woensdag 15 oktober 2014

Van de boerderette 14. Langs berg en dal klinkt hoorngeschal?

Want in het bos daar zijn de jagers
Hai lie hai loo, de jagers
En die jagen er op los
(Hydra, 1974)

 

Ik werd wakker van een dubbele knal: `O, shit, vergeten om tegen mijn zoontje te zeggen dat de katten niet naar buiten mogen. Het jachtseizoen is begonnen en op de berg loper er vast weer een paar rond die het verschil tussen een kat en een konijn niet kunnen of willen zien. We hadden geluk, want hoewel ik een stuk of tien Rambo´s in camouflagepak, met elk twee of drie honden, over de weg en op de berg zag rondstruinen, kwamen de poezen aan het eind van de middag veilig thuis.


Eigenlijk mogen de jagers met hun geweren niet eens passeren over de weg of jagen op ons deel van de berg. Volgens de wet moeten ze op 250 meter afstand van huizen en andere bebouwing blijven, tenzij ze hun geweer `geknakt´ en met een speciaal, goed zichtbaar veiligheidsslot dragen. Daar houdt bijna niemand zich aan en er is weinig controle.

`good sport´

De relatie tussen boer of tuinbouwer en jager is ambivalent. Natuurlijk zijn de jagers welkom in tijden dat konijnen of patrijzen je hele oogst opvreten, maar hoewel er wel zijn die volgens het boekje jagen (tegenwoordig moet je godzijdank een cursus volgen en examen doen voordat je een jachtvergunning krijgt), nemen veel jagers het niet zo nauw met de regels. Ze jagen te dichtbij je huis (en kinderen), vernielen omheiningen, laten afval op je land achter en hebben hun honden niet in de hand. Zes jaar geleden heb ik er eens drie van vergevorderde leeftijd (waarvan een half blind), stinkend naar alcohol, in het Nederlands van mijn land af gegeveedeed. Ze hadden mijn poort min of meer geforceerd en kwamen met vuurklare geweren over het pad vlak achter het huis aanstrompelen. Maar je moet oppassen met je protesten, want jagen is duur en daarom een privilege voor heren en notabelen en als je later eens ergens een vergunning voor nodig hebt..
Gelukkig jaagt - voor zover bekend - onze burgermeester niet.

Maar wat me het meeste stoort is dat er al jaren in deze omgeving gejaagd wordt terwijl de `jaagbare´ fauna bijna is uitgeroeid en niet meer in staat is om zich na het jachtseizoen te herstellen.
Het wilde konijn is door een combinatie van de ziektes `Viraal Haemorragisch Syndroom (VHS)´  en Myxomatose in Portugal zo´n beetje verdwenen. Bosbranden en de jacht op de laatst overgeblevene doen de rest. Omdat duiven maar op bepaalde plaatsen en binnen een korte jachttijd geschoten worden, op wilde zwijnen alleen met een speciale vergunning gejaagd mag worden en hazen in dit gebied niet voorkomen, werpt men zich met vol geschut op de patrijzen, die ook al van de bosbranden te lijden hebben. Na de kerst zie je er geen één meer en afgelopen voorjaar dacht ik dat het hier nu echt met ze gedaan was. Tot vorige week een opvliegend koppel van zeven me bijna een hartverlamming bezorgde in het bos achter ons huis. Ik hoop dat ze zich in de komende tijd goed weten te verbergen.

patrijzen vlak bij ons huis (drie jaar geleden)

Nu er bijna geen konijnen meer zijn, zijn de katten vogelvrij. Valt er tenminste nog wat te schieten.
De jager ziet de kat als een concurrent. Een wilde kat kan immers best een jong konijn aan en wie ziet nu het verschil tussen een wilde kat en een huiskat. Die van ons hebben geen bandje om hun nek. Ze klimmen de hele dag in bomen en struiken en we zien ze liever niet aan een tak hangen. Dus moeten ze vanaf de eerste zondag van oktober tot aan het einde van het jaar op donderdag en op zon- en feestdagen binnenblijven. Dat vinden ze erg vervelend. En wij ook.

woensdag 8 oktober 2014

Van de boerderette 13. Hoe heter, hoe beter

Vorige week kregen we een beetje zomer toe. Te laat voor tomaten en vijgen. Die liggen verregend op de grond, maar er rijpten nog wel heel wat Spaanse pepers. Er moest dus piri-piri gemaakt worden, want hoewel ik nog anderhalve liter van die hete saus heb, huldig ik het standpunt van mijn ongeletterde, maar daarom niet minder wijsgerige grootvader: `Beter mee dan om verlegen´.


De bereiding is eenvoudig: Ontpit een handvol Spaanse pepers (plastic handschoenen!), maal die met een staafmixer tot pulp en voeg daarna in gelijke hoeveelheden olijfolie en witte wijn toe. Om te beginnen van elk een halve liter. Met de hoeveelheden moet je maar experimenteren. Net hoe vloeibaar of heet je de saus wilt hebben. Ik houd wel van een beetje pittig: Hoe heter....Ja, precies.
Je kunt ook nog wat aan de smaak doen door bijvoorbeeld een paar gedroogde laurierbladeren met de pepers mee te malen. Ik doe er geen zout bij.

De `molho (saus) de piri-piri´ in kleine flesjes, die je in Portugal bij elke kruidenier of supermarkt kunt kopen, bestaat meestal alleen uit fijngemalen rode pepers, olie en - veel te veel - keukenzout.


Oorspronkelijk komt de Spaanse peper (Capsicum annuum of frutescens) uit Zuid-Amerika (Peru). De manschappen van Columbus maakten er in 1492 als eerste Europeanen kennis mee op de Caraïben. Daarna verhandelden de Portugese zeevaarders de pepers in Afrika (Golf van Guinee) als vervanger van de zwarte korrelpeper, waar ze de Portugese naam `malaguetas´ kregen. Portugese (ex)kolonisten uit Angola en Mozambique introduceerden de  molho de piri-piri in de twintigste eeuw in Portugal, waar hij bijzonder populair werd. Ik herinner me dat het halfverwege de jaren tachtig hip was om op zondag kip `piri-piri´ in Porto te gaan eten. Je moest dan wel minstens een uur buiten in de rij staan voordat je een tafeltje in het restaurant kon bemachtigen. Tegenwoordig zijn er talloze restaurants waar je de hete kip kunt eten, af kunt halen of thuis laten bezorgen.
Het waren ook de Portugezen die voor de verspreiding van de Spaanse peper in Azië zorgden. In Indonesië werd hij `lombok´ genoemd en daar wordt de sambal van gemaakt.


Mijn buurman Carlos* heeft in de loop der jaren veel verschillende soorten pepers verzameld, waarvan hij het zaad in het late voorjaar in één grote bak zaait. Al ik in juli plantjes van het krijg, heb ik van alles wat. Hoewel ze uiteindelijk allemaal `redhot´ worden, kleuren sommige eerst wit (en daarna paars), andere oranje of zelfs zwart. Ook de vormen verschillen. Een van de leukste - en heetste - is de malagueta sino de natal (kerstklokje). Als ik een paar aardige glazen potjes kan vinden, vul ik die met een mix van al die varianten en olijfolie. Leuk om weg te geven.

kerstklokjes

Dan houd ik nog een behoorlijke hoeveelheid pepers over. De grote groene (Jalapeños) laat ik niet rijp worden. Die gaan groen in glazen potten met azijn. Na een paar maanden zijn ze lekker om op te knabbelen bij een bonen- of kikkererwtenschotel. De rest pluk ik als ze rijp is en vries ik in om later sambal en piri-piripasta van te maken.

Ik had net de vorige dag twee liter zelfgemaakte piri-pirisaus in de kelder weggezet, toen Carlos met een petfles van anderhalve liter van zijn brouwsel kwam aanzetten. "Alsjeblieft", zei hij gniffelend: "Viagra voor de armen". Weigeren was uitgesloten. Nu heb ik wel genoeg voor de komende drie of vier jaar.

Ik las dat je Spaanse pepers ook heel goed in de Nederlandse moestuin kunt kweken. In een zomer zoals jullie dit jaar cadeau kregen, moet dat zeker lukken.

*om reden van privacy is de naam gewijzigd

woensdag 1 oktober 2014

Portugallig 9. António versus António

En het werd António Costa. Afgelopen zondag won hij met ruim 67% van de stemmen het leiderschap van de Partido Socialista (PS), een van de twee grootste politieke partijen in Portugal, die je het beste kunt vergelijken met de Nederlandse PVDA. Voor António Seguro sinds 2011 secretaris-generaal en oppositieleider van de partij, zat er niets anders op dan zijn ontslag aan te bieden. Dat deed hij bijzonder netjes.


António Seguro biedt zijn ontslag aan

Meer dan 150.000 militanten en sympathisanten van de PS brachten op zeventig lokaties hun stem uit. Dat de laatste groep mee mocht stemmen was een novum. Het heeft António Seguro, die deze verkiezingen (Primárias) had georganiseerd, tegen zijn verwachting in niet geholpen.
De wel erg langdurige campagne om het partijleiderschap begon zowat in mei. Er werd door de  media belachelijk veel aandacht besteed aan een zaak die - in mijn ogen - toch voornamelijk een partij-aangelegenheid is. Zo werden de drie grote debatten tussen Seguro en Costa integraal door de publieke omroep uitgezonden. Debatten die vooral slaapverwekkend waren, omdat beide partijen als het over echt belangrijke zaken ging, zoveel mogelijk hun sokken droog hielden. Ze flikkerden af en toe alleen even op als de heren weer eens met modder naar elkaar begonnen te gooien. Daarna werden de debatten nog eens uit den treure geanaliseerd en herkauwd in alle actualiteitenprogramma´s.

Ik snap waarom zo´n grote meerderheid voor Costa heeft gekozen: António Seguro heeft in de afgelopen drie jaar een zwakke oppositie tegen de regering Passos Coelho gevoerd. Hij mist overtuigingskracht en voor een eventuele post als minister-president in 2015 de nodige bestuurlijke ervaring.
António Costa komt zelfverzekerder en evenwichtiger over, belooft een hardere lijn tegen Passos Coelho. Hij is burgemeester van Lissabon vanaf 2007 (3e termijn) en bekleedde diverse posten als staatsecretaris en minister tussen 1995 en 2002. In het laatste debat kwam Costa duidelijk als sterkste uit de strijd.
(n.b. Beide heren hebben zich professioneel nog nooit met iets anders bezig gehouden dan de politiek).

António Costa, de nieuwe secretaris-generaal van de SP

Maar waar ging het - behalve dat lagere, zelfverzekerde stemgeluid van Costa (meer testesteron?) en het al dan niet hebben van bestuurlijke ervaring - nu eigenlijke over. Geen van beide heeft ook maar iets nieuws gezegd, een duidelijke visie, of een plan van aanpak laten zien met betrekking tot de grote problemen waar Portugal mee kampt: Hoe de economische groei te stimuleren en de werkeloosheid aan te pakken. Wat gaan we doen met de staatsschuld, die inmiddels is gegroeid tot meer dan 216 miljard Euro (herstructureren (?) zegt Seguru; zien we wel als de tijd daarvoor rijp is (!) vond Costa).
Wordt er, en zo ja waar, gekort of hervormd om het begrotingstekort niet boven de 3% van het bbp te laten komen. Hoe ziet de toekomst eruit van de (nog steeds gekorte) ambtenarensalarissen, de pensioenen, de steeds duurder wordende gezondheidszorg, het onderwijs, noem maar op. Geen van beiden heeft daar een antwoord op gegeven.
Met andere woorden: Men heeft weer eens voor de grote leider gekozen zonder zijn agenda goed te kennen, maar dat schijnt in Nederland tegenwoordig niet veel anders te zijn.

Mooie slogan van António Costa in zijn ovewinningsrede: "Dit is de eerste dag van het einde van de regering Passos Coelho!" Geweldig, en dan...?


woensdag 24 september 2014

Andere kunsten 1. Manoel de Oliveira, 80 jaar film

 "Francisca? Nee hé, niet weer een film van Manoel de Oliveira. Hoe lang duurt deze? Tweeëneenhalf uur!" Begin jaren ´80, vorige eeuw. Een jongerencentrum dat op vrijdagavond dienst deed als filmhuis in Assendelft (N.H.). We bereidden ons voor op een lange, saaie zit. Een paar weken geleden draaide `Amor de Perdição´ (Verderfelijke Liefde), een saaie, statisch gefilmde liefdeshistorie die - godbetert - meer dan vier uur duurde. Halfverwege de tweede filmspoel zat de helft van het publiek te slapen, de andere helft te roezemoezen en een of twee hardliners `Ssst´ te sissen. De filmoperator draaide de spoelen in de verkeerde volgorde, maar dat had geen mens in de gaten. De laatste anderhalf uur van de film werden `weggestemd´. Dat was nog nooit gebeurd en zou ook niet meer gebeuren zolang het filmhuis bestond, want hoewel we er ook kwamen om een biertje met onze vrienden te drinken, waren we echt niet te beroerd om een lange film uit te kijken: `Les Enfants du Paradis´ (Carné): ontroerend; `Siberiade´(Konchalovsky): pachtig; `Novocente´(Bertolucci): fascinerend. Maar die films van Manoel de Oliveira...


In 2008 werden ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag een aantal van zijn films op de Portugese televisie uitgezonden. Ik heb het nog eens geprobeerd. Ik vind - hoewel hij daar internationale prijzen bij bossen voor heeft ontvangen - de films die hij tussen 1975 en 1993 heeft gemaakt over het algemeen stierlijk vervelend. Statisch, theatraal (zelfs een met gezongen teksten: `Os Canibais´) en met een symboliek die me weinig tot niets zegt. Maar tussen zijn vroegere en latere werk zitten juweeltjes, met name in het documentaire en `docufictie´ genre.

In 1931 debuteerde Manoel Cândido Pinto de Oliveira (1908) met `Douro, Faina Fluvial´ (Gezwoeg aan de kust), een korte documentaire met prachtig beelden van zeil- en stoomschepen, het leven en werken op de kaden van Porto en Vila Nova de Gaia en vooral veel vis. Mag je niet missen. Duurt maar 18 minuten: https://www.youtube.com/watch?v=c5AyIdoLUvI

scene uit Aniki Bobó

Zijn eerste fitiefilm `Anika Bobó (een kinderliedje), werd in Portugal niet goed ontvangen, wat een van de redenen moet zijn geweest dat de Oliveira daarna veertien jaar geen films meer maakte en bij zijn vader `in de zaak´ ging. Tegenwoordig wordt deze film tot zijn meesterwerken gerekend:
https://www.youtube.com/watch?v=HzPJU3vTjNs (hele film. Je hoeft eigenlijk geen Portugees te verstaan om de film te begrijpen), of  https://www.youtube.com/watch?v=Yk1-hs5QePA (een paar opgeknapte scenes).

`Acto da Primavera´ (1962), een `docufictie´ over het traditionele Passiespel in een  dorp in Trás-os-montes, deed hem voor korte tijd in de gevangenis van de Pide (geheime staatspolitie ten tijde van de dictatuur) belanden. De film werd subversief geacht. Ik neem aan met name vanwege de beelden van het onploffen van een atoombom en de gruwelijke oorlogsbeelden die de regisseur aan het eind van de film, tijdens de schuldigverklaring van de mens invoegde:
https://www.youtube.com/watch?v=4izLls-r2bQ
In de zestiger jaren maakt hij documentaires zoals `Pão´(brood) en een korte speelfilm: `A Caça´ (de jacht)

Vanaf 1972, `O Passada e o Presente´ richt de regisseur zich steeds meer op het theater, het toneel. Hij is van mening dat, omdat het toneel veel ouder is dan de film, de film zich aan die kunst en het geschreven woord moet onderwerpen. Critici en intellectuele kunstminnaars zijn vol lof, maar het filmpubliek, zelfs dat van de alternatieve film, haakt af.



Vanaf 1995, `O Convento´ (de abdij) met Catherine Deneuve en John Malkovich:
http://www.youtube.com/watch?v=Il4j_0R1doE (trailer), maakt de Oliveira kortere en meer toegankelijke films zoals `Party´ en ´Viagem ao Início do Mundo´ (reis naar het begin van de wereld), de laatste film waarin Marcello Mastroianni speelt.

In 2001 keert hij terug naar het Porto van zijn jeugd met de documantaire `Porto da minha infância´.
Tot op de dag van vandaag maakt de Oliveira elk jaar nog een film en is daarmee de oudste (105 jaar) werkende filmregisseur aller tijden. Hij loopt met een stok, maar rechtop en er mankeert absoluut niet aan zijn intellectuele capaciteiten.
Zijn nieuwste film `O velho de Restelo´, de pessimist uit de Lusiaden, waarin vier historische figuren, waaronder Luis de Camoës en Don Quichot in een tuin in Porto discussiëren over het glorieuze verleden en de onzekere toekomst van Portugal, werd een paar weken geleden op het filmfestival van Venetië vertoond. Hij heeft al weer een nieuw project op stapel staan.

Manoel de Oliveira

woensdag 17 september 2014

Van de boerderette 12. De laatste steen


Als ik niets anders te doen had, zou ik er uren naar kunnen kijken: Het schijnbaar achteloze, maar trefzekere uitkiezen van de grote steen, hijsen, dan wat kleinere stenen om hem precies recht op die daaronder te zetten en ... zakken maar. Meestal werken ze met z´n tweeën met een wat kleiner type graafmachine, maar ik heb het ze ook wel met een tweepotige scharnierende hijsinstallatie zien doen. Vakwerk, zo´n muur maken. Als je een paar uur later nog eens langskomt, is hij al weer een paar meter langer.


het professionele werk

Toch ben ik er achter gekomen dat je met wat geduld en puzzelwerk ook in je eentje een heel eind komt. Natuurlijk met kleinere stenen die je nog tillen kunt, of desnoods rollen. In het begin zoek je je een ongeluk naar de juiste steen op de juiste plaats, maar na een tijdje merk je dat dat wat minder nauw luistert dan je dacht en krijg je er vanzelf oog voor.
Het handigste is om een flinke hoeveelheid grote stenen zo uit te spreiden dat je ze goed kunt zien. Het is eigenlijk een soort memoryspel, waarbij je vorm en grootte van de stenen in je `werkgeheugen´ opslaat. Goed tegen Alzheimer en `Senior moments´:
.https://www.youtube.com/watch?v=Xv1tMioGgXI

Deze manier van muren bouwen is vriendelijk voor het milieu, want je gebruikt geen cement. De manier waarop de stenen in elkaar `grijpen´en het gewicht van met name de bovenste stenen bepalen het verband en de stevigheid van de muur. Het kost niets, aan stenen (graniet) hier geen gebrek en bovendien ruimte het lekker op: Bijna alle stenen die op het land rondzwerven en die je in de grond tegenkomt tijdens het spitten kun je in de muur verwerken. Alleen naar de laatste stenen, de dekstenen die de muur aan de bovenkant afwerken, is het wel eens zoeken.
Gereedschap heb je bijna niet nodig. Aan een steenhouwershamer (asymmetrische punt), een waterpas of een slang die daartoe dienst kan doen, een rechte lat, een paar stokken en een touwtje heb je genoeg om een pracht van een muur te bouwen. Wel zo veilig om werkschoenen met stalen neuzen en een paar stevige handschoenen te dragen. Dat laatse vergeet ik nog wel eens. Geschaafde handen en blauwe nagels zijn het resultaat.




zelf aan de slag

Het eenvoudigste is een muur voor een terras of border. Die hoeft maar aan een kant afgewerkt en vlak te zijn, want aan de andere kant wordt hij tot bovenaan met aarde bedekt. Voor een scheidingsmuur die aan beide kanten `in het zicht´ blijft gebruik je bewerkte stenen met een vaste maat (vanaf 40 cm.) of je bouwt vanaf twee kanten een dubbele muur, waarbij je de ruimte in het midden met kleine stenen opvult.

Een paar maanden geleden besloot ik om de komende tijd minstens een dag in het weekeinde aan het bouwen van muren in de tuin te besteden. De veranda staat vol met gestekte vaste planten en struiken die dit najaar nodig de grond in moeten. De eerste grote border is klaar en die aan de andere kant schiet al lekker op. Als m´n vrouw een uurtje over heeft, hakt ze ter ontspanning met plezier een paar emmers dennenschors in stukken om ze af te dekken. Dat scheelt een hoop gewied. Eens kijken wie van ons het eerste klaar is.

de borders