donderdag 7 maart 2019

Stad en land 22. De rotsgravures van Foz Côa

Gravures kunnen niet zwemmen.

Begin december van het afgelopen jaar werd in het museum van Vila Nova de Foz Côa een symposium met de grootste specialisten ter wereld op het gebied van prehistorische kunst. Dit ter gelegenheid van  de 20e verjaardag van de classificatie van de daar in de buurt gevonden paleolithische rotsgravures als werelderfgoed door de UNESCO. De vallei van Foz Côa is de enige bekende plek ter wereld waar zo'n grote hoeveelheid paleolithische kunst in de open lucht te zien is en het heeft maar weinig gescheeld, of de gravures zouden voorgoed verloren zijn gegaan.


In 1994, tijdens de aanleg van een stuwdam door de EDP (Energias De Portugal) in de rivier de Côa, ontdekte de archeoloog Nelson Rebanda tientallen rotsgravures, waarvan hij dacht dat ze erg oud moesten zijn. Hij vroeg een opinie aan António Martinho Baptista, een specialist in prehistorische kunst, en later directeur van het museum, die tot dezelfde conclusie kwam. Er werden foto's naar de Universiteit van California gestuurd en vertegenwoordigers daarvan schreven een brief aan president Mário Soares met de dringende oproep om deze unieke vindplaats niet onder water te laten lopen.



Intussen deed de EDP of ze van niets wist - hoewel ze al drie jaar eerder foto's van de rotsgravures in haar catalogus had opgenomen - en lobbyde bij parlement en regering om de bouw van de `hoognodige´ stuwdam toch vooral door te laten gaan.

Een voor Portugal ongekende protestactie, onder het motto `Gravures não sabem nadar´ (Gravures kunnen niet zwemmen), werd opgezet door de milieu-activisten (11.000 handtekeningen) en een ander door de middelbare school van Foz Côa, die via scholen in het hele land 70.000 handtekeningen ophaalde. Geholpen door de druk van de Noord-Amerikaanse universiteit op de president en de wisseling van de rechtse regering van Cavaco Silva met de socialistische van António Guterres (huidig Secretaris Generaal van de VN), kregen zij het voor elkaar dat de stuwdam werd afgeblazen: `Gravures kunnen inderdaad niet zwemmen´, moest Mário Soares toegeven.

Museu de Arte e Arqueologia do Vale do Côa
Ingang

In 2017 bezochten wij het museum en met een gids een aantal vindplaatsen in de open lucht:

De paasvakantie viel in de tweede week van april, maar het was die middag al erg warm in de vallei van Foz Côa. `Ieder minstens een liter water mee´, was het advies en de dame van de winkel bij het verzamelpunt voor de excursies vond dat ik een pet moest kopen.
We wachtten op de jeep in de wat vervallen, maar koele ontvangstruimte. In beter dagen werden hier kennelijk frisdranken en snacks verkocht, maar de verwachting van massa's toestromende toeristen was, net als die van de ondernemers in het stadje boven te hooggespannen geweest.
De terreinwagen werd gedeeld met een Zweedse archeologe en haar man, dus we besloten dat Engels de voertaal zou zijn. Het was al snel duidelijk dat onze zoon van 13 beter met die taal uit de voeten kon dan de gids. Die produceerde een rommelig inspecteur Clouseau Engels, maar hij was enthousiast en wist tijdens de rit over de ruwe `dirtroads´ naar de vindplaats veel te vertellen over de bomen en vogels, de amandel- en graanteelt en de daaraan gerelateerde witte stenen duiventillen, die je daar overal in het landschap staan.

pombal (duiventil

Een smalle, groene vallei met hellingen vol rotsblokken waar een kleine rivier doorheen stroomde was ons doel. We wachtten tussen de schapen tot een groep met een andere gids klaar was bij een van de grote rotsblokken. Hier hadden ze dus geleefd, zo'n 15.000 jaar geleden. Zou het landschap veel anders geweest zijn, een ander soort bomen en struiken? Andere dieren, in ieder geval geen schapen. Wel dezelfde rotsen, voornamelijk leisteen, waarin deze voorouders hun duizenden dierenvoorstellingen hebben gegrift, soms moeilijk herkenbaar, omdat ze er geen enkel probleem in zagen om ze over elkaar heen in te kerven - als graffiti op een muur in de stad - maar bijna altijd van een verrassende kwaliteit.

De gids geeft aanwijzingen

De gids nam ons mee naar de eerste rots en wees ons hoe de verschillende dierfiguren, paarden, herten, runderen en geiten over elkaar heen getekend zijn. We hadden ´s morgens al een beetje geoefend op de replica's in het museum, maar dit zijn ze echt.: Tussen tien- en twintigduizend jaar oud, op rotsen in het struikgewas, zomaar in de open lucht...Hoeveel generaties zijn er intussen voorbij gegaan. Ik voelde een sterk besef van mijn eigen onbeduidendheid in de geschiedenis van de Homo sapiens, maar tegelijkertijd ook een sterke verbondenheid met de mensen die deze dieren op zo'n elegante manier hebben vorm gegeven. Zou het helpen om de Maduro´s van deze wereld hier eens een middagje te laten rondhuppelen?

Waartoe dienden deze rotsgravures; waren het magische of religieuze symbolen, bedoeld om aan goden of geesten een goede jachtbuit af te dwingen, of juist een opsomming van wat de jacht had opgeleverd, aanwijzingen voor stamgenoten of volgende generaties voor een goed jachtgebied, Misschien hebben ze een betekenis die we niet eens kunnen verzinnen? Waarschijnlijk zullen we het nooit weten. Zelfs volgens Stephen Hawking was reizen in de tijd uitgesloten.

over elkaar gegraveerde dierenfiguren

We bezoeken nog vijf rotsblokken met gravures. De gids laat ons zelf de contouren van de dieren
ontwarren. Eerst mijn zoon natuurlijk. Hoewel er soms wel tien verschillende dieren over elkaar getekend zijn en hier en daar stukjes rots ontbreken, gaat het steeds beter. Indrukwekkend, die hoeveelheid tekeningen. En dan hebben we nog maar een fractie van de vindplaatsen gezien.

De zon staat al laag als we weer in de terreinwagen klimmen. De rode aarde waarin de amandelbomen staan gloeit op. Hier wordt niet gemaaid, maar geploegd tussen de bomen. muren. We zouden eigenlijk eind februari of begin maart nog eens terug moeten komen om de amandelbloesem te zien. 

hert

De bewoners van de regio hadden veel van de komst van het archeologische park verwacht, maar in de eerste jaren kwamen er niet veel meer dan een handjevol archeologen en geïnteresseerden opdagen. Met de komst van het museum in 2006 (architecten Camilo Rebelo en Tiago Pimentel), een prachtig in het woeste landschap geïntegreerd gebouw, nam de hoop op meer bedrijvigheid weer toe, maar ook het museum bracht niet het verwachte aantal bezoekers. Het kampte met financiële moeilijkheden. Er moesten zalen gesloten worden omdat men zich geen nieuwe lampen kon veroorloven en er was zelfs geen geld voor toiletpapier.
De terreinwagens die belangstellenden met een gids naar de vindplaatsen moesten brengen, konden niet gerepareerd worden. Dankzij particuliere gidsen kon toch nog enigszins in de vraag voorzien worden.

vernieling van meer dan 10.000 jaar oude rotsgravure

Toen in april 2018 ook nog eens naar buiten kwam dat een heel belangrijke gravure was bekrast met een voorstelling van een fiets en de woorden `BIK´ - er was al helemaal geen geld voor bewaking van het terrein - greep de Minister van Cultuur, Castro Mendes (de dichtende minister) eindelijk in. Hij saneerde de schuld en wijzigde de statuten van de Stichting op zo'n manier dat ermee te werken viel. Het personeel kan nu gewoon op zijn salaris rekenen en inmiddels telt het museum 50.000 bezoekers per jaar.
Intussen zat de gemeenteraad van Foz Côa ook niet stil. Er wordt twee miljoen geïnvesteerd in een passadiço (houten (brug)pad) van het museum naar de rivier, dat nog voor de komende zomer klaar moet zijn, een betere toegankelijkheid voor de passagiersboten, kano's en zelfs een klein hotel. Met een aantal jaarlijkse thematische festiviteiten hoopt men bezoekers van het museum en het archeologische park wat langer vast te houden.  




maandag 11 februari 2019

Bijzonder Portugees 41. sterven van de kou in je eigen huis.

Ik heb het binnenshuis nog nooit zo koud gehad als in Portugal. Niet omdat het klimaat er zo grimmig is - in de winter komt het kwik ´s nachts maar sporadisch beneden de 0 graden Celsius en in het grootste deel van het land overdag niet beneden de 10 - maar omdat de meeste Portugezen hun huizen niet willen of kunnen verwarmen. Bijzonder onaangenaam na drie dagen regen, met een elektrisch kacheltje dat niet altijd aan mag omdat de elektriciteit in Portugal zo duur is.


Portugezen zijn optimisten: De zomer is lang en de winter duurt maar kort. Dus kopen of bouwen ze een zo groot mogelijk huis of appartement, met een mooie keuken, 3 badkamers en een hardhouten voordeur. Als het meezit kan er nog een klein open haardje in de huiskamer vanaf voor de gezelligheid en dan moet er natuurlijk nog een mooie nieuwe auto voor de deur (In Portugal zie je - ra ra - bijna alleen maar reclamespots voor de duurdere automerken op de televisie). Aan verwarming of warmte-isolatie wordt niet gedacht en als dan toch de winter invalt, zit er niets anders op dan naar de bouwmarkt te rennen om elektrische kacheltjes aan te schaffen. De open haard trekt niet en als ie dat wel doet: Stookhout is behoorlijk duur, met name in stedelijke gebieden. De elektriciteitsrekening blijkt een onaangename verrassing, want die kacheltjes verbruiken al gauw 1500 Watt per stuk, en de prijs per kWh is een van de hoogste van Europa. Men trekt een extra trui aan en bepaalde ruimtes worden in de winter maar even buiten gebruik gesteld.


Of: Hoe vaak heb ik dat verhaal al niet gehoord. De aspirant kopers of bouwers hebben zich door de gemeente (die een veel te duur contract heeft afgesloten voor de aanleg van een leidingnet), of de energiemaatschappij zelf, lekker laten maken, om de woning te verwarmen met zogenaamd `gás natural´ (aardgas). Dat is gas dat per tanker wordt aangevoerd naar de haven van Sines, in het zuiden van Portugal, om daarna in een distributieleiding geperst te worden. Portugal heeft geen eigen gas of aardolie. Nadat de korting van de aanbieding verlopen is, blijkt de maandelijkse gasrekening onbetaalbaar. Dus gaat de waakvlam uit, men rent naar de bouwmarkt voor elektrische kacheltjes ...Voor de rest zie boven.

En dan heb ik het nog steeds over mensen met een modaal of hoger inkomen, die, als het echt koud wordt hun huis wel kunnen verwarmen en als het moet die hoge elektriciteitsrekening ook nog kunnen betalen.
Veel beroerder is de situatie voor mensen met een laag inkomen, met name voor veel ouderen met een minimumpensioen., die vooral in de grote steden, in slechte behuizingen wonen. Gebouwd zonder enige vorm van warmte-isolatie en door de eigenaars ook nog eens slecht onderhouden (In Portugal bestaat geen systeem van sociale woningbouw voor de verhuur, zoals in Nederland). Deze mensen hebben geen geld voor verwarming, blijven in perioden van kou maar in bed liggen, onder een stapel dekens en kleren. Ze sterven soms letterlijk van de kou in hun eigen woning.
Volgens een studie van de Universiteit van Dublin is het percentage excessieve sterfgevallen ´s winters in Portugal 38% , terwijl dat in de rest van Europa rond de 15% ligt.


Een flink aantal van die sterfgevallen is het gevolg van brand in huis, omdat mensen zich toch met vuur, of een kacheltje aangesloten op een krakkemikkig elektrische installatie proberen te verwarmen, koolmonoxidevergiftiging door het gebruik van open vuur en - in het binnenland - ouderen die in hun eigen open haardvuur vallen. In de afgelopen drie maanden, de koudste van het jaar, stierven 19 mensen als gevolg van een van deze oorzaken.


Ook veel werkplekken en scholen worden uit zuinigheidsoverwegingen ´s winters onvoldoende verwarmd. Mijn zoon houdt al weer maanden zijn winterjas aan in de klas en soms kan hij zijn eigen adem zien. Zijn nieuwe school heeft een moderne verwarmingsinstallatie, maar die is of buiten werking, of verwarmt maar een paar lokalen. Volgens de directie werkt een technicus aan het defect, maar het is elk jaar hetzelfde liedje. en op veel scholen is het niet anders. De scholen krijgen gewoon onvoldoende budget voor de stookkosten.

Een onderzoek dat twee jaar geleden werd gehouden onder een grote groep inwoners van het vasteland van Portugal door het `Portal da Construção Sustentável´ (Platform Duurzaam Bouwen), wees uit dat 74% van de Portugezen het koud hebben in hun eigen huis.
`Het grootste deel van de Portugese huizen is niet toegerust op de kou. In andere landen, met lagere temperaturen, staat de verwarming 24 uur per dag aan. Portugese families hebben niet de gewoonte om hun huis te verwarmen, wat voor een groot deel te wijten is aan de energiekosten´, zegt Vasco Peixoto de Freitas, hoogleraar Constructie aan de Universiteit van Porto. Volgens hem moet er veel meer aandacht aan de isolatie van de Portugese woningen worden besteed. Maar zelfs dan: `Al is je woning supergeïsoleerd, als je geen geld aan energie uitgeeft, wordt die echt niet warm.´


Inmiddels zijn, in navolging van Europese regelgeving, de normen voor isolatie (o.a. de verplichting van dubbele beglazing) voor nieuwbouw en renovatie wel aangescherpt, maar er valt nog heel veel te doen.
Portugal blijft in sommige opzichten een hoogst merkwaardig land: Toen wij zeven jaar geleden ons huis lieten bouwen, was een certificaat voor geluidsisolatie (we wonen midden in de vrije natuur!) verplicht. Een technicus kwam met een soort van sirene en een decibelmeter de kwaliteit van die isolatie meten), maar in de warmte-isolatie van het huis was niemand geïnteresseerd.: Hiervoor kun je - nog steeds - geheel vrijwillig je huis laten testen en certificeren. Zo´n certificaat (flink duur natuurlijk) kan de verkoopprijs van je woning flink verhogen, maar is voor niemand verplicht.

Mijn vrouw en ik hebben jaren aangemodderd met elektrische kacheltjes in ons niet geïsoleerde, tochtige appartement in Vila Nova de Gaia. Brr. Ook onze open haard trok niet en ik moest zelfs de schoorsteen met oude handdoeken dichtstoppen, omdat er rook de huiskamer in kwam als de buren een romantische bui hadden.
Toen we besloten om een huis te bouwen in het binnenland (op 500 meter hoogte), stelde ik als voorwaarde dat we, voordat er ook maar een aannemer benaderd werd, eerst zouden uitzoeken en beslissen hoe we het op de beste manier konden verwarmen. Mijn vrouw, die uit ervaring weet hoe Nederlanders hun huis verwarmen, was het daar van harte mee eens.


We hebben nu een uitstekend geïsoleerd huis en de grote houtkachel die de centrale verwarming aanstuurt, hoeft zelfs in de koudste perioden alleen ´s avonds te branden om het ook de hele volgende dag aangenaam in huis te hebben.
Mijn buurman, die een paar jaar eerder een groter huis dan wij bouwde, met drie of vier badkamers enz., dacht aan isolatie noch verwarming. Hij trekt in de winter maar liever bij zijn vriendin in.




 

woensdag 23 januari 2019

Stad en land 21. Illegale handel bedreigt zeepaardje in de Ria Formosa

Met alle respect voor de goede kanten van de traditionele Chinese geneeskunst - zo die er al zijn: Dat er in de 21e eeuw nog steeds zo´n grote groep mensen gelooft dat gemalen zeepaard je van je erectieproblemen afhelpt en er grof geld voor over heeft om dat spul te bemachtigen is toch echt geen compliment voor onze soort. Dat zou allemaal nog niet zo erg zijn als zeepaardjes net zo talrijk waren als muggen of kwallen, maar het diertje wordt met uitsterven bedreigd. En hoewel de `Convention of International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) in 2016 de import en export verbood, hebben nog lang niet alle landen het zeepaardje als bedreigde diersoort erkent. In het natuurreservaat `Ria Formosa`, in de Portugese Algarve, leefde tot in 2001, met 1,3 miljoen exemplaren. De grootste zeepaardjespopulatie ter wereld. In 2018 werden er nog maar 155.000 geteld. Voornaamste oorzaak: Illegale bevissing en handel ten behoeve van de Aziatische kwakzalverij.


 

Laten we eerlijk blijven: Voor de dramatische terugloop van de zeepaardjesgemeenschap in de `Ria Formosa´ (soort van estuarium, maar niet brak) zijn ook andere bedreigende factoren aan te wijzen: Vervuiling (hoewel die waarschijnlijk beter gecontroleerd is dan in 2001), stress, die veroorzaakt wordt door het vervoer per boot van steeds meer toeristen spelen waarschijnlijk ook een rol en misschien zijn er nog onbekende oorzaken aan te wijzen, maar de toenemende illegale bevissing van de soort is toch wel de meest bedreigende. 
En die illegale visserij is bijzonder lucratief. Krijgen de vissers tussen de 5 en 10 Euro per stuk, de afnemers ontvangen zo´n 1500 € per kilo, een prijs die na de smokkel naar bijvoorbeeld China of Japan nog eens verdubbelt.


Vaak worden lokale vissers benaderd door Chinese of Spaanse handelaren met een lijst van illegale soorten- waaronder ook de ernstig bedreigde zeekomkommer (75% verdwenen uit de Ria Formosa).
De vissers die toestemmen verzamelen zich ´s nachts om de zeepaardjes te vangen, met een duikuitrusting een voor een met de hand, of met een zeer fijnmazig net, `vara de arasto´ zoals deze vismethode lokaal genoemd wordt. Vooral deze laatste methode is funest voor de zeepaardjes die in groepen in een territorium van 100 bij 100 meter leven. Het net bestrijkt de bodem van een gebied dat groter is dan een hectare, zodat in een keer een hele gemeenschap verdwijnt. De paar die toevallig overblijven, zijn te geïsoleerd om zich nog te kunnen voortplanten en het net beschadigt `de weide´ van algen op de bodem zodanig dat er voor een eventuele nieuwe groep niet veel meer te `grazen overblijft.
Daar komt nog bij dat zeepaardjes zich niet erg snel voortplanten. Er komen per cyclus slechts zo´n 400 kwetsbare larven uit de broedbuidel van het mannetje (Ja, je leest het goed). Bovendien onderhouden de soort die in de `Ria Formosa´ leeft een monogame relatie


In september van het afgelopen jaar nam de waterpolitie in Olhão 12 kilo zeepaardjes die met de `vara de arosto´ gevangen waren in beslag. De vissers hadden boot en net in de steek gelaten. Er stond ze een boete van 600 tot 37.500 € te wachten. In hetzelfde jaar werden op verschillende plaatsen in de `Ria Formosa´ illegale vissers betrapt.
Organisaties zoals de `Fundação Oceano Azul´ (Stichting Blauwe Oceaan) en het Centrum van Oceaanwetenschappen van de Universiteit van de Algarve hebben zich verenigd in de strijd om meer onderzoek naar de dramatische afname van de zeepaardjes en (politie)controle op de illegale bevissing van de soort.

                                               Door de waterpolitie in beslag genomen

Een betere bescherming van het zeepaardje is absoluut noodzakelijk want, zoals oceaanwetenschapper Thon Thmarongnawassawat zegt:
"Zeepaardjes zijn belangrijk voor het mariene ecosysteem, omdat ze de balans helpen behouden in de kwantiteit van plankton op de zeebodem. Als ze in zulke groten getale gevangen blijven worden en commercieel verkocht, zal dit invloed hebben op de hele mariene voedselketen."

Hoewel Thailand inmiddels de im- en export van zeepaardjes heeft verboden, hebben Japan en China dat nog steeds niet gedaan. In het laatste land ontwikkelt zich zelfs een omgekeerde tendens: Ten behoeve van de traditionele kwakzalverij is sinds kort de handel in tijgerbotten en antiek neushoornhoorn weer vrijgegeven en vind je er nu zelfs tijgerboerderijen om in de behoefte aan tijgerbotten voor de toverdokters te voorzien.
En `Zo schreed de beschaving voort.´ (Leonhard Huizinga)





woensdag 5 december 2018

Bijzonder portugees 40. De minister dicht


Het is alweer een week of vijf geleden dat de minister van cultuur, Luís Filipe Castro Mendes - volgens zijn zeggen op eigen verzoek - werd vervangen. Hoewel hij er al een indrukwekkende carrière als diplomaat had opzitten (Luanda, Madrid en Parijs), was hij misschien niet zo'n handig politicus. Tijdens de verdeling van de cultuursubsidies moest hij zelfs een paar keer door premier Costa `ontzet´ worden. Maar hij was in ieder geval een stuk geciviliseerder dan zijn voorganger João - ja, de zoon van Mário - Soares. Die dreigde een tegenstander van zijn beleid wel eens even een paar muilperen te komen toedienen en moest vervolgens zijn ontslag indienen. Castro Mendes had iets bijzonders: Een minister-poëet met een blog: `Tim Tim no Tibet´ waarin hij zijn gedichten publiceert en zo'n 15 uitgegeven dichtbundels. Een daarvan, `Lendas da Índia´, werd bekroond met de `Antonio Quadrosprijs´. 


                                                        Luís Filipe Castro Mendes

Zijn gedichten staan in het volle leven, zoals het volgende, dat hij in 2014 schreef, toen Portugal zuchtte onder het juk van de Troika zuchtte:

A misericórdia os mercados

Nós vivemos da misericórdia dos mercados
Não fazemos falte.
O capital regule-se a si pr´prio e as leis
são meras consequências lógicas desse regulação,
tão sublime que alguns veem nela o dedo de Deus.
Enganam-se
Os mercados são simultaneamente o criador e a prápria criacão.
Nós é que não fazemos falta.

De barmhartigheid van de markten

Wij leven van de barmhartigheid van de markten
Wij zijn niet nodig.
Het kapitaal reguleert zich zelf en de wetten
Zijn enkel  logische gevolgen van deze zelfregulering,
Zo verheven dat sommige daarin de vinger Gods zien
Zij vergissen zich
De markten zijn tegelijkertijd schepper en geschapene
Wij zijn het die niet nodig zijn


Het was me al eerder opgevallen dat heel wat Portugese politici uit heden en verleden poëtische en andere literaire aspiraties vertoonden.
Zou dat in Nederland ook zo zijn?
Ik herinner me dat Jan Terlouw (minister van economische zaken 1981-82) een aantal (jeugd)romans op zijn naam had staan en ik heb van horen zeggen dat zijn partijgenoot Hans van Mierlo (voormalig minister van defensie en buitenlandse zaken) ook wel eens wat achterop een bierviltje krabbelde, maar verder. En dichters...?

Ik besloot een klein onderzoekje te doen: Een vergelijking tussen de literaire publicaties van alle Nederlandse en Portugese ministers tussen 1974 (Begin van de Portugese democratie) en nu.
een onofficieel onderzoekje zonder enig wetenschappelijk gehalte, voornamelijk gebaseerd op wat Wikipedia ervan denkt te weten.


En wat bleek: In al die opeenvolgende kabinetten van Den Uyl, Van Agt, Lubbers, Kok, Balkenende en Rutte zat niet één dichtende minister.

Behalve Jan Terlouw vond ik slechts twee schrijvers, die elk één thriller op hun naam hebben staan: Klaas de Vries (voormalig minister van Sociale en Binnenlandse zaken): `Operatie Vuurvogel´ en Ed van Thijn (Minister van Binnenlandse Zaken in Van Agt II), samen met Peter Brusse: `De dorpelingen van Innocento´. Overigens was van Thijn een van de weinige ministers die een aanmerkelijke lijst andere publicaties op zijn naam heeft staan.
En dan is er nog Frits Bolkenstein (Defensie), zeker geen bangbroek. Die schreef een toneelstuk in vijf bedrijven, `Graaf Floris´. Het werd gepubliceerd, gekraakt door de pers en - voor zover ik kon achterhalen - nooit gespeeld.
In de categorie non-fictie: Jet Bussemaker (OC&W) met o.a. `Dochter van een kampkind´ en een of twee columnisten: Hillen en Plasterk.


Nee, dan de Portugese ministers!

Naast bovengenoemde minister Castro Mendes, komen er nog drie serieuze minister/dichters langs  en een half dozijn schrijvers van literaire romans. Als je het fijne ervan wilt weten: Zie de lijst onderaan het artikel. Journalisten, columnisten en literatuurcritici te over in vrijwel alle kabinetten
En dan heb ik het nog niet eens over de onafzienbare lijst van al dan niet wetenschappelijke werken over politieke, sociologische, pedagogische, filosofische en andere onderwerpen die de dames en heren ministers in de afgelopen 45 jaar hebben geproduceerd. Daar kunnen hun Nederlandse ambtsgenoten een punt aan zuigen. Het lijkt wel of het overgrote deel van de Nederlandse ministers na hun scriptie of proefschrift niet veel meer dan een boodschappenlijstje - en een rapportje zo nu en dan natuurlijk - uit de pen krijgt.

Weet jij wij de volgende dichtregels schreef?

`Denkend aan Holland
 zie ik breede rivieren
 traag door oneindig
 laagland gaan (..)´

of

`Ik ben geboren uit zonnegloren
 En een zucht van de ziedende zee (...)´

Dikke kans dat ook jij geen gedichten schrijft. Of leest. Het zou me niets verbazen als je nog geen flinterdun bundeltje van Roland Holst (m/v) of Fritzi Harmsen van Beek in de kast hebt staan, zelfs niet - al was het maar voor de vorm - `De Nederlands Poëzie van de 19e en 20e eeuw´ van Gerrit Komrij. `Jan Vanriet? Die ken ik niet.´
Niks Bijzonders: Hollanders schrijven en lezen over het algemeen geen gedichten en ministers al helemaal niet. In het onderwijs wordt maar weinig aandacht aan de vaderlandse dichtkunst besteed en voor de meeste Nederlanders komt in het verdere leven, behalve in de vorm van Sinterklaasverzen (Zwarte Piet, die woont hier niet) en wat rijmelarij om het bruidspaar in het zonnetje te zetten, het concept gedicht nauwelijks meer in zicht.

                                                       `Os Lusiadas´ van Camões

Wat een verschil met het Portugese onderwijs: Tijdens je schooltijd maak je op zijn minst kennis met `Os Lusiadas´ (De Lusiaden, 1572) van Luis de Camões, de gedichten van de heteroniemen van Fernando Pessoa (1888-1935). en de poëzie van Sophia de Mello Breyner Andresen (1909-2004), die je ook weer overal op de muren in het zee-aquarium in Lissabon tegenkomt, of in de boekwinkel, waar een respectabele plek voor poëzie is ingeruimd. Je ontcijfert de middeleeuwse allegorie `O Auto da Barca do inferno´ (1531) van Gil Vicente (weet ik van mijn zoon), en leest `Os Maias´ (1888) van Eça de Queiroz en natuurlijk een tekst van Nobelprijswinnaar José Saramago.
Portugezen Vwo'ers weten over het algemeen heel wat meer over de cultuur en geschiedenis van hun land dan hun Nederlandse leeftijdgenoten. En wist je dat filosofie hier een verplicht vak is op de middelbare school?
Als ik de zaterdagse cultuurbijlagen lees, verbaas ik me telkens weer over enorme hoeveelheid literatuur, zowel proza als poëzie die wekelijks in Portugal uitgegeven wordt. Natuurlijk is de markt (Brazilië, Angola, Mozambique enz.) veel groter, maar toch..

Aan haar ministers kent men het volk.
Natuurlijk vind je in alle Portugese regeringen net zoveel advocaten en financiële haaien die geregeld stuivertje wisselen tussen landsbestuur en grootkapitaal (en daar intussen niet armer van worden) als in Nederland. Maar je merkt toch dat veel Portugese ministers cultureel meer onderlegd zijn dan Nederlandse. Dat hoor je duidelijk tijdens debatten en in interviews.

Of het daarom betere bestuurders zijn is natuurlijk nog maar helemaal de vraag. Misschien zou iemand dat eens kunnen onderzoeken.

                              Fernando Pessoa in café Brasileira in Lissabon


Portugese ministers- schrijvers:

-Adelino Hermetério da Palma Carlos, minister president 1e Provisorische Kabinet 1974: Twee gepubliceerde dichtbundels (naast andere gepubliceerde fictie en non-fictie)
-Álvaro Laborinho Lúcio, minister van justitie 1990, minister voor de Azoren 2003: Naast non-fictie goed voor twee romans.
-Álvaro Santos Pereira, minister economische zaken en werkgelegenheid 2011-2013: Een roman (en verschillende non-fictie werken)
-António Coimbra Martins, minister van cultuur 1983-85: Literaire studies over o.a. Pessoa en Eça de Queiroz, vertaler van werken van Sartre en Achard uit het Frans.
-Armando Bacelar, minister sociale zaken 1976-78: Literatuurcriticus en columnist onder verschillende pseudoniemen.
-Augusto Santos Silva: minister van cultuur, onderwijs, sociale zaken en defensie in verschillende regeringen, huidig minister van buitenlandse zaken: Een schier eindeloze lijst van gepubliceerde werken over onderwijs, cultuur, sociologie en politiek.
-Diogo Freites de Amaral, premier en minister van buitenlandse zaken in 1980-81 en 2005-06: Biografie over Dom Afonso Henriques en een toneelstuk over Viriato.
-Isabel Alçada, minister van onderwijs 2009-2015 tientallen romans en didactische boeken voor de jeugd en een waslijst van publicaties over allerlei onderwerpen.
-João Barroso Soares, minister van cultuur 205-16, verschillende romans in het Engels en Duits onder pseudoniem, werken over politiek.
-José Augusto Seabra, minister van onderwijs 1983-85, 14 gepubliceerde dichtbundels, diverse essays.

-Dan hebben we natuurlijk nog Manuel Alegre, die weliswaar - bij toeval? - geen minister werd, maar wel staatssecretaris van sociale communicatie in 1976, naast `2e man´ van de socialistische partij PS 30 jaar in het Parlement zat en zelfs presidentskandidaat was in 2006. Een een van de belangrijkste hedendaagse dichters van Portugal, die zo'n beetje alle belangrijke literaire prijzen in de wacht gesleept heeft, met als kers op de taart de `Prémio Camões´ voor zijn hele werk, vorig jaar.
-Álvaro Cunhal ( secretaris generaal van de Communistische Partij (PCP) voor (ondergronds en in het gevang) en na de Anjerrevolutie, die ook geen minister werd, mede omdat de CIA op slinkse wijze de partijkas van de rivaliserende Socialistische Partij (PS) spekte, zodat die meer kans bij de eerste verkiezingen zou maken. Hij schreef, naast een gigantisch politiek oeuvre, (onder pseudoniem) maar liefst negen romans.
-En tot slot dan Mário Soares, partijleider van de PS, eerste minister in diverse kabinetten en president van Portugal. Die schreef weliswaar zelf geen gedichten, maar hij heeft wel een boekje met gedichten die een belangrijke rol in zijn leven hebben gespeeld het licht doen zien: `Poemas da minha vida´ (De) gedichten van mijn leven


zondag 11 november 2018

Van de boerderette 49. Bijbelse plagen II



De Espanha, nem bom vento nem bom casamento: Uit Spanje (komt) goede wind noch een goed huwelijk. 

Oorspronkelijk sloeg dit spreekwoord op de koude noordenwind uit de Spaanse bergen die ´s winters het zachte maritieme klimaat van Portugal komt verpesten en op een aantal slecht geslaagde huwelijken tussen het Portugese en Spaanse koningshuis in het verleden, die de onafhankelijkheid van Portugal bedreigden en zelfs - in de 16e en 17e eeuw - voor enige tijd verloren deed gaan. Tegenwoordig wordt het als  uitdrukking gebruikt voor alle slechts dat uit Spanje komt (en dat is nogal wat, als je de Portugezen moet geloven). Een tijdje geleden begaf een van de dieseltreinen, die de Portugese spoorwegmaatschappij tweedehands van Spanje had gekocht voor de Dourolijn, het halverwege. Aanleiding voor een keurig verpakt heertje in mijn coupé om met opgeheven vinger: `De Espanha... etc.´ te debiteren. Algehele instemming volgde.  Die vraatlustige eikenaardvlo is natuurlijk ook weer uit het Spanje komen aanwaaien.


de bomen van de buurman


Mei. Ik was nog bezig met het laatste stukje van de schoonmaak in het bos, toen ik dacht: `Wat zien de eiken van de buurman er raar bruin uit. Die hebben kennelijk meer te lijden gehad van de ijzel dan die van mij.´ Maar een paar weken later vroeg een andere buur: `Hebt u al gezien dat alle eiken beneden langs de weg richting Paços (de Gaiolo) aan het afsterven zijn?´ `Wat heb ik nou weer aan mijn fiets hangen´, dacht ik en ging op zoek op het internet. Een dodelijke schimmel, nee alsjeblieft niet zeg.., of de `pulgão-das-carvalhos´, de eikenaardvlo. Na inspectie van de bladeren van een aangetaste boom, bleek het de laatste te zijn:


De eikenaardvlo (Altica quercetorum) is een kevertje uit de bladhaantjesfamilie dat het bladgroen van de bladeren van eiken - bij voorkeur - de zomereik, opvreet. Als ie daar mee klaar is begint hij aan alle andere eikensoorten, elzen en zelfs wilgen.Van de bladeren blijft alleen het skelet over. In het ergste geval verdwijnt zo tot 95 % van het bladgroen van de eiken in een gebied waar die aardvlo toeslaat. Dat is op zich niet dodelijk voor die bomen, maar ze zijn daarna - verzwakt - een gemakkelijke prooi voor andere plagen en ziektes. En met een fotosynthese praktisch gereduceerd tot nul, groeit de boom natuurlijk geen centimeter.

aangetaste bladeren

De plaag verspreidt zich in hete perioden, liefst met een hoge luchtvochtigheid, zo snel, dat je hem per dag kunt zien vorderen. Toen we begin juli ons eerste ritje naar het zwembad van Caldas de Aregos (Resende) maakten, zagen we overal bruine, of eerder grijze, kaalgevreten bomen. Later zagen we dat het hele gebied tussen Cinfães en Amarante al aangetast was.

Tegen het einde van de maand sloeg de plaag ook in ons bos toe, hetgeen me zeer verdroot: Ben ik al jaren bezig om de brandgevaarlijke dennen en eucalyptusbomen (voor het grootste deel al uitgebannen) te vervangen door eiken, kurkeiken en andere autochtone soorten die beter bestand zijn tegen bosbranden en deze zelfs afremmen en erosie tegengaan, ver voordat politiek Lissabon daar zelfs maar over piekerde, krijgen we dit!


En wat denk je? Niets op het net of in de krant over deze plaag, zelfs niet in de lokale. Het Ìnstituto da Conservação e das Florestas (INCF)´, de overheidsinstelling die alles wat met bos en natuurbehoud te maken heeft in haar portefeuille heeft, was langdurig op vakantie dit jaar, of komt niet meer achter haar beeldschermen vandaan, want ze besteedt geen woord aan deze nieuwe plaag. De laatste die ze noemt heerste in 2009 in het noordwesten van Portugal.

Wat me vooral opviel, toen ik op het internet ging kijken, was dat er maar bitter weinig  informatie over de eikenaardvlo beschikbaar was - Wikipedia maakt er in het Nederlands niet meer dan 30 woorden aan vuil, in het Spaans nog minder - en bijna niets over de bestrijding ervan. Een Nederlands artikel ergens uit het begin van de vorige eeuw over de heilzame werking van DDT (!) als bestrijdingsmiddel tegen het beestje, met de aantekening dat het voor de meeste boeren wel te duur zou zijn om daar hun eikenhakhout mee te bespuiten en een erg technisch besluit over de toelating van een bestrijdingsmiddel met chloorpurifos voor dat doel. Kennelijk alleen voor professioneel gebruik.

eikenaardvlo

Het INCF noemt in haar artikel over de bestrijding van de `pulgão da carvalho´: Behandeling in het voorjaar me een groeiremmend insecticide (welk?) of biologische bestrijding met een product op basis van `Bacillus thuringiensis´, maar waar je zoiets zou moeten aanschaffen vertelt het verhaal niet. Bovendien lijkt het me volkomen zinloos en bijzonder duur om de plaag in je eentje met grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen te lijf te gaan, terwijl er op de - gedeeltelijk door de eigenaars verlaten - omliggende terreinen niets gebeurt. Toepassing van insecticiden of ander chemische bestrijdingsmiddelen levert in mijn ogen bovendien een onaanvaardbaar risico voor het, toch al zo kwetsbare, insectenleven in het bos op.

Het instituut wijst er voorts op dat het schoonhouden van het bos de plaag kan beperken en dat lijkt inderdaad zo te zijn. Ik heb in de afgelopen winter grote schoonmaak gehouden en van een flink deel van mijn vrijstaande eiken zijn de bladeren niet aangetast. Deze bomen hebben - bijna als enige in de omgeving - ook eikels.
En dat bezorgt ons weer een ander probleem: Een wilde zwijnenplaag...