woensdag 24 augustus 2016

Stad en land 12. Een brug voor de eeuwigheid

De Portugese dictator Salazar (1889-1970) zal zich wel meer dan één keer in zijn graf hebben omgedraaid, toen, nog geen tien jaar na de inhuldiging van de brug, op op 25 april 1974 zijn naamplaat werd verwijderd en de brug de naam van de Anjerrevolutie kreeg: `Ponte de 25 Abril´. Het was zíjn monument. Een tunnel zou ook een prima oplossing voor een vaste verbinding tussen de Taagoevers zijn geweest, maar het moest een zichtbaar bouwwerk worden. De langste hangbrug van Europa (Tot hij in 1998 werd ingehaald door de Grote Beltbrug in Denemarken). Een brug die honderd jaar mee zou gaan. Op 6 augustus zat de helft erop en vierde de brug haar vijftigste verjaardag.

 


`Honderd jaar?´, krabben hedendaagse technici zich achter het oor: `Die brug is gebouwd voor de eeuwigheid. Als hij goed wordt onderhouden, natuurlijk.´
72.600 ton staal werd er in de brug verwerkt. Tien keer zoveel als in de Eiffeltoren. En 203.000 m2 beton. Het ruim een kilometer lange brugdeel tussen de pijlers is opgehangen aan 54.000 kilometer gewikkelde staaldraad van een halve centimeter (vier keer de wereld rond).
De twee hoofdpijlers zijn 190 (en een halve) meter hoog. Voor de constructie van de zuidelijke peiler (82 meter diep), moest men door 32 meter water, 30 meter modder en 20 meter zand en losse stenen, voordat men de fundatie op vaste rots kon verankeren.
De brug is gebouwd om aardbevingen van 7,5 tot 8 punten op de schaal van Richter te doorstaan en is zonder twijfel de veiligste plek van Lissabon als daar ooit weer een aardbeving losbarst. De veiligheid van de brug wordt, door honderden sensoren, 500 keer per seconde gemeten.


Aan het einde van de 19e eeuw waren er al plannen om een vaste verbinding te maken tussen Lissabon en de zuidelijke oever van de Taag, maar het duurde tot 1953 tot de Portugese overheid een commissie in het leven riep die de mogelijkheden moest bestuderen van een vaste oeververbinding, bestemd voor trein- en wegverkeer. In 1958 besloot de regering om een brug te bouwen, die Alcântara met Almada zou verbinden.
Na een publieke inschrijvingsronde werd het werk gegund aan het Amerikaanse United States Steel Export Company. In november1962 begon men met de bouw en in augustus 1966, zes maanden voor de geplande streefdatum (kom daar nog maar eens om), was de brug klaar voor het wegverkeer. Hoewel er bij de bouw rekening werd gehouden met de ondersteuning van een spoorweg, werd de treinverbinding wegbezuinigd. Het duurde tot 1999 voordat die er uiteindelijk kwam. De brug kostte, omgerekend van escudo´s, maar zonder inflatiecorrectie, 11 miljoen Euro.

 In totaal waren meer dan 2 miljoen arbeiders betrokken bij de bouw van de brug, maximaal ongeveer 3000 per dag. Officieel kwamen er 4 om het leven door ongevallen tijdens de bouw, maar volgens onderzoekers verdoezelde het dictatoriale regiem de feiten en kwamen er minstens 20 mensen om. Op 6 augustus werden er bloemen in de Taag geworpen ter nagedachtenis van de overleden arbeiders.


De brug werd geopend door president Américo Thomaz, bijgenaamd  O `corta-fitas´, de lintjesknipper (hij had niets te vertellen tijdens het bewind van Salazar) en ingezegend door kardinaal Cerejeira. De hele Portugese elite was aanwezig bij de plechtigheid. Toen de brug geopend was, staken er in het eerste uur alleen al 50.000 auto's over. Het werd de grootste file ooit in Portugal vertoond. Gratis, deze dag. Het was beslist geen brug voor arme mensen. De tol was 20 escudo's, toen een bijzonder hoog bedrag. Een grap uit die tijd: `Mij zal niet overkomen wat een knaap die ik ken gebeurde. Die stak de brug over naar Cacilhas en staat daar nu al een maand in een restaurant borden te wassen om geld voor terugkeer naar Lissabon te verdienen.´

Ook nu nog klagen veel gebruikers over de hoogte van de tol - 1,70 € voor een personenauto en 6,95 € voor de zwaarste categorie - en dat terwijl de brug al lang `afbetaald´ is en de onderneming `Lusoponte´, die de brug beheert, jaarlijks 40 miljoen Euro aan tol opstrijkt. `Om vette dividenden aan de aandeelhouders uit te keren. Rentenieren over de rug van de kleine man, halen we maar weer eens van stal.


Maar ondanks alle polemiek werd op 6 Augustus de 50e verjaardag van de brug gevierd. Naar goed Portugees gebruik met eten, drinken en veel muziek. Ook kon men gratis een bezoek brengen aan speciaal voor de gelegenheid uitgenodigde antieke binnen- en buitenlandse zeilschepen, waaronder de Hollandse `De Gulden Leeuw´. En natuurlijk werd het feest afgesloten met een groot vuurwerk.   

Intussen begint men serieus te denken over een derde oeververbinding. De `Ponte de 25 Abril´kan niet meer auto's aan dan de bijna 140.000 die er dagelijks overheen razen en de `Ponte de Vasco da Gama´ ligt teveel naar het oosten voor veel woon-werkverkeer. Voor een flink aantal extra treinen is nog wel plaats.


Op 6 Augustus was het 50 jaar geleden dat de brug ingehuldigd werd en dat werd gevierd. Met muziek, eten en drinken, gratis bezoek aan antieke zeilschepen, waaronder de Hollandse `De Gulden Leeuw´ en tot slot natuurlijk een groot vuurwerk.   

donderdag 18 augustus 2016

Bijzonder Portugees 28. Het hele land staat in de brand

Moet je een Portugees zijn om te begrijpen, zelfs te accepteren, dat je je - als je in een huis woont waar een paar bomen of struiken omheen staan -  vanaf half juli opgejaagd begint te voelen en met je `coração no mão´, je hart in je handen, om het uur de horizon afspeurt om te zien of de schikgodinnen al rook en een bosbrand in jouw richting hebben gestuurd, omdat het een paar weken niet heeft geregend? Is er een ander land in Europa waarin in het `hoogseizoen´ dagelijks honderden bosbranden en -brandjes woeden en elk jaar weer duizenden hectaren bos verloren gaan, land- en tuinbouwbedrijven, natuurparken, en waarin zoveel - vrijwillige - brandweerlieden bij het bestrijden van bosbranden omkomen? 

 

In de week van 7 tot 14 augustus leek het of in Noord-Portugal de hel was losgebroken: Arcos de Valdavez (natuurpark Gerês), Amarante, Marco de Canaveses, Cinfães, Aveiro, Vila Nova de Cerveira - ik noem maar een paar van de grootste branden - en tot slot de brand in Arouca, die oversloeg op São Pedro de Sul, waar de bewoners dagen, zonder hulp, in angst zaten en tientallen mensen hun huizen en agrarische bedrijven kwijtraakten.
En intussen dat verschrikkelijke drama op Madeira natuurlijk.

Amarante
 
Zeshonderd serieuze bos- en maquisbranden - de honderden (!) kleine brandjes, die snel geblust konden worden niet eens meegerekend - op maandag en dinsdag. Voor het eerst werd het `Noodplan voor het district Porto´geactiveerd. Van de 3000 brandweerlieden van het district waren er 1900 in touw. De teams waren niet meer te vervangen. Er waren brandweerlieden die al 36 uur niet geslapen hadden. Aan de overheid werd verzocht om 300 man extra en er werden 4 pelotons militairen gemobiliseerd. De bevolking werd gevraagd om zoveel mogelijk binnen te blijven en medewerking te verlenen aan brandweer en `Proteçaõ Civil (BB), ook bij eventuele evacuatie. Op woensdag vroeg de ministerpresident om hulp uit het buitenland. Er arriveerden blusvliegtuigen en brandbestrijders uit o.a Frankrijk, Spanje, Rusland en Marokko (Madeira).

De harde noordoostelijke wind maakte het stoppen van de branden bijna onmogelijk. Als die ´s avonds eindelijk ging liggen, was het donker en konden de blusvliegtuigen en -helikopters niet meer worden ingezet. ´s Morgens om vier uur stak hij weer op en blies de nasmeulende vuurtjes weer aan, zodat de branden zich maar bleven uitbreiden. Er waren zoveel branden tegelijk, dat je niet meer op de brandweer kon rekenen.

Cinfães

Die wind - en vooral de vaste windrichting - was onze redding. Rechts passeerde ´s nachts een brand op nog geen 500 meter afstand en woensdagochtend wist de brandweer, bij harde wind, met moeite het vuur aan de linkerkant van de straatweg te houden op zo'n 800 meter afstand. We hielden ons hart vast, want uit de as van de grote brand van 2013 (zie `Van de boerderette´ 9,10 en 11) is inmiddels weer meer dan manshoge maquis gegroeid, gortdroog na anderhalve maand zonder regen. Geen houden aan, als die in de brand vliegt.´s Avonds, als de wind ging liggen hing er een verstikkende rookmist in het Dourodal. Op donderdag bleef de zon een oranje schim.

En dat was wel erg dichtbij

Wat is er aan de hand in dit land? Zit het vol kwaadwillige brandstichters, illegale vuurtjesstekers (`Dan is het maar opgeruimd´), onhandige barbecueërs, achteloze sigarettendovers? Gaat het om boze opzet,  stompzinnigheid,  nalatigheid, of is er sprake van een diepgewortelde minachting voor alles wat `mato´ of  `mata´, maquis of bos, is?
Volgens `deskundigen´ en andere tv-commentatoren is het een combinatie van al die factoren, maar er is geen ontkomen aan: 30% van de bosbranden ontstaan tussen 4 en 6 uur ´s morgens - de koelste periode van de dag -  en vaak op verschillend plaatsen tegelijk. Die worden dus door kwaadwillende lieden aangestoken. Tot nu toe zijn er een stuk of tien pyromanen opgepakt, maar er moeten er nog veel meer zijn. De brandstichters die de gemeente Marco de Canaveses vanaf half juli onveilig maken, zijn nog niet gevonden.

Een van de vele branden in Marco de Canaveses

Ministers en andere overheidsvertegenwoordigers herhalen wat ze in 2013, 2008 en 2005 - een paar van de ergste zomers - al zeiden `Nu moet het echt over zijn´: Preventie, strengere straffen op brandstichting, beter gestructureerd beleid t.a.z. van de bossen, meer controle op schoonhouden enzovoort. Op het RTP journaal was een korte documentaire te zien, waarin vertegenwoordigers van de regeringen van de afgelopen 30 jaar vol overtuiging beweren dat men `dit keer is voorbereid´: Meer blusmiddelen, brandweerlieden - die bovendien beter getraind en uitgerust zijn (ik herinner me een training in `tegenvuur´ door Canadese brandweerlieden, zo'n 10 jaar geleden), maar het aantal verbrande hectaren neemt elk jaar alleen maar toe. In de laatste 10 jaar is, alles bij elkaar genomen, een derde van het totale Portugese vasteland, 1 miljoen hectare, in de as gelegd. Op dit moment is Portugal het enige Europese land met een negatief bebossingscijfer en dat terwijl de bossen de belangrijkste grondstoffenleverancier van Portugal zijn.

Toch hoorde ik dit jaar een paar nieuwe en wat meer realistische geluiden:
De eerste kwamen van de voorzitter van het  Portugese geologisch genootschap (ben even zijn naam kwijt):
-Het binnenland van Portugal ontvolkt en het is een illusie om te denken dat dat omkeerbaar is.
-Een groot deel van Portugal heeft een mediterraan klimaat, maar een Atlantische neerslag. Dit betekent dat een hectare land  per jaar 10 ton (ongewenste) biomassa produceert. Vroeger, met een dichte bevolking en grote schapen- en geitenkuddes, werd bijna al die biomassa gebruikt, tegenwoordig moet het `opgeruimd´ worden.
-Mensen laten hun land - stuk bos - in de steek, omdat het te duur is om te onderhouden en niets opbrengt (de prijs voor brandhout is erg laag; eucalyptus is roofbouw en bijzonder brandgevaarlijk). Er moeten daarom andere soorten geplant worden, die het bos weer waardevol maken.
-Criminalisering van het niet schoonhouden van bos werkt contraproductief. Het grootste gedeelte van het Portugese bos is in handen van `micro-eigenaren´, die niet meer dan een hectare bezitten. Vaak zijn dit mensen met laag salaris of klein pensioen (200 -300 € per maand). Het schoonhouden van een hectare bos kost 1000 €. en als je (onbekende) buren niets doen, heeft het niet eens zin. Men laat het land in de steek, of probeert door middel van brand het land `schoon te maken´ om aan een boete te ontkomen.
-Brandgangen zijn een goed idee, maar bij harde wind - behalve voor het verplaatsen van brandweervoertuigen - weinig zinvol. En wie houdt ze schoon?
-Op het gebied van strategische preventie, maar ook de strategie tijdens de brandbestrijding zou er meer samenwerking tussen de gemeenten moeten komen en een veel belangrijker rol (en een betere beloning) voor de `bombeiros-sapadores´, brandweer sappeurs.

aan de overkant van de Douro

Bij dit laatste sloot de minister van landbouw, die maandagochtend in alle vroegte zelf een aangestoken brand in Marco de Canaveses meemaakte, zich aan. In zijn vorige mandaat als minister van landbouw, tien jaar geleden, was hij begonnen met de opbouw van een veel groter corps sappeurs. Opvolgende regeringen hadden daar weer een stop op gezet.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken  zei eindelijk wat ik zelf al een paar dagen op mijn lippen had: Er moet nu eindelijk eens een behoorlijk kadaster in Portugal komen, want hoe moet je landeigenaren nu aanspreken of organiseren (gemeenschappelijke, strategische schoonmaak bijvoorbeeld), als je als overheid van meer dan 50%  van je territorium niet weet wie de eigenaar is?
Inmiddels hebben hebben woordvoerders van de regering schadevergoedingen beloofd aan de slachtoffers van het pandemonium en prioriteit aan preventiemaatregelen om bosbranden te voorkomen. De uitbreiding van eucalyptusaanplant is per onmiddellijk verboden.

We zullen zien wat er deze keer van alle vrome voornemens terecht komt. Na de branden van 2013 werd een lijst met 32 aanbevelingen op het gebied van brandbestrijding unaniem door het parlement aangenomen. Drie jaar later is nog geen van de 32 is uitgevoerd. Misschien wordt het tijd om een `antiebrand´ actiegroep (in samenwerking met de milieubeweging?) op te richten.
Eerst maar weer hopen dat we zonder schade de zomer doorkomen, want die is nog lang niet afgelopen.

helikopter bij Caldas de Aregos (Resende)

En hoe ging het bij Lydia, aan de overkant van de rivier?

PS De Portugeest was niet stiekum een weekje op vakantie, maar de telefoonleiding (alleen ADSL hier) was over grote lengte verbrand, zodat hij het zonder internet moest stellen. Het kostte ruim een week om de boel weer te repareren.





  
  

 


donderdag 4 augustus 2016

Bijzonder Portugees 27. Ze zijn er weer, de emigranten

Afgelopen weekend stroomden ze weer het land in, per vliegtuig, trein of na een lange rit met een volgeladen auto. Verwacht werd dat er alleen al bij de grenspost van Vila Formoso 150.000 emigranten Portugal zouden binnen komen om hun vakantie met familie en vrienden door te brengen. Op zaterdag passeerden 15.000 auto's de (oude) grensovergang. Ze werden geteld door de GNR (rijkspolitie), die een `Operatie welkom (emigranten)´ hield, waarin ze hulp bood bij autopech en veiligheidsadviezen gaf: `Om de twee uur een rustpauze nemen en - vooral alert blijven.´ Voor velen is het weerzien van Portugal een emotionele gebeurtenis en dan vergeet je wel eens om `your eyes on the road, your hand upon the wheel´ te houden. Hoeveel Portugese emigranten en hun nazaten in Portugal hun vakantie komen vieren, weet geen mens precies, maar het getal moet toch al gauw in de buurt van een miljoen komen. 

 

Portugal is binnen de Europese Unie het land met de meeste emigranten. Maar het valt niet mee om betrouwbare cijfers te vinden. Bovendien hangt het er maar vanaf hoe je telt: Hebben we het over emigranten die in Portugal zijn geboren, of tellen ook de tweede en zelfs de derde generatie mee? Er zijn bronnen die er vanuit gaan dat er over de hele wereld zo'n 2 miljoen 1e generatie geëmigreerd Portugezen rondlopen (Volgens de Wereldbank en de VN tussen de 2 en 2,3 miljoen), andere hebben het over bijna 5 miljoen (o.a. Wikipedia). Inclusief de tweede en derde generatie Portugese nakomelingen wordt de Portugese diaspora geschat op 30 miljoen en Portugal zou 40 miljoen inwoners hebben geteld inplaats van de huidige 10, als ze thuis gebleven waren.

bidonville Champigny jaren ´60

Hoewel het Verenigd Koninkrijk - tot dat dwaze referendum - de laatste jaren voor Portugezen de belangrijkste emigratiebestemming was, vind je in Europa de meeste Portugese emigranten in Frankrijk.
Ongeveer een miljoen. De meeste - 700.000 - rondom Parijs.
Het grootste deel van deze emigranten zijn daar tijdens de grote emigratiegolf in de jaren zestig (vorige eeuw) neergestreken.
Op de vlucht voor het dictatoriale regiem van Salazar, de koloniale oorlogen (dienstplicht) met Angola, Mozambique en Ginee-Bissau en/of de uitzichtloze economische omstandigheden, vooral in het binnenland, stak men, met vaak niet meer dan `één verschoning´, een brood en een worst, illegaal en zonder paspoort de Spaanse grens over.

via smokkelpaadjes over de Pyreneeën

Dat gebeurde over het algemeen in groepen, geleid door een zogenaamde `passador´, die daarvoor betaald werd. Aan het begin van de reis werd aan deze `gids´ naast het geld een foto overhandigd. Die werd doormidden gescheurd en de helft werd aan de ouders of een ander familielid gegeven. Als de emigrant in spe veilig de grens was overgekomen werd de andere helft van de foto aan de familie bezorgd. Meestal stak men vlak bij Vila Formoso de rivier over om Spanje te bereiken. Dan volgde een barre tocht in geforceerd marstempo door heel Spanje. ´s Nachts, om de Guardia Civil te ontwijken (Spanje was in die tijd ook een dictatuur, weet je nog). Als men intussen nog niet opgepakt was, werd daarna met een gids via smokkelpaadjes de Pyreneeën overgestoken. Vaak had men onderweg nauwelijks te eten en te drinken. Eenmaal in Frankrijk aangekomen, stond er dan wel een vrachtwagen te wachten, die de groep naar Champigny-sur-Marne bracht, waar de grootste `bidonville´ (sloppenwijk) van Europa stond.

In deze `bidonville´ woonden tijdens de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig (waarna de wijk gesloopt werd) ruim 15.000 Portugezen onder erbarmelijke omstandigheden. Er was geen drinkwater, geen elektriciteit, sanitaire voorzieningen of riolering. De lekkende barakken waren gemaakt van planken, blik en dekzeilen, of wat men ook maar kon vinden. De straten - vooral in de winter - modderpoelen. Het was er nog een stuk beroerder dan in Portugal (dat kreeg het thuisfront natuurlijk niet te horen), maar het was een uitgangspunt. Om werk te zoeken, in de lange rijen voor de vreemdelingendienst te gaan staan, om zich te legaliseren, identiteitspapieren te bemachtigen, of een werkvergunning. Het overgrote deel van deze sloppenwijkbewoners heeft zich met doorzettingsvermogen en door hard werken uitstekend weten te redden.

Het leven in de sloppenwijk

Veel van hen zijn nu genaturaliseerde Fransen. Hun kinderen spreken nog maar een beetje, hun kleinkinderen helemaal geen Portugees meer. Toch blijft het oude vaderland trekken. Er zijn grote en hechte Portugese gemeenschappen in Frankrijk, die zich bezig houden met de Portugese cultuur, eten en drinken en natuurlijk... voetbal (Wat waren ze blij!). En over de vakantiebestemming bestaat geen enkele twijfel.
De familie en vrienden in de dorpen waar de emigranten vandaan komen hebben de bedden al opgemaakt, de straten geveegd en het feest georganiseerd. Het speenvarken - bij wijze van spreken - al aan het spit geregen. Een afspraak met de tandarts, of de dierenarts kun je in de maand augustus maar beter vergeten. Die worden volgeboekt, want ze zijn veel goedkoper dan in Frankrijk of Zwitserland en de bouwmarkten worden leeggekocht. Veel Portugese emigranten bouwen jarenlang bij stukjes beetjes aan een huis. Om na hun pensionering terug te keren naar hun geboortedorp.

Onder moeders paraplu,  Marcelo en António

Dit jaar brachten president Marcelo Rebelo de Sousa en premier António Costa de Portugese nationale feestdag `Dia de Portugal´ (10 juni) bij de Portugese gemeenschap in Parijs door (mooie gelegenheid om ook even bij François Hollande te lobbyen tegen de Europese boete vanwege het begrotingstekort van 2015). Nadat Marcelo op de vooravond van de feestdag vier Portugese portiers had gehuldigd, die, met gevaar voor eigen leven, hulp hadden geboden aan de slachtoffers van de aanslag op de `Bataclan´, toog hij op 10 juni met de premier naar Champigny, om de communistische ex-burgemeester te bedanken voor zijn hulp aan de eerste generatie emigranten en een monument ter nagedachtenis van de `bidonville´ te onthullen.

monument in Champigny

Daarna was het de beurt voor Louis Talamoni (62), die van zijn negende tot zijn vijftiende met zijn ouders in de sloppenwijk had gewoond en nu de eigenaar van zes aannemingsbedrijven is, om door de president gehuldigd te worden: "Louis Talamoni verdient deze huldiging van de Portugese gemeenschap, omdat hij weigerde om, zoals het bestuur had verzocht de wijk met de grond gelijk te maken en in plaats van hem te verwoesten, opdroeg om tappunten, elektriciteit en riolering aan te legen. Hij deelde kleding en dekens uit en vroeg zelfs aan de onderwijzers om de leerlingen naar de publieke badhuizen mee te nemen om te douchen."
In Champigny-sur-Marne wonen nog steeds veel Portugezen, maar nu in huizen en appartementen en de meeste hebben het prima voor elkaar. Op het internet zag ik dat er maar liefst vijf Portugese restaurants zijn, waaronder het viersterren (geen Michelin) restaurant `Canto de Saudade`, Het Lied van de Weemoed.    
          

woensdag 27 juli 2016

Stad en land 11. Gelukkige koeien op de Azoren



Wie kan zich nog herinneren dat Nederland een boerenpartij had, een kleine belangenpartij, die tussen 1963 en 1981 meestal niet meer dan twee of drie zetels in de kamer had, met uitzondering van 1967, toen de partij met veel proteststemmen (stemadvies Provo) ineens zeven afgevaardigden in het parlement had. De partij werd geleid door boer Hendrik Koekoek (1912-1987), die - door de overige leden van het parlement als proleet bejegend - bekend werd door uitspraken als "Meneer de voorzitter, ik krijg nooit geen beurt" en fantastische redeneringen over hoe er hier of daar bezuinigd kon worden, die meestal eindigden met "En dat kan dan weer ten goede komen aan de subsidiëring van de melk". Want de melk werd gesubsidieerd in Nederland en in de toenmalige EEG (Europese Economische Gemeenschap (1957-1993).

 


Door de vernieuwingen in de landbouw, zoals mechanisering en verkaveling, in de jaren ´60 (vorige eeuw) gingen de boeren ineens veel meer melk produceren. En omdat men het in de EEG `kostelijke zonde´ (Koot) vond om de melk tegen spotprijzen op de markt te gooien, werd die gesubsidieerd: De boeren kregen een gegarandeerde minimumprijs voor de melk, die daardoor nogal duur werd en minder werd gekocht (De Nederlanders hadden het nog niet zo breed in de zestiger jaren). Al snel was er sprake van `de melkplas´.
In die zelfde tijd ontstond ook de `boterberg´: Pakhuizen vol gesubsidieerde boter. Die was niet voor Jan met de Pet (veuls te duur) - die at margarine - maar voor de export. Bestemd om voor Nederland rijkdom te genereren, bleek ze niet - of slechts tegen dumpprijzen (Rusland) te slijten. Daarom moest de boter gedemocratiseerd worden en kwam bij de gewone man de - goedkope - `kerstboter´ op tafel. Het bleek geen oplossing te zijn en bovendien begon het tij zich tegen de boter te keren. Diëtisten en  (pseudo)wetenschappers spraken in weekbladen en televisieprogramma's van cholesterol en hart- en vaatziekten. Aan de margarine dus maar weer.

In 1984 bedacht men in de EEG met een ander oplossing : De melkquota. Boeren kregen een toegestane hoeveelheid te produceren melk toegewezen en over alles wat daar bovenuit kwam moest een `superheffing´ worden betaald. Die quota waren verhandelbaar. Als een boer wilde stoppen, of iets anders dan melk wilde produceren, kon hij zijn quotum verkopen.


In 1986 trad Portugal toe tot de EEG en kreeg haar quota toegewezen en daarmee ook de Azoren, waar de melkveehouderij een van de belangrijkste bronnen van inkomsten is (9% van de economie en indirect 30% van het bbp), met name op de eilanden São Miguel, Terceira en São Jorge. Door de relatief hoge productie- (kleinschaligheid) en transportkosten (per boot) moet de archipel het vooral hebben van de kwaliteit van de melk, de boter en - niet te vergeten - de kaas (van São Jorge bijvoorbeeld), die wat smaak betreft gemakkelijk kan concurreren met de Nederlandse. Maar de prijs is een ander verhaal. De afschaffing van de melkquota, vorig jaar, bleek een enorme strop voor de kleinschalige melkveehouders in Portugal en een regelrechte ramp voor de familiebedrijfjes op de Azoren. Tegen de massaproductie van goedkope melk, die voornamelijk door de centrale landen in Europa op de markt gebracht wordt, kan men niet op. De kostprijs is hoger dan wat de boer voor de melk krijgt, dus stopt hij ermee, of gaat failliet.


Maar de bewoners van die weinig vruchtbare en moeilijk te cultiveren vulkaaneilanden zijn niet voor één gat te vangen, dat hebben ze in het verleden wel bewezen:
Tot in de eerste helft van de 19e eeuw stonden de Azoren bekend om haar sinaasappels, die het belangrijkste exportproduct waren. De pijnbossen en de gestapelde muurtjes, die de fruitbomen tegen de wind moesten beschermen, herinneren nog aan die periode. In 1832 waren twee geïmporteerde citroenbomen met citruswolluis voldoende om daar een einde aan te maken. Het insect verspreidde zich in   een mum van tijd over de hele archipel en hielp de hele sinaasappelcultuur in een paar jaar tijd om zeep.


Het was André do Canto, een boer op São Miguel, die op het idee kwam om de overstap op veeteelt te promoten en vanaf 1842 begon men op grote schaal de - vooral - Hollandse koeien (Holstein-Friesian) in te voeren, die de laatste anderhalve eeuw het landschap van de Azoren domineren. De fruitbomen werden omgehakt en er werd gras gezaaid. Het bleek een geweldige overlevingsstrategie. Veel families hadden een of twee koeien, waarvan ze de melk niet zelf opdronken, maar verkochten en zo een basisinkomen verdienden. Tegenwoordig lopen er 300.000 koeien rond op de eilanden. Het zou een ramp zijn als die zwart-wit gevlekte koeien uit het landschap zouden verdwijnen. Niet alleen voor de boeren, maar ook voor het toerisme: Die prachtig groene graslanden, omringd door hortensia's, die de Azoren zo'n uniek charmant karakter geven, zouden verdwijnen, omdat ze zonder koeien niet te onderhouden zijn. Daarom werkt men hard aan alternatieven.

opening van de nieuwe melkfabriek op 17 mei van dit jaar
   
Op het eiland São Miguel heeft men de multinational `Bel´ weten te interesseren om 10 miljoen Euro in een nieuwe fabriek te investeren, die melk verwerkt van koeien die 365 dagen in de wei staan. Dat kan op de Azoren, waar de temperatuurverschillen tussen zomer en winter niet groot zijn en de hoge graslanden bijna dagelijks een buitje krijgen. Die koeien voldoen aan alle criteria van het programma `Leite de Vacas felizes´, Melk van gelukkige (blije) koeien, want ze eten niets anders dan vers gras en krijgen geen hormonen toegediend. Die melk wordt verkocht onder de merknaam `Terra Nostra´, Onze Aarde.
Dat is een oplossing voor een beperkt aantal melkveehouders, maar de boeren hebben wel begrepen dat ze in kwaliteit in plaats van in kwantiteit, en in variëteit (Griekse yoghurt van de Azoren) moeten investeren. Er wordt gedacht om binnen de EU aanspraak te maken op de Denominação de Origem Protegida (DOP), Beschermde Oorsprongsbenaming, voor melkproducten van de Azoren.
Andere boeren wisselen hun Hollandse koeien in voor andere rassen die meer geschikt zijn voor de vleesproductie. Ze zullen het wel weer overleven, die taaie eilandbewoners.   





 



vrijdag 22 juli 2016

Van de boerderette 34. De waterleiding is lek

`Gisteren zeker een beetje uitbundig gesproeid´, dacht ik, toen ik het natte gras voor voor de deur zag. Maar tegen de avond begon op die plek zowaar een meertje te ontstaan. `Ja, daar moet de waterleiding zo'n beetje lopen. Daar gaat mijn avond´ en ik had al de hele dag met kruiwagens gras lopen sjouwen. Gelukkig was het lek vrij snel te vinden. Met een snelkoppeling kreeg ik de klus nog voor donker geklaard en kon de hele familie toch nog in bad.


lek 1

 Maar als er dan de volgende morgen geen druppel water uit de kraan komt, De wateropslagtank leeg is, de hydrofoor voor niets staat te hijgen en er in de afgelopen nacht blijkbaar een klein riviertje vanonder de maquis die je nog niet had gemaaid - op een heel andere plek dan gisteren, maar wel precies in de lijn van de waterleiding - heeft gelopen, voel je je even Calimero: `Da´s niet eerlijk!´
Maaien en graven maar weer. `Waarom zit dat ding zo diep en waarom hebben ze er in godsnaam zulke zware stenen bovenop gegooid?´
´s Avonds heb ik het lek nog niet gevonden, hoewel ik nu toch echt dichtbij moet zijn. Een noodomleiding dan maar en die blog kun je deze week maar beter vergeten. Eten, buis en bed. Een leven als een luis op een zeer hoofd!

daar ergens






omleiding