dinsdag 28 april 2020

Bijzondere Portugezen 2. Een Portugese oorlogsheld

Over een week viert Nederland dat het vijfenzeventig jaar geleden bevrijd werd van de Duitse bezetting. Jammer dat door de Corona pandemie veel van de voor dit feest georganiseerde aktiviteiten niet, of slechts zonder publiek, kunnen doorgaan. Naast een feest is het vooral ook een moment om weer even stil te staan bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog waarin bijna 90.000 Nederlandse burgers werden gedood, honderdduizenden mannen en jongens als dwangarbeiders werden tewerkgesteld in Duitsland en 102.000 Nederlandse Joden op de meest gruwelijke wijze in vernietigingskampen door de Nazi´s werden vermoord. Een moment ook om stil te staan bij haar helden, de ondergrondse verzetsstrijders en de mensen die hun leven en alles wat ze hadden in de waagschaal stelden om Joodse medeburgers onder hun dak te verbergen of te helpen bij hun vlucht. Hoewel Portugal niet deelnam aan de Tweede wereldoorlog, kent het ook zo´n held: Aristides de Sousa Mendes,  die als Portugees Consul in Bordeaux, in 1940 honderden Joodse vluchtelingen het leven redde door ze - tegen alle bevelen in - visa te verstrekken voor een verblijf in Portugal. Binnenkort wordt er een plein in Jeruzalem naar hem vernoemd.

 

Aristides de Sousa Mendes


Portugal was een neutraal land tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het regime van Salazar deed er alles aan om niet in conflict met Hitler te komen. Zo liet het de eigen bevolking praktisch verhongeren door enorme bijdragen aan landbouwprodukten van haar te vorderen en dit samen met wagonladingen kleding en schoeisel naar Duitsland te sturen voor de soldaten aan het Oostfront. Niet dat Hitler ook maar een moment geaarzeld zou hebben om Portugal te bezetten als hem dat beter was uitgekomen, of dat over te laten aan het Spanje van Franco, die - zo bleek een aantal jaren geleden na de vrijgeving van geclassificeerde Spaanse overheidsarchieven - volledige strategische plannen had klaarliggen om Portugal te annexeren, maar wellicht was dat kleine landje in de periferie van meer nut als spionnennest en als bron van het voor de oorlogsindustrie zo belangrijke wolfraam voor pantserstaal en munitie.


De Portugese consul Aristides de Sousa Mendes maakt een wat rommelige diplomatieke carriëre op Zanzibar, in Brazilië, Spanje, de Verenigde Staten en de laatste tien jaar in België, waarin hij niet altijd bevelen opvolgt, soms ongeoorloofd afwezig is, in aanvaring komt met de geloofsgemeenschap van de Azoren in San Francisco en zich - in België - zelfs zo af en toe laat vertegenwoordigen door een van zijn 14(!) kinderen. Hij ontvangt een paar officiële berispingen en loopt zelfs een schorsing op.
In 1938 wordt hij door Salazar als consul in Bordeaux benoemd. Hij is dan 53 jaar.

met vrouw en (een deel van zijn) kinderschare


Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) verklaren Frankrijk en Groot Brittanië, gevolgd door o.a Canada en Australië, Duitsland de oorlog. In die tijd is er nog geen sprake van fisieke oorlogshandelingen, maar de grenzen sluiten zich en alle Europese landen verscherpen de controle op toelating van vreemdelingen, om infiltratie door spionnen en andere kwaadwilligen te voorkomen. Zo ook Portugal

Op 11 november 1939 ontvangen alle Portugese ambassades en consulaten de zogenoemde circulaire nr 14, waarin luid en duidelijk wordt bevolen dat de consulaire diensten geen visa meer mogen afgeven zonder de aanvraag te hebben voorgelegd aan de PVDE (Politieke politie, voorloper van de PIDE) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan:
Buitenlanders met een onduidelijke, betwiste of illegale nationaliteit, geëxptrieerden, houders van een vluchtelingenpaspoort (Nansen), Russen en aan alle andere verzoekers die - volgens de consul - geen genoegzame reden voor hun verblijf in Portugal kunnen opgeven, of waarvan uit hun paspoort blijkt dat ze niet in vrijheid naar hun eigen land kunnen terugkeren, alsmede uit het land van hun nationaliteit uitgezette Joden,

In tegenstelling tot de toegangsregels van bijna alle andere Europese landen, heeft een ieder die naast geldige reisdocumenten een passagebiljet via Portugal naar een derde land kan overleggen, vrij toegang tot dat land. En dat geldt ook voor Joden. Het Portugese fascisme is nooi gebaseerd geweest op racisme of antisemitisme en Salazar maakte 1935 zelfs krachtig zijn afkeuring kenbaar over de Neurenbergse rassenwetten.


door de Sousa Mendes afgegeve visum

Een paar dagen na het verschijnen van de circulaire geeft Aristides de Sousa Mendes, zonder eerst toestemming aan het Ministerie te hebben gevraagd, een visum af aan de uit Oostenrijk gevluchte Joodse professor Arnold Wizniter. `Een daad van de meest elementaire menselijkheid´, verklaart hij later. De man zou anders immers in een concentratiekamp terecht zijn gekomen. In maart 1940 geeft hij een visum af aan een Spaanse, communistische, politieke vluchteling. Dit keer wacht hij het antwoord van het Mininsterie niet af, of legt het naast zich neer. Hij wordt hiervoor ernstig berispt.
In mei van dat jaar, als Luxemburg al bezet is door de Nazi´s, waagt hij nog meer voor een Luxemburgse van Portugese afkomst die hij kent: Hij falsificeert het paspoort van haar Luxemburgse man, en laat hem voor een Portugees doorgaan.

Wanneer de Duitsers Frankrijk binnenvallen en Parijs naderen, slaan zo´n negen miljoen mensen op de vlucht, de meeste in zuidelijke richting. Onder deze vluchtelingen zijn ook vele Joden, die - al eerder gevlucht uit andere landen - in Frankrijk veilig dachten te zijn. Op 10 juni beginnen de straten van Bordeaux zich te vullen met vluchtelingen en vormen zich rijen aanvragers van een visum voor Portugal voor het consulaat. Er worden nu per dag meer visa afgegeven per dag dan daarvoor in een week. Op 10 juni verklaart Italië de oorlog aan Frankrijk en Engeland en twee dagen daarna verandert Spanje haar status van neutraal naar niet oorlogsvoerend, wat Portugal in een bijzonder moeilijke positie plaatst.

uit de film: de colonne auto´s op weg naar de Spaanse grens

En hier begint het heldenverhaal van Aristides: Tussen 14 en 17 juni geeft het consulaat zo´n 220 visa af. Aristides is uitgeput en gedeeltelijk bedlegerig in die dagen, maar geeft ook op zondag nog 40 visa af en rommelt de aanvraag van bankier Rothschild er tegen een wat extra kosten en voor zijn beurt (niemand is perfect) nog even tussendoor.
Maar op 17 juni besluit hij `Geïnspireerd door een goddelijke macht´ visa af te geven aan een ieder die daarom verzoekt: `Vanaf nu bestaat er geen nationanliteit, ras, of religie meer.´
In de volgende drie dagen stempelt hij, met behulp van zijn kinderen, neven en de Antwerpse Rabbijn Kruger - die hem ervan weet te overtuigen om toch vooral Joden te redden - honderden paspoorten af en gebruikt hij alle beschikbare officiële vellen papier om 624 visa af te geven.

Pas op 20 juni krijgt het Ministerie in Lissabon via een klacht van de Britse Ambassade dat de Portugese consul buiten de openingstijden van het consulaat visa afgeeft, te horen wat er gaande is.
De ambassade in Parijs krijgt opdracht om het probleem op te lossen, maar diezelfde dag is Aristides vertrokken naar het consulaat in Bayonne, waar hij onder de verbijsterde ogen van de vice-consul aldaar, doorgaat met het afgeven van grote hoeveelheden visa. De precieze aantallen zijn onbekend. Als het officiële papier op is, improviseert hij op `gewone´ vellen, ervan uitgaande dat het officiële stempel en zijn handtekening voldoende zijn, maar veel van deze visa worden niet geaccepteerd aan de Spaanse grens. De Portugese ambassadeur in Madrid ontvangt hierover een klacht.

borstbeeld met plaquette in Bordeaux

Lissabon neemt nu maatregelen en stuurt ambtenaren naar de Bayonne om Aristides te beletten door te gaan met het afgeven van ongeautoriseerde visa, maar de vogel is gevlogen. In de wetenschap dat de Spaanse grenzen zich definitief gaan sluiten, leidt hij met zijn dienstwagen een colonne auto´s vol vluchtelingen naar de Spaanse grens. Gebruik makend van het feit dat er aan die kant van de grens geen telefoons zijn en de Spaanse grenswachters dus nog niet voor hem zijn gewaarschuwd, weet hij die met zijn officiële status te overdonderen en de groep vluchtelingen met visa door te laten om naar Portugal te reizen,

Aristides de Sousa Mendes zette zijn carriëre en de toekomst van zijn gezin op het spel om honderden vluchtelingen, onder wie veel Joden, het leven te redden.
Uiteraard werd hij door Salazar ter verantwoording geroepen: In diens ogen had hij het Portugese corps diplomatique beschaamd en de neutraliteit van het land in gevaar gebracht.
In juli 1940 al werd een disciplinaire procedure tegen de consul gestart. Ondanks zijn verdediging, die er voornamelijk op was gebaseerd dat hij had gehandeld uit humanitaire overwegingen, werd hij schuldig bevonden aan: Ongehoorzaamheid, onrechtmatig afwezig zijn, vervalsing van documenten en zelfs afpersing. Hij werd met onmiddelijke ingang op non-actief gesteld, een jaar lang werd de helft van zijn salaris ingehouden en aan het eind van dat jaar moest hij zijn pensioen aanvragen.
Het lukte hem niet of nauwelijks om zijn huishouden met 14 kinderen (waarvan er 12 overleefden) te onderhouden. Zijn brieven aan Salazar, met het verzoek om weer in dienst gesteld te worden, werden nooit beantwoord.
Op 3 april 1954 stierf hij. Berooid, vergeten.

Wenen

Hoewel hij in 1966 al op Yad Yashim, het herdenkingscentrum van de Holocaust in Jeruzalem geëerd wordt met de titel `Rechtvaardige onde de Volkeren´, duurde het nog tot 1986 voordat hij in Portugal, door president Màrio Soares, wordt gerehabiliteerd en de familie publieke excuses worden aangeboden.
In 1987 - na nogal wat internationale druk - wordt tijdens een officiële eerbetoon aan Aristides de Sousa Mendes aan de familie de postume medaille in de Orde van de Vrijheid (a Ordem da Liberdade) uitgereikt en wordt de consul officieel weer in de gelederen van de Portugese diplomatieke dienst opgenomen.
De familie ontvangt ook een schadevergoeding in de vorm van gederfde inkomsten. Na daar een inflatieberekening op los gelaten te hebben, bedraagt die 750.000 Escudo (3750 €).

In 1994 onthult Màrio Soares in Bordeaux, vlak bij de plaats waar in 1940 het Portugese consulaat gevestigd was, een borstbeeld van Aristides met een herdenkingsplaquette.
Door de jaren heen wordt hij op verschillende manieren geëerd en herdacht. De TAP geeft zelfs een van zijn vliegtuigen zijn naam.
In november 2012 komt de film `O Consul de Bordeus´, van Francisco Manso en João Corrêa uit. Het geromantiseerde verhaal over de gebeurtenissen op die hete dagen in 1940.


In januari van dit jaar was de Portugese president Marcelo Rebelo de Sousa - met veertig andere staatshoofden - op bezoek in Israël om, tijdens het vijfde wereldforum over de Holocaust, de 75- jarige bevrijding van de vernietigingskampen Auswitsch-Birkenau te herdenken. Hij ontving daar een uitnodiging om een paar maanden later nog eens terug te komen voor de inhuldigingsceremonie van het `Aristides de Sousa Mendesplein´. Vanwege de Corona pandemie, zal dit tweede staatsbezoek nog wel even niet doorgaan, maar zeker is dat `de consul van Bordeaux´ met de naam van een plein, vlak bij het herdenkingscentrum van de Holocaust geëerd zal worden.






zaterdag 21 maart 2020

Portugal maakt het 13. Het oudste reisbureau ter wereld

Tenzij zonder ons medeweten het concept reisorganisatie al eerder in Senegal of Wladiwostok was bedacht, is het Portugese `agéncia de viagens´ Abreu het oudste reisbureau ter wereld. Een jaar ouder zelfs dan het onlangs failliet gegane Thomas Cook (1841-2019) en in tegenstelling tot laatstgenoemde nog steeds springlevend. Het is vnog steeds in handen van de - inmiddels vijfde generatie - familie. Nu maar hopen dat het niet alsnog ten onder gaat aan de gevolgen voor de reiswereld van het nieuwe coronavirus.


Het waren woelige tijden in Portugal toen reisorganisatie Abreu in 1840 haar deur opende. De extreem liberale regering van Costa Cabral tijdens het bewind van koningin Maria II voerde, naast andere hoge belastingen, de onroerende zaakbelasting in, verzwaarde de dienstplicht en decreteerde - tot verbijstering en woede van het volk - dat men niet meer in de kerk begraven mocht worden, ´zodat de doden in een onbeschermd graf in de grond gestopt moesten worden´, en dat iedereen - dus ook de allerarmsten - zelf de begrafeniskosten van hun dierbaren moesten betalen, Dit samen met de extreme armoede van de bevolking en de en de honger als gevolg van een desastreuze aardappelziekte leidde tot de `Opstand van Maria de Fontes´ (1846) in de Minho en later zelfs bijna tot een burgeroolog in het hele land, de `Guerra de Patuleia´


Veel arme mensen uit de Minho besloten in die tijd om hun geluk te gaan zoeken in de voormalige kolonie Brazilië (onafhankelijk geworden in 1825), of Venezuela, waar nu vele Luso-descendenten zuchten onder het bewind van Nicolas Maduro.
Omdat de meeste van hen lezen noch schrijven konden, was het een bijna onoverkomelijk probleem om zelfstandig aan reisdocumenten, zoals een paspoort en een passagebiljet op een passagiersschip te komen.

Dat was het gat in de markt dat Bernardo Luis Vieira de Abreu aanboorde. Hij vestigde zijn kantoor in Porto, op de Rua de Loureiro. Strategisch dichtbij de `Governo Civiel´, het administratieve orgaan dat de paspoorten afgaf. Volgens Jos´Quintas do Couto, beheerder van het archief van Abreu, stond er in die tijd elke dag, nog voor het bureau haar deuren opende, een enorme rij emigranten in spé voor de deur van het bureau om hun aanvragen voor paspoorten en transatlantische reisbiljetten te laten behandelen. Daniel, de jongste zoon van de eigenaar, stond al vanaf zijn 14e `borg´ voor paspoortaanvragen.

Als gevolg van de revolutie in 1910, die een einde maakte aan de monarchie en de invoering van de republiek in Portugal, verdubbelde het aantal emigranten nog eens. Intussen werd het bureau door de weduwe van Daniel Vieira de Abreu, de jongste zoon van de oprichter, geleid.
Vlak voor en tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog stonden er opnieuw rijen wachtenden voor de deur van voornamelijk Joodse burgers die, op de vlucht voor het fascisme, een enkele reis naar de Verenigde Staten, of een ander veilig land wilden boeken.


1945 werd met de oprichting van de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP een nieuwe markt voor het reiswezen opengelegd. Toen de Staat in 1948 een officiële status voor reisagentschappen mogelijk maakte, was Abreu er als de kippen bij om haar papieren te overleggen en die binnen te halen.
In de jaren 50 van de vorige eeuw werden tourisme en reizen steeds meer toegankelijk voor Jan met de pet, nou ja, natuurlijk eerst allen nog voor de witte boordjes. Abreu kreeg grote bekendheid door haar excursies naar het `geciviliseerde Europa´. Meestal nog per touringcar. Om lange wachttijden en uitvoerige controles bij de Portugese grensovergangen te omzeilen, kochten de gidsen vaak grensbewakers om met sigaretten of pornoblaadjes.
Door de explosieve groei van de excursies werkten er in 1955 al 14 fulltime medewerkers in dienst.


Rond 1960 begonnen de commerciële luchtvaart en zelfs cruises een grote rol te spelen in het pakket van georganiseerde reizen. De hoofdvestiging van Abreu werd verplaatst naar de chique avenue Aliados (Praça da Liberdade) in Porto en er werden steeds meer nevenvestigingen geopend. Niet alleen in Portugal, maar ook in o.a. Rio de Janeiro, New York, Londen en Madrid.
De reisgidsen uit die tijd, geïllustreerd door bekende Portugese beeldend kunstenaars zoals Júlio Resende, zijn inmiddels collecters items geworden.


Na de Anjerrevulutie in 1974 democratiseerde de vakantiereis in Portugal zich pas echt. Abreu telde in 1980 al ruim 1000 medewerkers in binnen- en buitenland. Het bedrijf heeft overnames steeds kunnen afweren en is altijd in handen van de familie gebleven. Door nauwlettend de ontwikkelingen op de reismarkt in de gaten te houden en zonder aarzeling in het digitale tijdperk te zijn gestapt, is Abreu nog steeds de grootste reisorganisatie van Portugal, met een aandeel van 25% in de markt.
    

zaterdag 29 februari 2020

Stad en land 27. Geschiedenis van het Portugese bos, deel II

Het is 29 februari. Een dag die eigenlijk niet bestaat. Door het raam zie ik dat de takken van de eiken in ons bos met de dag roder worden. Ze zitten vol met knoppen die op het punt staan open te barsten. Dit artikel is alweer langer geworden dan mijn bedoeling was, maar vertelt natuurlijk nog steeds het volledige verhaal niet. Daarvoor zou je een boek moeten schrijven. Ik hoop dat je het geduld kunt opbrengen om het te lezen. Wat mij bij het overlezen vooral opviel is hoe de staat van het Portugese bos en het beheer daarvan door de eeuwen heen,  een afspiegeling van de Portugese samenleving lijken te zijn.


Als antwoord op de schrikbarende onbossing van Portual in de 16e eeuw werd in 1565 de `Lei das Árvores´, de Bomenwet, ingevoerd, die lagere overheden en particuliere landeigenaren verplichtte om braakliggende grond te (her)beplanten met inheemse boomsoorten. Hoewel die wet wel een beetje hielp, werd ze, vanwege ontbrekende controle, slecht nageleefd.
Door gebiedsuitbreiding (Madeira en later de Azoren) en de kolonialisering van grote delen van Afrika, Azië en Zuid-Amerika (Brazilië) kreeg Portugal de beschikking over een haast onuitputtelijke bron van hout en dat reduceerde de zorg van vorst en hoge adel voor de binnenlandse bossen tot het onderhouden van hun eigen jachtgebieden.

bebossing van de duinen

In het begin van de 19e eeuw was nog maar 10% van Portugal met bos bedekt. Wel plantte men dennen aan de kust om de opmars van het zand naar de landbouwgronden te stuiten.
In deze eeuw ging het grootste deel van het Portugese bos over in privé-handen en dat zou later een van de grootste struikelblokken voor duurzaam bosbeheer worden. Vergeleken met andere Europese landen bleef maar een heel klein gedeelte van de bosgrond (2-3%) in handen van de Staat.
Dit werd beheerd door de inmiddels opgerichte `Administração das Matas´ (vgl. Staatsbosbeheer).
Met name in bergachtige gebieden bleven onbebouwde stukken grond zonder officiele eigenaar - de zogenaamde `baldios´ - over voor gemeenschappelijk gebruik.

Zoals dat in 19e eeuw op elk gebied gebeurde, sloeg ook in de Portugese bosbouw de wetenschap toe: Het moest allemaal anders. De landbouwingenieurs - er was inmiddels een universitaire cursus Bosbouw gecreëerd - oordeelden dat de traditionele bosbouwactiveiten verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van het oorspronkelijke bos en voerden het `floresta cientifica´, het `wetenschappelijke bos´ in, een concept dat in het begin van de 19e eeuw uit Duitsland was overgewaaid. De ´baldios´ moesten bebost worden en er werd hoge prioriteit aan de waterbeherende rol van bossen als hulp voor het vastleggen van de duinen gegeven.

Guarda Florestal

In de eerste helft van de 20e eeuw nam de `Estado Novo´, de tijd van de dictatuur in Portugal, dit concept over. De duinen waren inmiddels bebost, maar tegen bebossing van de `baldios´, de terreinen voor gemeenschappelijk gebruik (beweiding van schapen en geiten, bebouwing met culturen zoals rogge en aardappelen, brandhout enz.) werd openlijk of ondergronds verzet gepleegd. Het waren de laatste `eilandjes´ van vrijheid, die buiten de contrôle van economie (belasting) en politiek vielen.
Maar tegen de agronomen van de totalitaire staat met hun landkaarten viel niet op te boksen. Veel `baldios´ werden bebost en de gebruikers zagen zich gedwongen te verhuizen.
Tussen 1939 en 1960 werden 190.000 hectaren bebost (tegenover slechts 21.000 tussen 1888 en 1938). Er werd vooral grove den geplant.

In die tijd werd ook de `Guarda Florestal´, de boswachter, geïntroduceerd. Die moest vooral een oog houden op de jonge aanplant, want bij een jong dennetje is het al voldoende om de top af te breken, om het boompje verloren te laten gaan. Vooral (schaap)herders werden streng in de gaten gehouden.
Deze bebossingspolitiek, de trek naar de stad en de industrie in de suburbs, maar niet te vergeten de massale - clandestiene - emigratie (zie Portugallig 8.) vanwege de slechte economische en politieke omstandigheden in Portugal, zorgden voor de eerste tragische golf van ontvolking van het binnenland.
Terwijl Salazar aan de ene kant, met name in het midden en noorden van Portugal bebossing en industrialisering van de bosbouw promoveerde, werden ten zuiden van de Taag alle bebossing en andere biodiversiteit opgeofferd aan zijn megalomane graancampagnes, die voor een onomkeerbare erosie van de grond zorgde.

`waartussen je prachtig je afval kon mieteren´

Door de ontvolking van het binnenland (platteland zou een beetje vreemd klinken als je het over Portugal hebt), door emigratie en de trek naar de industriegebieden aan de kust, verdween voor een groot deel van de Portugese bevolking de directe relatie met het bos. Bomen waren dingen die geld opbrachten, vooral in de papierindustrie (eucalyptus). De niet meer begraasde weidegronden overwoekerden met brem en gaspeldoorn, waartussen je prachtig je afval kon mieteren. Ze stonden met grote regelmaat in de brand. Een gebeurtenis waar bijna niemand veel om gaf, omdat dat in het begin nog niet zo gevaarlijk was.
De `moderne´ Portugees maakte op zondag een rondje met de auto naar de `shopping´, of stond in de file naar het strand, maar in het bos hoorde je alleen de vogeltjes fluiten. Behalve in het eucalyptuswoud, want daar is het doodstil.

Na de toetreding van Portugal tot de EU in 1986, verkwanselde Portugal - met met kennelijke minachting van de twee opeenvolgende regeringen van premier Cavaco Silva voor de eigen land-, bosbouw, en ambachtscultuur - het aandeel in haar traditioniele productievormen (scheepsbouw, zware industrie, visserij en landbouw) in ruil voor EU subdsidies voor het aanleggen van (tol!)snelwegen en stadsherstel.
Land-, tuin- en wijnbouwers kregen subsidies om hun bedrijf te staken en het land werd voor basisbehoeften zoals voedsel, maar ook van hout voor constructie en de meubelindustrie, afhankelijk van import en de globale markt.

PIN-project golfressort `Bom Sucesso´, Òbidos

De in die zelfde tijd door de EU ingevoerde regelgeving met betrekking tot de bescherming van bomen, in Portugal vooral met het oog op kurk- en steeneikeiken, werd  niet of nauwelijks nageleefd.
De boetes per boom waren lager dan wat ze als brandhout opbrachten en de `Guarda Florestal´ was door bezuinigingen nauwelijks nog operationeel.
Met de invoering in 2005 van de `Projectos de Interesse National (PIN)´, projecten die als van nationaal belang gezien werden, zoals hotelressorts, golfbanen en andere toeristische projecten, was zelfs geen eeuwenoude olijfboom meer veilig voor de kettingzaag.

Intussen was door de enorme expansie van de papierpulpindustrie in de jaren ´70 van de vorige eeuw (the Navigator Company in Aveiro, Celulosa Beira in Fig. da Foz en Caima, Goma en Celulosa do Tejo aan de Taag) een bijna onverzadigbare behoefte aan eucalyptushout ontstaan. Door middel van een aantal wetswijzigingen stimuleerde de Portugese overheid kleine landegenaren om eucalyptus te planten voor de vekoop aan de papierindustrie.

papierpulpindustrie (eucalyptushout)

Dit liep volkomen uit de hand: Behalve dat die aanplanten in drie of vier cyclussen van ca. 20 jaar de grond volkomen uitputten, werden de Portugese zomers al snel geassocieerd met steeds vaker voorkomende en almaar grotere bosbranden (lees Stad en land 14. Eucalypta!). Op terreinen die verlaten werden door de trek naar de stad, overlijden van eigenaren en - maar al te vaak voorkomende - erfenisgeschillen woekerden eucalyptus (en verschillende acacia-soorten) onstuitbaar voort.
En zo creëerde Portugal in slechts dertig jaar het grootste ononderbroken eucalyptuswoud van Europa, met een bevolking die volkomen afhankelijk werd van de verkoop van haar bomen aan de papierindustrie tegen kunstmatig laag gehouden prijzen en met een levensgevaarlijk risico op bosbrand.

In de eerste twee decennia van de 21e eeuw werden de bos- en `mato´(maquis)branden een steeds dreigender gevaar, met als triest hoogtepunt de rampenzomer van 2017, waarin 116 mensen stierven en 320 gewond raakten als gevolg van de onstuitbare bosbranden in juni en oktober, en waarin talloze gezinnen dakloos werden. In dat jaar verbrandde ongeveer een half miljoen hectare `mato´, cultuurgrond en bos, waaronder het eeuwenoude `Pinhal de El Rei´, bij Leiria. Vier keer zoveel als in een `normale´ zomer.

Eindelijk drong het tot de overheid door dat ze niet meer kon vluchten voor de al jarenlang tevergeefs geuite waarschuwingen en waardevolle adviezen van deskundigen: Die branden konden onmogelijk bestreden worden met steeds grotere aantallen brandweerlieden en blusvliegtuigen. Er moesten structurele maatregelen tot bosbeheer komen.
Over de genomen maatregelen en wat daar tot nu toe van terecht gekomen is, wil ik het in een volgend artikel hebben.

herbebossing van het dennenbos bij Leiria

Tot slot de actuele staat van het Portugese bos (voor zover bekend):
In juni 2019 werd door het `Instituto de Concervação da Natureza e das Florestas (INCF)´ met grote blijdschap de 6e `Inventário Florestal Nacional´, Inventarisatie van het Nationale Bos, gepresenteerd.
De uitkomsten zijn nauwelijks actueel te noemen, want ze zijn gebaseerd op gegevens tot 2015 (sommige zelfs tot 2010) en laten dus de destructie van het bos door de gigantische bosbranden van 2016, -17 en -18, maar ook de invloed van recente bomenplagen, zoals de kastanjegalwesp en de eikenaardvlo, buiten beschouwing.

Volgens het rapport wordt op dit moment 36% van (continentaal) Portugal, ongeveer 3 miljoen hectare, ingenomen door bos, waarvan:
1.063.000 ha. door kurk- en steeneik
   844.000 ha. door eucalyptus
   714.000 ha. door grove den
   193.000 ha. door parasolden
   300.000 ha. door tamme kastanje, eik en andere loofbomen

(uiteraard heeft men kurk- en steeneik samen genomen, om te verhullen dat de eucalyptus het grootste oppervlak in bezit heeft genomen).

Een groot deel van het bosgebied is in de laatste jaren door brand verwoest en moet hoognodig herbebost worden, voordat erosie en invastie door eucalyptus en acacia toeslaan.











dinsdag 28 januari 2020

Stad en land 26. Geschiedenis van het Portugese bos, deel I

Ooit was het gebied dat nu Portugal heet, net als bijna heel de rest van Europa, bedekt met bos: eiken, kurkeiken, Tamme kastanjes, beuken en berken. Dat landschap is drastisch veranderd. In het zuiden rukt de verwoestijning op en leggen zelfs kurkeiken het loodje. En dat is echt niet alleen de schuld van de klimaatverandering. In het midden hebben de dennenbossen het te kwaad, terwijl de eucalyptus oprukt. In het noorden worden de - verbrande - berghellingen overwoekerd door  hoog en brandbaar struikgewas. Terwijl steeds meer eucalyptus, acacia en andere - vooral Australische - invasieplanten, al dan niet zo bedoeld de plaats innemen van autochtone soorten. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? 


Als je voor de laatste ijstijd (tussen 110.000 tot 13.000 jaar geleden) op het Iberisch Schiereiland  een soepje wilde koken, hoefde je niet ver te zoeken voor een blaadje laurier. Het vochtige, subtropische boslandschap werd overheerst door laurier, Ocotea foetens (stinklaurier), Persea indica, Apollonius barbujana en andere soorten uit de laurierfamilie, planten die nog steeds typisch zijn voor de flora van de Canarische eilanden, Madeira en de Azoren, die weinig of niets van de ijstijd te lijden hadden.

laurissilva begroeiing (Madeira)

IJs en koude zorgden voor een bijna volledige uitroeiing van deze `Laurissilva´ begroeiing op het Europese vasteland. Op de smalle strook bergland die nu Portugal heet werd haar plaats ingenomen door bomen die aangepast waren aan een koeler klimaat: In het noorden en midden vooral bladverliezende eikensoorten, zoals de zomereik (carvalho alvarinho), de pyreneeëneik (carvalho negral) en de tamme kastanje, maar ook hulst (azevinho), hazelaar (aveleiro) en Spaanse aak (bordo), wilde peer (pereira brava), meidoorn (pilriteira) en lijsterbes (tramazeira)
In hoger gelegen gebieden vond je ruwe berk en grove den.
Het zuiden zuiden van Portugal werd vooral bezet door de voor dit land zo karakteristieke kurkeik (sobreiro) en de steeneik (azinheira).
In vochtige gebieden en langs beken en waterlopen vormden zich boschages van es (freixo), wilg (salgeiro), populier (choupo) en de zwarte els (amieiro).

eikenbos (fagosilva)

Dit was het landschap waarin de makers van de rotsgravures van Foz Coa zo´n 11.000 jaar geleden jaagden (Stad en land 22) jaagden en vrolijk een begin maakten met de uitroeiing van de grote zoogdieren, waaronder de grote grazers, oeros en Europese bizon. Sommige wetenschappers (Vera) geloven dat die laatsten een belangrijke rol speelden bij expansie en behoud van de eikenbossen, omdat ze het struikgewas kort hielden (open plekkentheorie) en de naar beneden gerichte laagste takken afvraten, zodat de bomen omhoog konden schieten. Desastreuze experimenten met Schotse Hooglanders en Bizons in Nederland en palynologisch onderzoek (Frazer Mitchel) doen ernstig twijfelen aan die theorie.

rotsgravure van een oeros

Tot 7000 jaar geleden had het bos weinig te lijden van die vroege bewoners van Portugal, maar vanaf die tijd begonnen landbouw en veeteelt om ruimte te vragen. Er werd gehakt en gebrand om akkers en weidegronden voor vee vrij te maken. Omdat het gebied dun bevolkt was, hadden die activiteiten nog niet zo'n grote impact op het bos, maar vanaf zo'n 4500 jaar geleden begonnen het grazen van door herders geleide kudden geiten, hakken van bomen voor brandhout en landbouwgrond zichtbare  invloed op het landschap uit te oefenen.
Hoe anders zou de wereldgeschiedenis zijn verlopen als de mens eerst de geboortebeperking had uitgevonden (en toegepast) en pas daarna de landbouw...

Sinds de IJzertijd (ca. 1000 v. Chr) werd Portugal bewoond door de Lusitaniërs. Maar anderhalve eeuw v. Chr. konden de Romeinen hun expansielust niet langer beteugelen. Het bos was een grote strategische hulp voor de legendarische Viriato, die met zijn strijdmakkers meer dan 10.000 Romeinse soldaten over de kling joeg, voordat ook Portugal door het Romeinse rijk werd ingelijfd.
Die Romeinen waren gekomen om te blijven (tot 411 na Chr.) en begonnen natuurlijk meteen met hakken en zagen om kampen, wegen en steden  aan te leggen en vooral veel landbouw - wijn - te (laten) verrichten.

Viriato, standbeeld in Viseu

Na de val van het Romeinse rijk kwamen de Sueven en de Visigoten. Die laatsten hadden het echter zo druk met elkaar de macht betwisten, dat in 711 de Berberse Moorse generaal Tariq Ibn Ziyad zijn kans zag om Het Iberisch schiereiland bij het Omajjaden-kalifaat in te lijven.
De Noord-Afrikaanse overheersers voerden andere manieren van landbouw in, zoals irrigatienetwerken en terrascultuur, en - van meer belang voor dit verhaal - nieuwe boomsoorten, zoals amandel, vijg, olijf, sinaasappel, citroen, appel en peer. In de Algarve en de Alentejo vonden ze prachtige pijnbomen voor de masten van hun oorlogsschepen.

De Moorse overheersing duurde een kleine vijfhonderd jaar, maar stukje bij beetje werd het kalifaat teruggedrongen, tot in 1249 de laatste Moren uit de Algarve werden verdreven.
Intussen was Portugal (nog zonder Algarve) al in 1145 officieel als onafhankelijke staat erkend,
Wie nog niet gekerstend was tijdens het bewind van de Visigoten of de Moren - welke laatsten niemand dwongen om zich tot de Islam te bekeren - werd dat nu. Het was gedaan met het  elke vorm van animisme, wie ook maar een zweem van verdenking op zich laadde, iets meer te zien in een eeuwenoude eik dan takken en bladeren werd als heks verbrand en die eik voor de zekerheid meteen ook maar. Moslims en Joden dienden zich bekeren tot het Christendom of te vertrekken. Zo niet, dan stond ze hetzelfde lot te wachten (zie Stad en land 7).

`Nora´, een erfenis van de Moorse overheersing

`De mens was `Gods rentmeester´en dat werd opgevat als `De baas over het hele spul`, oftewel onbeperkte macht over planten, dieren en dingen (en mensen die lager op de sociale ladder stonden). Te gebruiken voor doelen als de`Vooruitgang´, en ´Economische Groei´. Natuurlijk was dat niet anders in de rest van het gekerstende Europa.
Pas in de laatste tientallen jaren verandert die houding van de mens ten opzichte van de rest van de wereldbewoners een beetje. In ieder geval met betrekking tot dieren, maar ook - vaak nog in ludieke vorm, zoals `het Parlement der Dingen´- ten aanzien van zeeën en rivieren en zelfs bossen.

Maar ik dwaal af, voorlopig zijn we zover nog niet. Laten we de draad weer oppakken in de hoge middeleeuwen (een periode die merkwaardig genoeg in het Portugees `Idade Média Baixa´, lage middeleeuwen wordt genoemd).
In deze periode kwam het Iberisch schiereiland een beetje tot rust na alle bezettingen en volksverhuizingen en kreeg de boer weer de kans om rustig zijn voor te ploegen, te zaaien en te oogsten, zonder dat land en boerderij om de haverklap door rondtrekkende legers en benden werden verwoest of geplunderd. Adel en kerk (kloosters) organiseerden het land en ontgonnen bos ten behoeve van land- en bosbouw en het weiden van vee.

Rond 1250 werd op last van Dom Afonso III een begin gemaakt met de aanleg van het 11.000 hectare grote `Pinhal de Leiria´, het dennenbos van Leiria (In 2017 volledig door brand verwoest). De gestaag groeiende bevolking had behoefte aan hout voor constructie, het bouwen van boten voor de visserij en niet aan te sjouwen hoeveelheden brandhout. Dat veroorzaakte een onomkeerbare versplintering en degradatie van de voorheen zo eindeloze Portugese bossen.

replica `caravela´ XV eeuw

Als gevolg van kruistochtambitie vermengd met roofzucht van een grote groep jonge edellieden zonder erfrecht werd in 1415 het Noord-Afrikaanse Ceuta door Portugal veroverd. Dit wapenfeit gaf voldoende zelfvertrouwen aan het Portugese gezag, te beginnen met Dom Pedro, om grootscheepse handel op de Middellandse Zee te gaan voeren en op zoek te gaan naar alternatieve routes en handelswaar. En zo rondde men Kaap de Goede Hoop en kwam men in de Indische Oceaan terecht Kortom de periode van de grote ontdekkingsreizen was begonnen.
De steeds groter wordende behoefte aan schepen voor handel, ontdekkingsreizen en marine, kostte enorme hoeveelheden hout. Zoveel, dat het schaars begon te worden en de Portugese marine maatregelen ter bescherming van de bossen moest nemen. Uit documenten uit die tijd blijken talloze klachten van de bevolking, stads- en kloosterbesturen over gebrek aan brandhout. Soms werden, onder het voorwendsel vergunning voor het kappen van hout voor schepen te hebben, door gewiekste lieden bomen gekapt en met dikke winst als brandhout verkocht...

Er waren nog vele eeuwen te gaan voordat steenkool, aardolie en -gas een rol als energiebron bij de bereiding van voedsel en verwarming gingen spelen. Hoe dat in de tussentijd verder ging en hoe het Portugese bos zich daaronder hield, vertel ik in deel II



zondag 22 december 2019

Van de boerderette 55. Natal 2019: Stik of Barst?

Kerstmis 2019. Het regende al weken in Portugal, toen we de depressie Elza en haar malafide zusje Fabien over ons hoofd kregen: Vier dagen met angstaanjagend harde storm en stortregens, zesendertig uur zonder stroom. De temperatuur is veel te hoog voor december en in Nederland nog extremer. Neem daarbij de zwaar teleurstellende uitkomst van de klimaatconferentie in Madrid en je hebt reden genoeg om naar de dokter te rennen voor een doos Prozac. Maar in plaats van te treuren over de ontbossing van de Amazone, of te tieren op Bolsonaro, Trump, Putin of Xi (en doe Scot Morrison daar nu ook maar bij), zouden we de hand ook eens in eigen jakje kunnen steken en kijken wat we zelf kunnen doen. Volgens mij moet je de slogan van Greta Thunberg: `Niemand is te klein om verschil te maken´ niet al te letterlijk nemen: Grote mensen mogen ook meedoen. Plant eens een boom! Ken je  Confusius? Die knul wist het 2500 jaar geleden al te vertellen: De beste tijd om een boom te planten is 10 jaar geleden. De op een na beste nu.´ Als je geen plaats in je tuintje hebt, doe je het maar in Groningen, of hier in Portugal. Kun je meteen met je schuldgevoel over het weekendretourtje Amsterdam-Porto afrekenen.


Af en toe komt hij weer boven, die adolescent die zich grote zorgen maakte over de voorspellingen in het MIT rapport `Grenzen aan de Groei´ (1972) van de Club van Rome en die de door Kontakt Milieubeheer Zaanstreek (KMZ) speciaal voor scholieren georganiseerde acties over milieuvervuiling en overconsumptie erg serieus nam (De pamfletten `Stik´ (!971) en `Barst´ (1973) heb ik nog steeds), de adolescent die tot groot verdriet van zijn vader diens nieuwe auto geen blik waardig keurde: "Nou en? Weer een nieuw benzinemonster", het joch dat op uren dat hij in de klas had moeten zitten, naar de Zaan reed en zijn fiets tegen de dijk gooide bij `het wrak´ tegenover zeepfabriek de Adelaar en urenlang moedeloos naar de onstuitbare, veelkleurige en stinkende rook van de Zaanse industrie zat te staren, en naar de - aan de walkant zwemmende - ratten, die het blijkbaar allemaal geen moer kon schelen. Hoe moest dat nu verder...


In die tijd kwam daar ook nog eens de oorlog in Vietnam bij, in de verbijsterende gedaante van het door napalm verbrande meisje Kim Phuc en de, altijd aanwezige, loodzware dreiging van De Bom.
Die adolescent snapt best wat die Greta Thunberg bezighoudt.
Voor haar is er echt niets leuks aan al die aandacht. Die staat alleen maar in dienst van de actie: Intussen  beleeft ze de - toekomstige - hel op aarde.

Gelukkig hielpen vriendschap en humor me om de doemscenario's een beetje te relativeren en hoewel ik, als er dan toch een keer brommer gereden moest worden, de Solex van mijn moeder pakte, want die reed wel een op zeventig, en nooit mijn rijbewijs gehaald heb, omdat ik vond dat ik het best met fiets en trein af kon, rookte ik al snel als een schoorsteen, at ik het liefst paardenbiefstuk en saucijsjes, of, als het even kon chinees (want die doet veel meer met vlees) en vergreep me met gulzige hand aan chips, dips en borrelhapjes.
Maar niemand heeft mij ooit kunnen wijsmaken dat we maar ongelimiteerd door konden gaan met economische groei en bevolkingsaanwas.


In 1973 kwam de oliecrisis, met die toespraak in december van Joop den Uyl: "(...)Wij zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie (met een g.). Daarom zal ons bestaan veranderen. Bepaalde uitzichten vallen daardoor weg, maar ons bestaan hoeft er niet ongelukkiger op te worden", waarna hij de benzine op de bon deed. "Nou en...?" Die autoloze zondagen waren fantastisch en we hadden dikke pret met het `Koeweit kiele kiele Koeweit´ van Farce Majeur en de oudejaarsconferentie van Wim Kan: `Zuinig over de drempel (...in het donker met Wiegel en Pien).

Toen de voorspellingen van het rapport van de Club van Rome op korte termijn niet uitkwamen en het er niet naar uitzag dat dat in de nabije toekomst zou gebeuren, werd het MIT-rapport weggehoond. Intussen werden er wel een aantal milieumaatregelen getroffen: De Rijn schuimde al een stuk minder, er kwamen strengere regels voor de uitstoot van gassen en afvalwaterlozingen van fabrieken en ook het aardgas leek voor een schoner milieu te zorgen. en De grondstoffen waren nog lang niet op en er werden steeds weer nieuwe gevonden.
De zeurkousen die nog twijfelden werden Geitesokken, of erger nog, Doemdenkers genoemd.


                                  https://www.youtube.com/watch?v=3zM5IsUIhEM

We gooiden met z'n allen de kont tegen de krib en gingen er eens flink tegenaan. Het laatste restje hongerwinterzuinigheid werd uit de pels geschud en de welvaartsstaat opende zijn poorten. Het kon niet op: Op verjaardagen stonden de tafels vol met salades, Franse kazen, patés, garnalen en zalm. Er was bier en wijn in overvloed en wat sterks voor wie dat wenste. In het weekend werd er gebarbecued, gefonduud, geraclet en gegourmet. Ruzie met de buurman, omdat  er geen plek was voor die tweede auto voor de deur en sportfietsen in de schuur.

We gingen op vakantie. Eerst nog naar de camping, een huisje in Appelscha, of - voor zon en sangria - naar Benidorm, maar al snel ontdekten we Duitsland, Luxemburg en de Dordogne, We reden Eupen - Malmedy - Sankt Vith met een zak aardappelen en een jerrycan jenever in de kofferbak. Daarna werd het vliegen. Liefst zo ver mogelijk: Nepal, Bali of de piramiden van de Azteken. `Arme mensen daar, maar zo eerlijk en gastvrij!´ Lange vakanties raakten uit. We gingen liever twee of drie keer per jaar vliegen en hopten tussendoor nog een weekendje naar Londen of Lissabon.

We gingen op vakantie

Milieu-organisaties waren vervelende muggen. Die gaf je af en toe een knaak. Dan deed je toch wat voor het milieu... En wat die grondstoffen betreft: Wij doen alles in de juiste bak. De Chinezen maken toch weer nieuwe elektronica van onze afgedankte computer? Wie het echt breed had, nam een abonnement op Natuurmonumenten. Voor tien Euro per maand (aftrekbaar van de belasting) had je ook nog een mooi blad.
`Die opwarming van de aarde zou toch wel meevallen. Was dat eigenlijk wel waar? Zoiets kreeg de mensheid toch niet voor elkaar, en anders zal de wetenschap daar wel een antwoord op hebben. De techniek staat voor niets.´

We kregen het wel voor elkaar en die Wetenschap staat vooralsnog met bijna lege handen.
Er zijn nog geen 50 jaar verstreken na het verschijnen van het rapport van de Club van Rome en in die tijd hebben we onze aardbol meer leed aangedaan dan in honderden jaren daarvoor.

uit de film Wall-E

We zijn al consumerend in slaap gesukkeld, hebben ons in slaap laten sussen  door onze consumptiedrift en de mooie praatjes van politici en multinationals die steeds beter beloofden, steeds groter, steeds verder. We verdienden het toch. We waren allemaal zo speciaal.
Maar het was geen rustige slaap, want af en toe werden de aangename dromen verstoord: De olieramp in de Golf van Mexico, de alarmerende berichten over een door plastic overwoekerde oceaan, het razendsnelle uitsterven van planten- en diersoorten, het verdwijnen van bijen en enorme hoeveelheden andere insecten en natuurlijk steeds sterker: Het opwarmen van de aarde, het smelten van het poolijs, de branden, de stormen. En nog zijn er hele kudden mensen die niet in hun slaap gestoord wensen te worden en ontkennen dat er iets aan de hand is.

Maar een nieuwe generatie is klaarwakker en erg bezorgd. Over hún toekomst. Nog jonger en misschien nog wel veel banger dan ik was. En met nog veel meer reden.
Kranten en met name die van Rupert Murdoch en sociale media spelen de vrouw in plaats van de bal en grijpen elke `polemische´ foto, `controversiële´ of `tot geweld oproepende´ uitspraak van Greta Thunberg aan om karaktermoord te plegen. Waar het werkelijk om gaat wordt onder het tapijt geveegd.
De politici - met name die van de grote, rijke landen - hebben het weer laten afweten - en alle belangrijke beslissingen  voor zich uitgeschoven. Als die al ooit genomen worden voordat het te laat is.


In de tijd dat ik in het weekend met vrienden en vriendinnen naar de kroeg ging, liep daar vaak een klein, maar sterk en ongelooflijk bezopen kereltje rond - dronken Cortje - dat je pijnlijk bij de arm greep en met krakende stem toebeet: "Alle ouwe lullen moeten opsodemieteren". Een filosoof!
De tijd van mijn generatie is aan het opraken, maar we kunnen toch op z'n minst proberen om de wereld voor de volgende generaties leefbaar te houden. Het kan best allemaal een beetje minder. Ik hoef het verder niet uit te leggen.

En plant eens een boom. Of tien.
Ik leef tegenwoordig in de gelukkige omstandigheid dat ik me daar bijna dagelijks mee bezig kan houden, of liever gezegd: Ik snoei voornamelijk spontaan opkomende bomen en geef ze de ruimte om te kunnen concurreren met de veel sneller groeiende maquis. Wat is er mooier dan een bos (een kleintje hoor) te zien groeien?
Ja, ik weet het, ik heb makkelijk praten met zoveel terrein. In Nederland is nauwelijks plaats en denkend aan de toekomst... Over België hoef je niet meer te twijfelen. Ook daar kunnen ze maar beter meteen mangrove gaan planten,
Maar je zou projecten in andere landen kunnen steunen of misschien wel een stukje bos in Portugal kunnen planten. Plek zat. Het binnenland raakt al meer verlaten en overwoekerd door brandgevaarlijke eucalyptus en maquis. geld om het bos te onderhouden is er vaak niet en er zijn hier nog bijna geen particuliere natuurbeschermingsprojecten.


In de komende tijd meer aandacht voor het Portugese bos:
- Wat daar zoal groeit, bloeit en doorheen dartelt.
- Wat het produceert en welk economisch belang het heeft.
- Van wie het is en hoe bescherming en toezicht zijn geregeld
- Stand van zake boshervorming en kadaster.
- Natuurbeschermingsorganisaties en `bomenplanters´ zoals `Criar Bosques´ (Plant een bos)

Intussen wenst de Portugeest je een vrolijke kersttijd - gewoon doorgaan met ademhalen - en een CO2-neutraal nieuw jaar.