dinsdag 11 juni 2019

Stad en land 23. Geen plek voor in de steek gelaten huisdieren.

Je ziet de koppen nu bijna dagelijks in de krant: " Roedel honden verspreidt terreur door kalveren en honden te doden" (Vizela), "Razendsnelle toename van roedels" (Sines), "Dorp in Vila Verde wanhopig door aanvallen van honden", "Roedel doodt hond die met zijn bazin op het strand wandelde" (Cascais). Ik noem er maar een paar. Sinds het algeheel verbod op het doden van huisdieren (behalve heel ernstig zieke) in Portugal is ingegaan, kunnen de gemeentelijke dierenopvangcentra de toeloop niet meer aan en vormen steeds meer in de steek gelaten, hongerige zwerfhonden roedels die vee, huisdieren en zelfs mensen aanvallen.   


Op 23 september 2018 werd na een overgangsperiode van twee jaar de wet op het doden van gezonde huisdieren van kracht.
"Prachtig", zou je zeggen, (of: "Nu pas?..) "Weer een geciviliseerd land erbij. Dieren en met name huisdieren (ja, waarom die eigenlijk?) hebben tenslotte ook rechten" enzovoort.
En voor ik heel blaffend en miauwend Nederland en België over me heen krijg: Je Portugeest is beslist geen voorstander van het afmaken van - voor het overgrote deel - door hun baas in de steek gelaten, door bos en hei of door de straten van dorp en stad rondzwervende honden en katten.
Maar hij is wel van mening dat je, voor je zo'n wet in werking stelt, eerst condities moet scheppen om dat zonder al te veel overlast en leed voor mens en dier te kunnen doen. In Portugal moest dat natuurlijk weer eens andersom.

Ilhavo

Veel dierenartsen en beheerders van de gemeentelijke dierenopvangcentra hadden ruim van te voren gewaarschuwd voor overvolle honden- en kattenverblijven, een enorme toename van rondzwervende huisdieren en een toenemend gevaar voor het uitbreken van een hondsdolheidsepidemie. De "Associação Nacional de Municípios Portugueses (ANMP), zoiets als de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) had in juli van dat jaar al in een advies aan de overheid gesteld dat ze het "op dit moment onmogelijk" achtte om de wet na te komen en  verzocht om eerst "toezicht en controle" te verbeteren, "bewustwordingscampagnes" te creëren en de "overgangsperiode" te verlengen. Dat laatste werd door het Parlement verworpen en de wet werd, zonder er nog veel woorden aan vuil te maken, in werking gesteld.

Het Ministerie van Landbouw stelde tijdens de overgangsperiode voor alle Portugese gemeenten anderhalf miljoen Euro (!) beschikbaar voor het bouwen en uitbreiden van dierenverblijven en het steriliseren van in de steek gelaten huisdieren. Een zo belachelijk laag bedrag dat het grootste deel van de gemeentebesturen niet eens de moeite namen om een project in te schrijven en voor een deel van dat geld in aanmerking te komen.
Er zijn 308 gemeenten in Portugal, maar slechts 137 hebben een officieel dierenopvangcentrum (CRO). Een aantal van die gemeenten hebben een eigen centrum, andere zijn regionaal en 26 zijn van organisaties die een overeenkomst met de gemeente hebben.

Ferreira de Zézere

In 2017 werden nog 9986 huisdieren in de opvangcentra geëuthanaseerd, ongeveer een derde van 36035 dieren die daar werden afgeleverd, of die men ophaalde. 16917 werden geadopteerd en slechts 9349 gesteriliseerd. In het noorden van Portugal werden aanmerkelijk meer dieren gedood dan in andere delen van Portugal. Dat heeft zijn eigen logica: Veel van deze gemeentes behoren tot de armsten van het land en daarbij zijn ze vaak erg groot, bosrijk en dunbevolkt, zoals bijvoorbeeld grote delen van Marco de Canaveses, waar schrijver dezes woont. Dat biedt uitstekende mogelijkheden om zich onopgemerkt en dus straffeloos van een huisdier te ontdoen.

En dat is hier duidelijk te merken als de zomervakanties aanbreken. Je ziet tegen die tijd nog veel meer loslopende honden dan tijdens de rest van het jaar. Ze zien er nog gezond en goed gevoed uit en hebben vaak zelfs nog een halsband.
Daarna gaat het vaak bergafwaarts met ze. Ze vermageren en raken verwaarloosd. Sommige worden opgenomen door in de buurt opererende roedels, anderen proberen in hun eentje hun kostje bij elkaar te scharrelen. Ze blaffen de hele nacht en vernielen zaaibedden en de jonge aanplant in de moestuinen

Vila Verde

Het opvangcentrum van Marco de Canaveses, "Centro de Bem-Estar",  bellen (hebben we verschillende keren gedaan) heeft geen zin. Dat zit al jaren overvol en
dat is door de nieuwe wet alleen nog maar erger geworden. Wel zetten vrijwilligers van het centrum - als er geld voor is - emmers met voedsel en water in de bergen en er is ook een buurvrouw die er een stuk of vijftien min of meer opvangt. Die begroeten ´s morgens onder oorverdovend gehuil en geblaf het busje van de bakker.
Zwerfkatten zijn wat minder zichtbaar in rurale gebieden. Die weten zich in hun eentje in leven te houden...Of niet.

In Sines is het de Nederlandse Antoniette Habraken gelukt om, met behulp van foto´s van de dieren in de sociale media, al zo´n 250 in de steek gelaten honden te laten adopteren door families in Nederland, Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland (Jornal de Noticias 30-3-19). De nieuwe eigenaar is goed voor de vliegkosten, maar Antoniette brengt ze persoonlijk naar het vliegveld. Een geweldig initiatief, maar niet toereikend volgens de dierenorganisatie 4 Patas (4 Poten) van die stad: In Sines maken inmiddels 10 roedels met 150 honden de straten van de gemeente onveilig.

Marinha Grande

Dergelijk klachten komen inmiddels uit alle hoeken en achterhoeken van het land. En wat nu?
Om te beginnen meer geld om de ergste problemen op te lossen, zou je zeggen: Meer opvangruimte en middelen om de dieren te steriliseren. Bewustwordingscampagnes,  op school en op de buis georganiseerd door de overheid: Laat mensen eens drie keer nadenken voordat ze een hond nemen, verantwoordelijkheid, vakanties etc.. Behalve een filmpje over verboden huisdieren (beschermde vogels heb ik nog steeds niets gezien op de televisie.

Identificatie via microchip is voor honden op straffe van hoge boetes sinds 2008, maar geen hond - neem me niet kwalijk - geen baas die zich daar aan houdt, of op z'n hoogst de helft (2 van de 4 miljoen), Ik durf te wedden dat op bijna geen enkel politiebureau een apparaat om die chips te identificeren aanwezig is. Bovendien is men al weer helemaal verkeerd begonnen met twee verschillende databases die binnenkort (ja, nu echt binnnenkort...) op elkaar aangesloten worden. Over twee jaar wordt de chip voor katten verplicht. Kost minimaal 30 Euro per kat. Er zullen wel weer veel poezen naar het bos gebracht worden tegen die tijd, of men gaat naar beun de haas, die zet een chip in voor de helft van de prijs. Alleen bevat die geen identificatiegegevens.

Een droevig einde in Fandinhães (eigen foto) 

Intussen moeten we maar leven met de nu nog toenemende overlast Hopelijk wordt het niet weer zo´n geval van geen of halve maatregelen en zoek het maar uit `Zé Ninguem´, oftewel Jan met de korte achternaam in het binnenland (zoals dat bijvoorbeeld gebeurt met de overlast van wilde
zwijnen).
Wil jij een Portugese zwerfhond adopteren, of heb je al een Roemeense?


donderdag 9 mei 2019

Van de boerderette 51 Een Portugese begrafenis

Zijn vrouw vond hem, achteroverliggend op zijn stoel voor de schapenstal, zijn krukken tussen de benen. Tweeënzeventig was hij geworden. Hij sukkelde al meer dan vijf jaar met een wond aan zijn voet die maar niet wilde genezen (diabetes). Men had intussen al twee tenen geamputeerd en nu wilden zijn nieren ook niet meer. Hij was gestopt met de wekelijke dialyse en deed zich te goed aan zoet gebak. Blijkbaar had Sr. M. er niet veel zin meer in. Op 17 april, Witte Donderdag volgens de Katholieke kalender, werd hij begraven. 


Ik moet bekennen dat ik de laatste tijd niet bepaald de deur bij hem plat gelopen had. Druk met het werk op het land was meestal het excuus. Hoewel hij dichtbij woonde, kwam het er gewoon niet van. Zijn gezelschap was ook niet altijd even boeiend. Liggend in zijn bed, of op de rand gezeten, dommelde hij halverwege het gesprek vaak in en moest zijn vrouw hem met luide stem tot de orde roepen: "Hoor je wel wat hij zegt?" Zijn eens zo machtige lichaam, met de torso van een os, de spierballen van een gorilla en vuisten als mokers was fragiel geworden. Zijn ruige, witte baard had hij vijf jaar geleden in het ziekenhuis al afgeschoren. Hij moest eigenlijk bewegen, maar was bang voor de pijn. In het laatste jaar zag je hem weer wat meer buitenshuis. Meestal hinkte hij op zijn krukken naar de overkant van de straatweg. Naar zijn geliefde schapen.


Ik zag hem voor het eerst tijdens de koop van onze `boerderette´ in 2006 Sr. M, toen 59, was de jongste zoon van de overleden eigenaar en omdat hij het dichtste bij woonde, gaf hij ons de eerste rondleiding over het terrein. Al snel na de koop begon hij klusjes voor ons te doen en mij in te wijden in het werk op het land en in het bos. Ik had twintig jaar op een boot gewoond, dus had er geen flauw idee van waar ik beginnen moest. Sr. M. hielp met het vervangen van de tijdens de brand in 2005 gesmolten waterslangen die vanaf de bronnen op de berg naar beneden liepen, snoeide de druiven, pootte samen met zijn zoontje aardappels en maakte met mij het bos schoon: Hij maaien, ik harken. Daarna de eerste grote vuren. En hoewel ik al snel in de gaten kreeg dat hij niet bijzonder handig was, werkte hij in ieder geval door. Hij was lomsterk en zeulde met halve boomstammen op zijn schouder alsof het niets was. Om tien uur ´s morgens bracht zijn vrouw dan boterhammen met kaas en marmelade (Romeo en Julieta) en een biertje, ook voor mij, die hij met een grauw in ontvangst nam. Hij beantwoordde niet precies aan het beeld van de ideale echtgenoot.

Daar was alleen die knie. Versleten. Daarom kon hij niet meer opperen in de bouw en had hij een arbeidsongeschiktheidspensioen. Maar dat was voor mij geen probleem. Ik betaalde hem per uur en als het even een tijdje wat minder ging, stelden we het zwaardere werk een tijdje uit. Hij kon het geld goed gebruiken. Als het tijd was voor de `vindima´ (druivenpluk), plukten we met zijn familie en buren eerst de onze en trokken daarna we met de emmers naar zijn druivenaanplanten. Daarna volgde de traditionele lunch, met soms wel meer dan twintig mensen in zijn huis en tot slot natuurlijk het trappen van de druiven in de tank. Wanneer die klaar was wilde ik niet meer dan 15 flessen van de stroeve, wat wrange  wijn die hij liet gisten - niemand in mijn omgeving vond die lekker - en kreeg er dan 40 of 50. Hij was bang dat hij me tekort deed, want hij kreeg mijn druiven voor niets.
Als ik in die dagen alleen op het land verbleef, nodigde hij me uit voor de Carnavalslunch of  de barbecue van São João.



Het ging steeds slechter met zijn knie en op de dag dat we samen een hooivork voor mij gingen kopen in het enige winkeltje in het dorp, zei hij: "Je moet het nu voortaan maar zo'n beetje zelf doen". Daarna hielp hij me zo af en toe nog wel eens bij werk dat ik echt niet alleen af kon en de wijnoogst deden we ook nog samen. Maar toen crisis en troika Portugal binnenvielen en mijn vrouw een flink deel van haar maandsalaris en het vakantiegeld moest inleveren, moest ik het echt zelf gaan doen. Ik verving het grootste deel van mijn bejaarde wijnstokken door fruitbomen, zodat er ook bijna geen druiven meer te oogsten waren.
Tijdens de laatste `vindima´ waarbij ik hem hielp, liep hij de wond aan zijn voet op.
   
                                                               ....................

Het was echt weer voor een begrafenis: Plensbuien afgewisseld door onversaegde regenval.
Om kwart voor zes konden mijn vrouw en ik bij de kerk van Penha Longa nog maar nauwelijks een parkeerplek vinden. Heel Fandinhães stond zo´n beetje op het kerkplein onder de paraplu. De familie zat met gebogen hoofden in de rouwkapel op twee banken tegenover elkaar voor de kist, zodat er genoeg ruimte was voor handen schudden en kussen. Sr. M lag er keurig bij, met een gezicht als van een klein, tevreden kruideniertje. Bij de ingang onder een lichtbeeld met een portret van hem, tekenden we het gastenboek.
Toen de voorganger de kist wilde sluiten, protesteerde de jongste dochter: Zij en haar moeder wilden het voorhoofd van Sr. A nog kussen. De weduwe deed dat - zoals dat van haar verwacht werd - met veel misbaar en tranen, riep met een gebaar naar de kist nog eens `Nee, nee`, toen die na het sluiten door haar zonen naar de kerk werd gedragen.


De kist kwam op een schraag voor het altaar te staan en de familie nam plaats op de banken in het voorportaal, aan weerszijden van het altaar. Nu mochten ook de andere begrafenisgangers de kerk naar binnen. De vrouwen zetten zich op de banken van het middenschip. Bijna alle mannen dromden samen achterin het portaal bij de deur.
De in goudkleurig kazuifel geklede priester heette ons welkom en begon met het voorlezen van een deel van de Apocalyps. De rest van zijn betoog ging voornamelijk over het geringe belang van het aardse leven tegenover het grote van het leven in het hiernamaals, `waarvan wij als kerkgemeenschap allen zo sterk overtuigd zijn en waar wij zo'n grote troost in vinden´. Behalve wat verwijzingen naar zijn ziekte, eigenlijk niets persoonlijks over Sr. M., maar veel nadruk op de wederopstanding, die - we zaten in de Goede Week - `vooral in deze tijd zo'n belangrijk geloofsartikel was´.
Er volgde een korte mis - na het kyrie eleison hoorde ik mezelf automatisch `amen´ zeggen, dat ram je er niet meer uit - met communie, weer voornamelijk voor de vrouwen, waarvan enkele zelfs op hun blote knieën op het pad tussen de kerkbanken gingen liggen.
Tot slot werd de kist werd nog gezegend, bewierookt en met wijwater besprenkeld.

Na de mis werd de kist door professionele kistdragers de kerk uit gedragen en in de begrafenisauto geplaatst. Zij gingen de stoet voor, gevolgd door de priester en vier rood-wit geklede acolieten met standaards, daarna de familie en de rest van de belangstellenden. Een zee van paraplu's draaide onder de stromende regen het kerkplein af, de straat op en schreed achter de begrafenisauto de anderhalve kilometer naar het kerkhof. Bij de provinciale weg stonden al klaarovers te wachten om de stoet veilig over te loodsen tijdens het spitsuur. Voor de etalageramen van de winkels waar we langs liepen stonden foto's van Sr. M., die in Penha Longa geboren was. Het kerkhof stond zo vol met familiegraven met alle tuintjes, pilaartjes met kettingen daartussen en andere frutsels, dat het voor de meeste mensen onmogelijk was om ook maar in de buurt van het graf van de overledene te komen en iets van de laatste ceremonie te zien of horen. Die duurde kort.


Geen koffie met cake en een praatje met familie en vrienden na een begrafenis in Portugal. In groepjes verlieten we het kerkhof op weg naar de auto's. Ik sprak met buurvriend P. af om de volgende dag  uienplantjes op te gaan halen bij zijn zwager. Onderweg naar huis vonden we een pompstation dat nog benzine had (de chauffeurs `gevaarlijke stoffen´ staakten). En zo zie je dat het leven altijd maar weer door gaat.
Toch zal ik hem missen.

 

maandag 8 april 2019

Van de boerderette 50. Roofvogels en windmolens

Hoeveel  artiesten lieten zich al  inspireren door de sierlijke vlucht van de arend. Van Steve Miller tot de Marshall Tucker Band, van Abba tot Iron Maiden - om er maar een paar te noemen - allemaal maakten ze liedjes over deze trotse vogel.  Om maar niet te spreken over het grote aantal landen die de arend hebben misbruikt als symbool van macht, nationalisme en zelfs fascisme. Maar heb je ooit een lied gehoord over de buizerd, in het Engels the (common) buzzard, waarin zijn vliegkunst of andere positieve kwaliteiten worden aangeprezen? Nee, hij wordt, vooral in strips en tekenfilms, afgeschilderd als een inhalige schurk en lijkenpikker. 


De Portugezen noemen de buizerd (Buteo buteo) `águia-de-asa-redonda´, arend met de ronde vleugels. Hebben we er weer een arend bij, zal de naamgever wel gedacht hebben. En misschien wel terecht: Hij ziet er misschien wat stomp uit, met zijn ingetrokken nek, brede vleugels en afgeronde staart, maar het is toch een prachtig gezicht als die zware roofvogel - met maar zo af en toe een vleugelslag - op de thermiek omhoog cirkelt. Vaak zie je hem urenlang in de lucht, zwevend langs de berghelling en boven de velden om ons heen, op zoek naar prooi. Soms even biddend, en daarna omlaag vallend, om dan - als de aanval tevergeefs was - de warme luchtstroom weer op te zoeken. Zijn kreet klinkt als iets tussen de schreeuw van een meeuw en een miauwende kat.

buizerd

In het voorjaar is het af en toe net de `Battle of Britain´ boven onze hoofden. Mannetjes buizerds houden schijngevechten om een vrouwtje te veroveren en dan is het gekrijs niet van de lucht. Als hij (of zij natuurlijk) het zat is, is er altijd wel een telefoonpaal of den in de buurt om uit te rusten, of nijdig de veren glad te strijken, Dan zie je pas hoe groot die vogel is.
En nu gaat die buizerd hier waarschijnlijk verdwijnen, vermoord of verdreven door de genadeloos draaiende wieken van een windmolenpark (gehaktmolenpark zeggen vogelliefhebbers) dat men op de berg boven ons wil gaan bouwen.

Serra de Montedeiras, in het midden de brandwachttoren

Stap voor stap is het bestemmingsplan van het gebied, de `Serra (gebergte) de Montedeiras´, veranderd van jachtreservaat in `Reserve Ecologica Nacional (REN)´ en een paar jaar geleden - door de rechtse B & W van Marco de Canaveses, zonder enige ophef , tot een gebied waar ineens van alles mag gebouwd mag worden, behalve woningen natuurlijk (?!). Het huidige socialistische College vindt het kennelijk ook geen enkel probleem dat er  zes 80 meter hoge windmolentorens in deze uithoek van de gemeente worden neergezet en het protest van de omwonende bevolking is, behalve dat van ons en een paar andere direct betrokken buren, te verwaarlozen: De pastoor zegt dat het goed is voor de plaatselijke economie (wat zou die daar nou mee bedoelen?) en volgens de eigenaar van het enige winkeltje in Fandinhães is het toch `Cão contra dragão´ (Hond tegen draak), oftewel: Met hoge heren is het kwaad kersen eten.

grauwe kiekendief

In het milieurapport werd met geen woord over de hier veel voorkomende buizerd of andere roofvogels gerept. Men had - volgens de regels - vijf minuten in alle vier windrichtingen gekeken en - verdomd als et niet waar is - niets gezien.
Hoewel ik beslist geen vogelaar of vogeldeskundige ben, weet ik zeker dat naast de buizerd in ieder geval ook de grauwe kiekendief (tartaranhão-caçador) en de torenvalk (penereiro-vulgar) in de `Serra de Montedeiras´ jagen en broeden. Ik zie ´s avonds ook vaak vleermuizen, geen idee niet welke soorten, die bijzonder gevoelig schijnen te zijn voor windmolens. En als we het toch over de nachtbrakers hebben: Toen ik een paar zomers geleden op een warme vollemaansnacht een raam openzette, ben ik me een hartstilstand geschrokken van de kreet en de slagschaduw van een jagende oehoe (bufo real).

torenvalk

Over de andere redenen waarom we ons tegen de komst van het windmolenpark verzetten: Geluidsoverlast, bedreiging van onze watervoorziening en de vernieling van cultureel erfgoed (wegens gebrek aan middelen nog niet geclassificeerde, maar wel bekende vindplaatsen van Romeinse vestigingen). en toeristisch potentieel, zo ook over de (schijn)procedure die tot het afgeven voor de vergunning tot het bouwen en exploiteren van de molens lijdt (hetzelfde soort handjeklap als in Nederland) heb ik het nog wel eens een andere keer.

oehoe

In onze protestbrief aan de instantie die daarover gaat, de `Comissão de Coordenação de Desenvolvimento (ontwikkeling) Regional do Norte (CCDR-n)´ tegen de goedkeuring van het milieurapport, hebben we met nadruk gewezen op de bedreiging van de in de `Serra de Montedeiras´ wonende roofvogels.
Daarna heeft bovenstaande Commissie in haar advies aan de `Direção General de Energia e Geologia´, die uiteindelijk de vergunning voor het windmolenpark moet verlenen , afgifte van de vergunning afhankelijk gesteld van meer onderzoek en eventuele  maatregelen ter bescherming van roofvogels en vleermuizen. Wat die maatregelen zouden moeten inhouden is ons vooralsnog een raadsel.
Je hoort het nog wel.   

donderdag 7 maart 2019

Stad en land 22. De rotsgravures van Foz Côa

Gravures kunnen niet zwemmen.

Begin december van het afgelopen jaar werd in het museum van Vila Nova de Foz Côa een symposium met de grootste specialisten ter wereld op het gebied van prehistorische kunst. Dit ter gelegenheid van  de 20e verjaardag van de classificatie van de daar in de buurt gevonden paleolithische rotsgravures als werelderfgoed door de UNESCO. De vallei van Foz Côa is de enige bekende plek ter wereld waar zo'n grote hoeveelheid paleolithische kunst in de open lucht te zien is en het heeft maar weinig gescheeld, of de gravures zouden voorgoed verloren zijn gegaan.


In 1994, tijdens de aanleg van een stuwdam door de EDP (Energias De Portugal) in de rivier de Côa, ontdekte de archeoloog Nelson Rebanda tientallen rotsgravures, waarvan hij dacht dat ze erg oud moesten zijn. Hij vroeg een opinie aan António Martinho Baptista, een specialist in prehistorische kunst, en later directeur van het museum, die tot dezelfde conclusie kwam. Er werden foto's naar de Universiteit van California gestuurd en vertegenwoordigers daarvan schreven een brief aan president Mário Soares met de dringende oproep om deze unieke vindplaats niet onder water te laten lopen.



Intussen deed de EDP of ze van niets wist - hoewel ze al drie jaar eerder foto's van de rotsgravures in haar catalogus had opgenomen - en lobbyde bij parlement en regering om de bouw van de `hoognodige´ stuwdam toch vooral door te laten gaan.

Een voor Portugal ongekende protestactie, onder het motto `Gravures não sabem nadar´ (Gravures kunnen niet zwemmen), werd opgezet door de milieu-activisten (11.000 handtekeningen) en een ander door de middelbare school van Foz Côa, die via scholen in het hele land 70.000 handtekeningen ophaalde. Geholpen door de druk van de Noord-Amerikaanse universiteit op de president en de wisseling van de rechtse regering van Cavaco Silva met de socialistische van António Guterres (huidig Secretaris Generaal van de VN), kregen zij het voor elkaar dat de stuwdam werd afgeblazen: `Gravures kunnen inderdaad niet zwemmen´, moest Mário Soares toegeven.

Museu de Arte e Arqueologia do Vale do Côa
Ingang

In 2017 bezochten wij het museum en met een gids een aantal vindplaatsen in de open lucht:

De paasvakantie viel in de tweede week van april, maar het was die middag al erg warm in de vallei van Foz Côa. `Ieder minstens een liter water mee´, was het advies en de dame van de winkel bij het verzamelpunt voor de excursies vond dat ik een pet moest kopen.
We wachtten op de jeep in de wat vervallen, maar koele ontvangstruimte. In beter dagen werden hier kennelijk frisdranken en snacks verkocht, maar de verwachting van massa's toestromende toeristen was, net als die van de ondernemers in het stadje boven te hooggespannen geweest.
De terreinwagen werd gedeeld met een Zweedse archeologe en haar man, dus we besloten dat Engels de voertaal zou zijn. Het was al snel duidelijk dat onze zoon van 13 beter met die taal uit de voeten kon dan de gids. Die produceerde een rommelig inspecteur Clouseau Engels, maar hij was enthousiast en wist tijdens de rit over de ruwe `dirtroads´ naar de vindplaats veel te vertellen over de bomen en vogels, de amandel- en graanteelt en de daaraan gerelateerde witte stenen duiventillen, die je daar overal in het landschap staan.

pombal (duiventil

Een smalle, groene vallei met hellingen vol rotsblokken waar een kleine rivier doorheen stroomde was ons doel. We wachtten tussen de schapen tot een groep met een andere gids klaar was bij een van de grote rotsblokken. Hier hadden ze dus geleefd, zo'n 15.000 jaar geleden. Zou het landschap veel anders geweest zijn, een ander soort bomen en struiken? Andere dieren, in ieder geval geen schapen. Wel dezelfde rotsen, voornamelijk leisteen, waarin deze voorouders hun duizenden dierenvoorstellingen hebben gegrift, soms moeilijk herkenbaar, omdat ze er geen enkel probleem in zagen om ze over elkaar heen in te kerven - als graffiti op een muur in de stad - maar bijna altijd van een verrassende kwaliteit.

De gids geeft aanwijzingen

De gids nam ons mee naar de eerste rots en wees ons hoe de verschillende dierfiguren, paarden, herten, runderen en geiten over elkaar heen getekend zijn. We hadden ´s morgens al een beetje geoefend op de replica's in het museum, maar dit zijn ze echt.: Tussen tien- en twintigduizend jaar oud, op rotsen in het struikgewas, zomaar in de open lucht...Hoeveel generaties zijn er intussen voorbij gegaan. Ik voelde een sterk besef van mijn eigen onbeduidendheid in de geschiedenis van de Homo sapiens, maar tegelijkertijd ook een sterke verbondenheid met de mensen die deze dieren op zo'n elegante manier hebben vorm gegeven. Zou het helpen om de Maduro´s van deze wereld hier eens een middagje te laten rondhuppelen?

Waartoe dienden deze rotsgravures; waren het magische of religieuze symbolen, bedoeld om aan goden of geesten een goede jachtbuit af te dwingen, of juist een opsomming van wat de jacht had opgeleverd, aanwijzingen voor stamgenoten of volgende generaties voor een goed jachtgebied, Misschien hebben ze een betekenis die we niet eens kunnen verzinnen? Waarschijnlijk zullen we het nooit weten. Zelfs volgens Stephen Hawking was reizen in de tijd uitgesloten.

over elkaar gegraveerde dierenfiguren

We bezoeken nog vijf rotsblokken met gravures. De gids laat ons zelf de contouren van de dieren
ontwarren. Eerst mijn zoon natuurlijk. Hoewel er soms wel tien verschillende dieren over elkaar getekend zijn en hier en daar stukjes rots ontbreken, gaat het steeds beter. Indrukwekkend, die hoeveelheid tekeningen. En dan hebben we nog maar een fractie van de vindplaatsen gezien.

De zon staat al laag als we weer in de terreinwagen klimmen. De rode aarde waarin de amandelbomen staan gloeit op. Hier wordt niet gemaaid, maar geploegd tussen de bomen. muren. We zouden eigenlijk eind februari of begin maart nog eens terug moeten komen om de amandelbloesem te zien. 

hert

De bewoners van de regio hadden veel van de komst van het archeologische park verwacht, maar in de eerste jaren kwamen er niet veel meer dan een handjevol archeologen en geïnteresseerden opdagen. Met de komst van het museum in 2006 (architecten Camilo Rebelo en Tiago Pimentel), een prachtig in het woeste landschap geïntegreerd gebouw, nam de hoop op meer bedrijvigheid weer toe, maar ook het museum bracht niet het verwachte aantal bezoekers. Het kampte met financiële moeilijkheden. Er moesten zalen gesloten worden omdat men zich geen nieuwe lampen kon veroorloven en er was zelfs geen geld voor toiletpapier.
De terreinwagens die belangstellenden met een gids naar de vindplaatsen moesten brengen, konden niet gerepareerd worden. Dankzij particuliere gidsen kon toch nog enigszins in de vraag voorzien worden.

vernieling van meer dan 10.000 jaar oude rotsgravure

Toen in april 2018 ook nog eens naar buiten kwam dat een heel belangrijke gravure was bekrast met een voorstelling van een fiets en de woorden `BIK´ - er was al helemaal geen geld voor bewaking van het terrein - greep de Minister van Cultuur, Castro Mendes (de dichtende minister) eindelijk in. Hij saneerde de schuld en wijzigde de statuten van de Stichting op zo'n manier dat ermee te werken viel. Het personeel kan nu gewoon op zijn salaris rekenen en inmiddels telt het museum 50.000 bezoekers per jaar.
Intussen zat de gemeenteraad van Foz Côa ook niet stil. Er wordt twee miljoen geïnvesteerd in een passadiço (houten (brug)pad) van het museum naar de rivier, dat nog voor de komende zomer klaar moet zijn, een betere toegankelijkheid voor de passagiersboten, kano's en zelfs een klein hotel. Met een aantal jaarlijkse thematische festiviteiten hoopt men bezoekers van het museum en het archeologische park wat langer vast te houden.  




maandag 11 februari 2019

Bijzonder Portugees 41. sterven van de kou in je eigen huis.

Ik heb het binnenshuis nog nooit zo koud gehad als in Portugal. Niet omdat het klimaat er zo grimmig is - in de winter komt het kwik ´s nachts maar sporadisch beneden de 0 graden Celsius en in het grootste deel van het land overdag niet beneden de 10 - maar omdat de meeste Portugezen hun huizen niet willen of kunnen verwarmen. Bijzonder onaangenaam na drie dagen regen, met een elektrisch kacheltje dat niet altijd aan mag omdat de elektriciteit in Portugal zo duur is.


Portugezen zijn optimisten: De zomer is lang en de winter duurt maar kort. Dus kopen of bouwen ze een zo groot mogelijk huis of appartement, met een mooie keuken, 3 badkamers en een hardhouten voordeur. Als het meezit kan er nog een klein open haardje in de huiskamer vanaf voor de gezelligheid en dan moet er natuurlijk nog een mooie nieuwe auto voor de deur (In Portugal zie je - ra ra - bijna alleen maar reclamespots voor de duurdere automerken op de televisie). Aan verwarming of warmte-isolatie wordt niet gedacht en als dan toch de winter invalt, zit er niets anders op dan naar de bouwmarkt te rennen om elektrische kacheltjes aan te schaffen. De open haard trekt niet en als ie dat wel doet: Stookhout is behoorlijk duur, met name in stedelijke gebieden. De elektriciteitsrekening blijkt een onaangename verrassing, want die kacheltjes verbruiken al gauw 1500 Watt per stuk, en de prijs per kWh is een van de hoogste van Europa. Men trekt een extra trui aan en bepaalde ruimtes worden in de winter maar even buiten gebruik gesteld.


Of: Hoe vaak heb ik dat verhaal al niet gehoord. De aspirant kopers of bouwers hebben zich door de gemeente (die een veel te duur contract heeft afgesloten voor de aanleg van een leidingnet), of de energiemaatschappij zelf, lekker laten maken, om de woning te verwarmen met zogenaamd `gás natural´ (aardgas). Dat is gas dat per tanker wordt aangevoerd naar de haven van Sines, in het zuiden van Portugal, om daarna in een distributieleiding geperst te worden. Portugal heeft geen eigen gas of aardolie. Nadat de korting van de aanbieding verlopen is, blijkt de maandelijkse gasrekening onbetaalbaar. Dus gaat de waakvlam uit, men rent naar de bouwmarkt voor elektrische kacheltjes ...Voor de rest zie boven.

En dan heb ik het nog steeds over mensen met een modaal of hoger inkomen, die, als het echt koud wordt hun huis wel kunnen verwarmen en als het moet die hoge elektriciteitsrekening ook nog kunnen betalen.
Veel beroerder is de situatie voor mensen met een laag inkomen, met name voor veel ouderen met een minimumpensioen., die vooral in de grote steden, in slechte behuizingen wonen. Gebouwd zonder enige vorm van warmte-isolatie en door de eigenaars ook nog eens slecht onderhouden (In Portugal bestaat geen systeem van sociale woningbouw voor de verhuur, zoals in Nederland). Deze mensen hebben geen geld voor verwarming, blijven in perioden van kou maar in bed liggen, onder een stapel dekens en kleren. Ze sterven soms letterlijk van de kou in hun eigen woning.
Volgens een studie van de Universiteit van Dublin is het percentage excessieve sterfgevallen ´s winters in Portugal 38% , terwijl dat in de rest van Europa rond de 15% ligt.


Een flink aantal van die sterfgevallen is het gevolg van brand in huis, omdat mensen zich toch met vuur, of een kacheltje aangesloten op een krakkemikkig elektrische installatie proberen te verwarmen, koolmonoxidevergiftiging door het gebruik van open vuur en - in het binnenland - ouderen die in hun eigen open haardvuur vallen. In de afgelopen drie maanden, de koudste van het jaar, stierven 19 mensen als gevolg van een van deze oorzaken.


Ook veel werkplekken en scholen worden uit zuinigheidsoverwegingen ´s winters onvoldoende verwarmd. Mijn zoon houdt al weer maanden zijn winterjas aan in de klas en soms kan hij zijn eigen adem zien. Zijn nieuwe school heeft een moderne verwarmingsinstallatie, maar die is of buiten werking, of verwarmt maar een paar lokalen. Volgens de directie werkt een technicus aan het defect, maar het is elk jaar hetzelfde liedje. en op veel scholen is het niet anders. De scholen krijgen gewoon onvoldoende budget voor de stookkosten.

Een onderzoek dat twee jaar geleden werd gehouden onder een grote groep inwoners van het vasteland van Portugal door het `Portal da Construção Sustentável´ (Platform Duurzaam Bouwen), wees uit dat 74% van de Portugezen het koud hebben in hun eigen huis.
`Het grootste deel van de Portugese huizen is niet toegerust op de kou. In andere landen, met lagere temperaturen, staat de verwarming 24 uur per dag aan. Portugese families hebben niet de gewoonte om hun huis te verwarmen, wat voor een groot deel te wijten is aan de energiekosten´, zegt Vasco Peixoto de Freitas, hoogleraar Constructie aan de Universiteit van Porto. Volgens hem moet er veel meer aandacht aan de isolatie van de Portugese woningen worden besteed. Maar zelfs dan: `Al is je woning supergeïsoleerd, als je geen geld aan energie uitgeeft, wordt die echt niet warm.´


Inmiddels zijn, in navolging van Europese regelgeving, de normen voor isolatie (o.a. de verplichting van dubbele beglazing) voor nieuwbouw en renovatie wel aangescherpt, maar er valt nog heel veel te doen.
Portugal blijft in sommige opzichten een hoogst merkwaardig land: Toen wij zeven jaar geleden ons huis lieten bouwen, was een certificaat voor geluidsisolatie (we wonen midden in de vrije natuur!) verplicht. Een technicus kwam met een soort van sirene en een decibelmeter de kwaliteit van die isolatie meten), maar in de warmte-isolatie van het huis was niemand geïnteresseerd.: Hiervoor kun je - nog steeds - geheel vrijwillig je huis laten testen en certificeren. Zo´n certificaat (flink duur natuurlijk) kan de verkoopprijs van je woning flink verhogen, maar is voor niemand verplicht.

Mijn vrouw en ik hebben jaren aangemodderd met elektrische kacheltjes in ons niet geïsoleerde, tochtige appartement in Vila Nova de Gaia. Brr. Ook onze open haard trok niet en ik moest zelfs de schoorsteen met oude handdoeken dichtstoppen, omdat er rook de huiskamer in kwam als de buren een romantische bui hadden.
Toen we besloten om een huis te bouwen in het binnenland (op 500 meter hoogte), stelde ik als voorwaarde dat we, voordat er ook maar een aannemer benaderd werd, eerst zouden uitzoeken en beslissen hoe we het op de beste manier konden verwarmen. Mijn vrouw, die uit ervaring weet hoe Nederlanders hun huis verwarmen, was het daar van harte mee eens.


We hebben nu een uitstekend geïsoleerd huis en de grote houtkachel die de centrale verwarming aanstuurt, hoeft zelfs in de koudste perioden alleen ´s avonds te branden om het ook de hele volgende dag aangenaam in huis te hebben.
Mijn buurman, die een paar jaar eerder een groter huis dan wij bouwde, met drie of vier badkamers enz., dacht aan isolatie noch verwarming. Hij trekt in de winter maar liever bij zijn vriendin in.