woensdag 30 juli 2014

Van de boerderette 9. Brand!! deel I

Het is bijna augustus. Bomen en gras hebben nog een frisse groene kleur. Het heeft veel geregend, maar de laatste dagen is het flink warm en de stevige wind droogt grond en planten snel uit. Gisteren zag ik voor het eerst ver weg aan de overkant van de rivier achter de bergen rook opstijgen. Kennelijk een grote bos/maquisbrand die met vliegtuigen die water uit de Douro opschepten werd bestreden. Ik heb even op de site van de `Proteção Civil´ (Bescherming Bevolking) gekeken. Deze maand waren er relatief weinig branden, maar gisteren was er toch weer een grote in de buurt van Aveiro. Vorig jaar passeerden in juli 368 grote bos- en maquisbranden en 2817 branden die minder dan een hectare bestreken. De maand augustus was een hel. Bijna iedereen hier liep met zijn `coração na mão´ (men hield zijn hart vast). We waren bijna letterlijk omsingeld door branden. Op een dag toen het een beetje minder leek, waagden we een tochtje met de auto naar Lamego. Het leek of heel Noord-Portugal in brand stond. Overal rook en vuur en al zwartgeblakerde bomen. Er waren meer brandweerwagens op de weg dan gewone auto´s.
Begin september - het kon niet missen - waren we zelf aan de beurt. In de komende weken kun je het verslag lezen dat ik vorig jaar schreef over deze lichtelijk traumatische gebeurtenis. Een verslag dat indirect de aanleiding werd om met deze blog te beginnen. Lees en huiver...

 
Blusvliegtuig laadt water in

 

1. PANDEMONIUM


Dinsdag 3 september 2013

Ik loop al twee dagen in het zelfde naar zweet en rook stinkende t-shirt. Geen tijd om me te verkleden, laat staan een bad te nemen. Mijn blik gericht op de zwartgeblakerde berg, dan weer op het kleine dennenbos achter het huis, waar het nog steeds nasmeult, maar het meest op een punt in het bos in de richting van de rivier. Daar stijgt rook op, soms meer, dan weer wat minder, maar over een steeds breder front, feller, zwarter. Ze houden het niet verdomme en het enige dat het vuur van de eerste rij bomen en wijnstokken op ons land scheidt, is in geen eeuwigheid schoongemaakt hakhout en een vorig jaar verlaten bouwland met een meter hoog, droog gras. Als het vuur ook van deze kant toeslaat, rest ons straks alleen nog een huis in een verkoold landschap. Dan schei ik er mee uit, basta! Ik zie me niet nog een keer helemaal opnieuw beginnen.


Het is twee uur, ruim 35 graden. De rook komt steeds dichterbij. Het vuur is niet zichtbaar, maar ik hoor het wel. Ik sta stijf van de stress. Er is niets wat ik nog kan doen. Vanmorgen nog lage takken van bomen in de buurt van het huis afgezaagd en een paar uur geleden heb ik de brandweer nog een keer gebeld. Bijna afgesnauwd: "Ja, ja, we weten het, ze zijn daar al bezig." Maar een kind kan zien dat ze het nooit kunnen houden zonder hulp vanuit de lucht. En die zal wel niet beschikbaar zijn. Bijna het hele land staat zo´n beetje in de brand vandaag. In m´n hoofd zeurt het introotje van `The man who sold the world´ van Bowie maar door, het melodietje waar het eergisternacht allemaal mee begon en dat ik sindien niet meer uit mijn kop krijg.
Mijn vrouw is in Vila Nova de Gaia. Naar de dokter en onze zoon inschrijven op een andere school. Dingen die niet uitgesteld kunnen worden. Mijn zoontje (9) moet nog eten. Ik weet niets anders te verzinnnen dan een bord tomatensoep, probeer zo weinig mogelijk van mijn onrust te laten merken. Maar hij is niet achterlijk, heeft de rook ook wel gezien. "We gaan toch niet dood, hé", vraagt hij. "Nee, ben je gek joh. Het huis is veilig hoor". "Ze moesten die vuurtjesstekers allemaal in de gevangenis opsluiten, voor altijd." Dat vind ik heel humaan van hem. Op dit moment mogen ze van mij het hele zootje standrechtelijk executeren.

Ineens gaat het heel snel. De wind wakkert aan en de brand komt recht op ons huis af.
"Zijn de katten binnen? Ja? Oké. Blijf binnen. Soep opeten en alle ramen en deuren dicht houden. Als je meer honger hebt, eet je maar een banaan." Ik vul een paar emmers met water en zet ze ergens in het midden van het honderd meter lange veld. Druppels op een gloeiende plaat, maar ik moet wat doen. Daarna maak ik met een slang de grond en de tuintjes om het huis nat. Het terrein om het huis is in een grote cirkel schoon en bijna zonder bomen. Maar met veel wind...
Buurman Carlos* arriveert met zijn hak. "We proberen het lager tegen te houden", schreeuwt hij boven het lawaai van het vuur uit, voor hij het bos in duikt, half kreupel, volgestopt met pijnstillers. Drie versleten wervels, een hernia en een gat in zijn heupbeen.
Grote vlammen boven de boomkruinen nu en een enorme rookwolk. Het vuur vordert steeds sneller en dan...draait de wind! De brand buigt af naar beneden. "O wind blijf alsjeblieft in die hoek", bid ik. "Ja goed zo , omlaag met die handel. Gisteren ik, vandaag gij. Wij hebben onze portie al gehad."

Op dat moment vliegt met luid gesis de maquis aan de andere kant van de kleine vallei in de brand, achter het huis van buurman Jorge en de brand van gisteren langs. Het lawaai is oorverdovend; grommend, knetterend. Een massieve rookzuil verduistert de zon als de hoge eucalyptusbomen in brand vliegen. Voor ons is deze brand niet direct gevaarlijk, maar de huizen beneden zitten nu in een tang van twee vuren. Ik ren naar huis om mijn zoontje gerust te stellen. Binnen een mum van tijd staat de hele vallei vol rook en kun je niet meer zien wat er gebeurt. Kreten "Hier, hier, filio da puta!" Een gasfles die ontploft. "Een pandemonium", zou buurvrouw Luisa later zeggen.
Eindelijk geronk van motoren. Door de rook zie ik over de berg, als een pantserdivisie, een colonne enorme brandweerwagens langstrekken. Voorop een kleinere met een luidspreker waaruit metaalachtig repeterend: "Verlaat de huizen. Het heeft geen zin meer, verlaat de huizen", klinkt.

Aan de andere kant heeft het vuur nu de velden bereikt, maar ver beneden ons land. Een buurman probeert met een tractor met watertank zijn druiven te redden. Het vuur komt niet verder dan de muur om zijn geploegde land, maar ploegt wel verder naar beneden.
Plotseling zie ik Luisa, de vrouw van Carlos over haar land rennen: De hooiberg staat in de fik. Vonken. Ik laat mijn zoontje zich opsluiten en ren achter haar aan, onderweg een paar bremtakken en een hak oppikkend. Met moeite weten we het vuur dat zich om de hooiberg verspreidt uit te slaan. De berg zelf moet maar afbranden. Die is niet meer uit te krijgen. Luisa, met een kop rood en dik van de stress: "Waar is Carlos, die ezel. Loopt ie de boel weer te verkennen. Hier moet hij zijn. Ga hem halen!" Ik ren weg om hem te zoeken. Ik snap haar best. Er ligt voor duizend Euro aan brandhout op hun land. Gekocht voor de komende drie jaar en Carlos loopt in de ziektewet. Ik vind hem aan de rand van het bos. Hij staat een brandgang te hakken. Later moet Luisa, een schat van een mens, toegeven dat hij nu ook weer niet zo´n ezel was.
Nu doemt een helicopter met waterzak op uit de rook. De piloot is een artiest. Hij swingt zijn machine door de rook als een vietnamveteraan. In zo´n zak zit anderhalve ton water. Dat zet zoden aan de dijk. Binnen een half uur is de brand meester en is ook een stuk voor de vuurlinie preventief nat gemaakt. Toch brandt het bos de volgende dag weer...


Als het land van Carlos en Luisa veilig is, ga ik mijn zoontje opzoeken. Hij zit op het bed in zijn kamer een computerspelletje te spelen. De gordijnen dicht. Hij is niet echt bang geweest, zegt hij, maar hij had wel even genoeg van de werkelijkheid.
Veel tijd heb ik niet voor hem, want ik hoor Carlos alweer toeteren. Die heeft honderd meter dikke waterslang in zijn auto liggen. We moeten de berg op om de slang die bij de brand van gisteren is gesmolten te vervangen. Morgen wordt het weer heet en de tomaten hebben water nodig. Het leven gaat door. Tussen verkoolde bremstaken en nog brandende eucalyptusstronken banen we ons door de as een weg naar boven. Bij de bron dode muizen, een slang. Die hebben zich niet uit de voeten kunnen maken. De klus is snel geklaard, dus gaan we nog even bij de bron die nog hoger boven mijn land ligt. Aan de andere kant van de grensmuur zie ik een eindeloze verkoolde vlakte, waarin helemaal niets het overleefd heeft. Boven ons cirkelen arenden, tevergeefs op zoek naar prooi. De maquis zal zich snel herstellen, over een paar maanden is het hier weer groen, maar de dieren en vooral de bomen zullen heel wat meer tijd nodig hebben.
Bij de kapel beneden staan zeven of acht brandweerwagens. De brand aan de rivierkant heeft men een stuk voor de kapel kunnen doven. Die aan de andere kant is bij de straatweg gestopt.
Fandinhães is gespaard gebleven. Op het nippertje. Alleen een leegstaand huis en een paar oude schuren zijn verbrand. En heel veel bomen natuurlijk. De prijs van het brandhout zal dit jaar weer erg laag zijn.

                                                                op weg naar de bron

Ik zit nog maar net met mijn zoontje op het terras als mijn vrouw thuiskomt. Ze heeft gegrilde kip uit de supermarkt meegenomen. Met sla en tomaten uit de moestuin en de rijst van gisteren maken we snel een maal. Ik moet in bad en naar bed, heb zesendertig uur niet geslapen en om drie of vier uur ´s morgens komt mijn vrouw me al weer wekken om de wacht over te nemen. Meer eerst gaan we nog even met de zaklantaarn het bos in om te kijken waar het nog brandt onder de grond. De soms bijna een meter diepe brandjes moeten geblust worden om schade aan de wortels van de dennen die het overleefd hebben te voorkomen. Gaat het beste met een grote plantengieter, heb ik gisteren ontdekt.

Wordt vervolgd

* om reden van privacy zijn alle namen veranderd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten