woensdag 16 december 2015

Van de boerderette 27. Hazelworm

Deze honderdste Portugeest was eigenlijk bestemd voor de fadozangeres Ana Moura en haar nieuwe cd `Moura´ (dijk van een plaat!), maar toen ik gisteravond de `links´ testte, bleek dat - op de officiële clip van de single na - alle youtube video´s met liedjes van `Moura´ waren uitgeschakeld. Er zijn kennelijk problemen m.b.t. toestemming of auteursrechten. Zo gauw die zijn opgelost, alsnog. Even improviseren maar deze keer. `The show must go on´. Gelukkig valt er over het leven op de boerderette altijd wel weer iets merkwaardigs te vertellen. Een paar dagen geleden kwam ik bij herstelwerk aan de muur van een `sucalco´, (terras) een grote hazelworm tegen. Ik dacht eerst dat ik hem geraakt had met de hak, want hij (of zij) was stijf en bewoog nauwelijks, tot ik begreep dat hij zich in de hoop aarde had ingegraven voor de winterslaap. Katten op het land, arenden en buizerds in de lucht, dus snel een ander, veiliger plekje gezocht om de overwintering voort te zetten.


                                        https://www.youtube.com/watch?v=cFOOebnjZMY
                                                                 vond ik op youtube

Want de hazelworm (Anguis fragilis), in het Portugees `licranço´, is een nuttig diertje. Het eet voornamelijk slakken, naaktslakken, wormen en ander ongedierte dat zich aan mijn sla en peultjes tegoed doet. Hij heeft wel wat weg heeft van een slang, maar is daar zelfs geen familie van. Het is een pootloze hagedis, die tot ongeveer een halve meter lang kan worden. Waarschijnlijk heeft hij zijn naam aan de hazelnootkleurige rug te danken, die bij het volwassen dier vaak gevlekt is met metalic zilver en blauw, met op de flanken zwarte strepen. Z´n buik wordt met de jaren steeds blanker.

Hoewel de hazelworm voornamelijk ´s nachts en in de schemering opereert, kom ik hem regelmatig tegen als ik een composthoop afgraaf. Daarin overwintert hij graag en vaak gebruikt het vrouwtje die ook als nestplaats. Eén keer vond ik een nest toen ik een stapel halfverrotte takken overhoop haalde. Een stuk of tien zilverachtige hazelwormpjes vluchtten het hoge gras in. Hazelwormen paren na de winterslaap in april of mei en in juli tot augustus komen maximaal twaalf jongen in een vliesje ter wereld (ze zijn eierlevendbarend). De vrouwtjes hebben niet elk jaar een nest, maar het dier kan verbazingwekkend - wel tot 50 jaar - oud worden. En dat is maar goed ook, want het heeft vele vijanden: Roofvogels, slangen, marters, vossen, dassen en wilde zwijnen. Ook poes en de kippen vinden hem erg smakelijk. Omdat hij geen pootjes heeft is hij niet zo snel als andere hagedissen, maar als de hazelworm bedreigd wordt, kan ook hij zijn staart afstoten. Het staartje kronkelt nog een tijdje voort en vormt zo een afleidingsmanoeuvre, die het dier tijd geeft om weg te vluchten. De belangrijkste vijand van de hazelworm is echter de - onwetende - mens.


Dat deze pootloze hagedis vaak voor een slang wordt aangezien, blijkt wel uit zijn meest populaire naam: `cobra de vidro´, glasslang. In de binnenlanden van Portugal leeft nog steeds de wijdverbreide mythe dat de beet van een hazelworm een mens kan doden. Daarom kan ook mijn buurman de neiging niet weerstaan om hem in mootjes te hakken, zodra hij zo´n diertje ziet. Maakt niet uit wat ik hem vertel over onschuldig en nuttig. Oud bijgeloof is moeilijk uit te roeien.
Maar ook in Nederland zijn in het verleden de meest bizarre fantasiën op het arme beestje losgelaten. Van mijn moeder erfde ik het boekje `Hei en Dennen´ (1897) van de Nederlandse florapioniers Heimans en Thijsse, dat de (toenmalige) natuur van het Overijsselse Salland beschrijft en ik citeer hier `Kruiden Marie´ die de jonge Jacob P. Thijsse uitleg geeft:


"Dat gespleten tongetje schijnt voor de menschen hier iets verschrikkelijks te zijn; daar zijn ze als de dood voor. Als ze dat bij een beest zien, raken ze ´t niet meer aan. Ik neem aan, de sterkste en vechtlustigste boer, al is hij half dronken, met dit beestje in mijn hand een uur ver voor mij uit te jagen, of hem van angst in het water te laten springen. ´t Is eigenlijk onbegrijpelijk; nog nooit kan een mensch ook maar gebeten, laat staan vergiftigd zijn door zoo´n zacht en onschuldig diertje. Op een adder lijkt het nog minder dan een schaap op een varken; en toch, je kunt het de menschen niet uitpraten, dat het een giftig en buitengewoon gevaarlijk dier is. Wie niet al te angstig is op het gezicht van ´t dier en een spade bij zich heeft, hakt het in stukken. Vinden de plaggenstekers een nest met heel kleine jongen, dan weten ze niet hoe gauw ze de wit- en zwarte slangen zullen plat slaan en met dorre hei bedekken. Die steken ze dan aan, en de asch strooien ze in de wind.

En in andere streken moet het nog erger zijn. Hier zeggen ze alleen maar dat het beest zoo venijnig is, dat het je op een afstand met gif bespuwen kan. Waar het je raakt, ontstaan negen wonden, die negen jaar openblijven; en trap je er per ongeluk een stuk, dan spat het vergif naar alle kanten rond.
Verderop naar de Westfaalsche grens loopen de menschen allemaal weg als er een: "De hartworm!" of "De meiworm!" schreeuwt, en de voerman rijdt niet door, als er een hazelworm over de zandweg kruipt; want raken hem de de paarden, dan springt hij ze tegen de kop en maakt ze blind, net als het dier zelf is." (Wat ook al niet waar is).

Het zal maar over je gezegd worden..    

1 opmerking:

  1. ik lees hier net uw blog over het venijnige van de hazelworm, idem hier de verhalen, leuk om te lezen

    BeantwoordenVerwijderen