor met zo'n inrichting huren, is veel te duur, Gelukkig zag ik niet lang geleden iemand in de buurt een muur bouwen met een simpele hijsstelling (nee, geen heistelling) van drie palen en een takel. En natuurlijk wist buurvriend M. - die zo'n beetje alles in de bouw en landbouw heeft gedaan - hoe je die moet maken en ermee werken.


We sleepten drie - droge - eucalyptusstammetjes uit het bos en M. hengstte die aan elkaar met koploze spijker van een een duim of vijf lang, op zo'n manier dat de palen konden scharnieren (denk daar maar even over na). Daarna gingen er een paar slagen stevig ijzerdraad om de `hals´ waar de palen bij elkaar komen, dat met een grote tang muurvast aangedraaid werd. M. gaf nog wat instructies over hoe je de takel moest ophangen en de stelling met een touw beveiligen en ging er als een haas vandoor, want ik was toch zo´n handige jongen (?) en het was al 12 uur, dus het eten stond op tafel.


`O...´, zei ik en manoeuvreerde het geval recht voor de plaats waar ik de eerste steen wilde hijsen. Een meter of vier daarachter sloeg ik - bij gebrek aan een boom - een paaltje in de grond, diep genoeg om een flink gewicht tegen te kunnen houden.
Met een hijsband hing ik een `garibalde´ (kettingtakel), die een ton aan gewicht kon hijsen, aan de top van de piramide, nadat ik bovenin aan de achterste poot met een mastworp een stevig touw had vastgemaakt (Als je nooit gezeild hebt of padvinder bent geweest, doe je maar een dubbele oudewijvenknopen, die houdt het ook wel). Dat touw bevestigde ik aan de andere kant aan het paaltje met een een paar slagen en een knoop die makkelijk los te trekken was. Alles klaar voor de klus.


Met een ijzeren staaf wrik je nu de steen recht onder de takel en bevestig die met twee hijsbanden aan de haak. Omdat bijna elke man in dit gebied in de bouw werkt, of heeft gewerkt, zijn deze hijsbanden - die meestal voor eenmalig gebruik bestemd zijn - hier gemakkelijk te vinden.
En nu: Hijsen maar. Maar zorg ervoor dat je nooit - ook niet alleen met je tenen - onder de steen gaat staan, er kan altijd iets knappen of losschieten!
Takel de steen een flink stuk hoger dan waar hij terecht moet komen, want de stelling moet naar voren kantelen, waardoor hij lager komt te hangen.


Bij de eerste stenen moest ik nog heel wat keren het touw aan het paaltje los- en weer vastmaken, Ik gaf niet voldoende ruimte om de stelling voldoende te laten kantelen om de steen boven zijn plaats te brengen. Maar dat is een kwestie van ervaring. Kleine, platte steentjes eronder, om de grote mooi vast en in evenwicht te laten liggen en zakken maar.
En als hij dan nog niet stevig ligt, hijs je ´m gewoon nog een keer omhoog en zoek je beter passende steentjes.

NB De eucalyptusstammetjes op de foto zijn natuurlijk niet berekend op stenen van een ton (als je die al van z´n plaats zou kunnen krijgen), maar een paar honderd kilo kunnen ze wel aan.