donderdag 20 juli 2023

Van de boerderette 69. Hooibalen

Het idee kwam van C: "Waarom laat u me het gras op die velden niet maaien met de tractor in plaats van elk jaar met de `capinadeira´ (zie `Ros ´m in de rondte´, Van de boerderette 46) het gras stuk te slaan en daarna, in het najaar, ook nog eens te frezen. Ik heb een machine die er balen van maakt en die kunnen dan verkocht worden." Dat leek me wel wat. Een flinke kostenbesparing en bovendien niet elk jaar het gevoel dat ik goed gras aan het verspillen was, terwijl een groot deel van de Portugese veestapel aan het einde van de zomer op een houtje moet bijten. De laatste jaren is de droogte zo ernstig dat er - vooral in het midden en zuiden - vaak in het begin van de zomer al geen sprietje gras meer wil groeien.  "Dus dan betaal ik niets voor het werk en u verkoopt de hooibalen", begreep ik.


het maaien met der tractor was zo gebeurd

Echter, toen we het er in het voorjaar over hadden wanneer het gras gemaaid moest worden, kwam hij daar schoorvoetend op terug: "Weet u zelf niet iemand aan wie u die balen kunt verkopen?" C is maar een klein ondernemertje: In de zomer loonwerk met de tractor en in de rest van het jaar handelt hij in stookhout en wilde kennelijk het risico niet nemen. Maar met een: "Hoor eens senhor C, ik heb dat soort van contacten niet. Dat gaat u toch veel gemakkelijker af. U komt overal bij de boeren. En met die droogte tegenwoordig, verkoopt u die hooibalen aan het einde van de zomer met gemak", trok ik hem over de streep. "Oké, dan doen we het zo"

met de nieuwe machine het hooi netjes in regels
Toen het tijd werd om te maaien had hij een schapenboer in zijn auto, maar die haalde zijn neus op voor mijn gras. Er zat teveel `bloemetjesonkruid´ tussen (De Portugese, waarschijnlijk lokale, benaming van de plant verstond ik niet goed). Zou tinkende kamille kunnen zijn. Dat lustten zijn schaapjes niet. Die waren zeker grootgebracht met huttentutkoekjes. Volgens C viel het wel mee met dat onkruid en, omdat het graszaad dit jaar al op het land was gevallen, zou het er volgend jaar nog veel beter uitzien. "Ik kom de boel morgen maaien en maak er, zoals afgesproken, gewoon balen van", zei hij flink. Uiteraard regende het de volgende morgen, zodat het feest niet doorging. 

klaar voor de balenpers

Er ging weer ruim een week overheen - C heeft het verschrikkelijk druk in deze tijd van het jaar - en het werd nog een race tegen de klok om het gras te maaien voordat het te droog werd om er nog stevige balen van te maken. Vooral voor mij, want nadat C dinsdagmiddag klaar was met zijn tractor, moest ik met de motormaaier de kanten van alle velden nog maaien en de stukken waar hij niet bij kon komen met de tractor: hellingen, geulen plekken waar nog stenen lagen. Omdat  er voor vrijdagmiddag alweer regen voorspeld was, kreeg ik anderhalve dag van hem voor bijna 700 meter grasrand van gemiddeld een meter breed! Dus woensdagmorgen om zes uur op - vroeger heeft geen zin, want dan moet de zon nog boven de bomen uitkomen en is het gras nog kletsnat van de dauw - en zo snel mogelijk aan de slag.  Het maaien mag niet met een draad, maar moet met een maaiblad, want het gras dient lang te blijven.


Om zes uur ´s avonds liep ik zo´n beetje op mijn tandvlees. Ik zag van kruin tot tenen zwart van het stof en kon mijn vingers bijna niet meer loskrijgen van de maaimachine. Nog één veld voor de boeg. Dat moest morgen maar. En dan nog met de hark aan de slag. Tussen de bomen, de wijnstokken en zo nog het een en ander.. Vol goede moed belde ik C. Morgenmiddag kon hij komen. Hij zei dat hij twee man zou sturen om het gras in banen te harken voor de balenmachine. Die kwamen natuurlijk niet. De mannen hier in de dorpen die geen werk hebben (en die niet erg oud of invalide zijn) zijn over het algemeen echte baliekluivers, die liever in een donker knijpje met elkaar over de hoogte van hun uitkering klagen dan er wat bij te verdienen als ze de kans krijgen. Het was ze te warm!


Gelukkig kwam C wel. Tegen de avond en met een gloednieuwe machine om het gras bij elkaar te schrapen en in banen te werpen, maar die kon ook niet overal komen, zodat er nog genoeg werk voor de volgende ochtend voor me overbleef. Nog een keer om zes uur uit de veren dan maar. Om tien uur was ik eindelijk klaar en een klein uurtje later kwam C met zijn (tweedehands) balenpers. Een enorme machine die steeds deels gedemonteerd moest worden voordat hij op het volgende veld gebracht kon worden. En zowaar stopte er nog een auto voor de poort met daarin twee mannen en een vrouw, gewapend met hooivork en hark. Naar later bleek, de kopers van de hooibalen. Ik mocht toekijken en foto´s maken en af en toe - voor de vorm - een beetje hooi bij elkaar harken.


78 volwassen hooibalen kwamen er uit de machine. Hoewel, volwassen.. Volgens mij zijn de Nederlandse balen een stuk groter. Maar Hollandse boeren zijn doorgaans dan ook - ahum - grotere boeren. C moest twee keer met zijn grootste kar komen om de balen op te laden en daar hoefde ik me gelukkig niet meer mee te bemoeien. "Muito saúde (Veel gezondheid), senhor António", riep hij breeduit lachend boven het lawaai van de tractormotor uit, toen we afscheid namen. Die had vast een leuk winstje gemaakt. Van mij mocht hij. Ik was er ook niet op achteruit gegaan en als dat hem enthousiast houdt om het volgend jaar op dezelfde manier te doen, zit het wat mij betreft zo geramd als een schaap het kan hebben.


donderdag 8 juni 2023

Van de boerderette 68. Nooit meer spitten?


Uw Portugeest komt uit een geslacht van spitters en gravers. Loonwerkers voor bollenboeren en tuinbouwers. In navolging van hun vader spitten mijn vader en zijn drie broers na de Tweede Wereldoorlog drie steken diep in de geestgrond om ziekte onder de tulpenbollen tegen te gaan. Ik graaf en spit in de Portugese aarde om uien, bonen en tomaten te planten. Het verschil tussen ons is alleen dat zij er hun werkzaam leven mee begonnen - mijn vader bijvoorbeeld behoorde al snel tot het witteboorden legioen - en ik het ermee eindig. De vraag die zich daarom onvermijdelijk opdringt is: Hoelang houd ik dat nog vol. Ruim een jaar geleden stuurde een vriendin me een link van een video, waarop moestuinder Philip Forrer aan de hand van zijn eigen moestuin liet zien dat spitten ( en in nog sterkere mate ploegen of frezen van de grond) eigenlijk belachelijke onzin is. Nergens voor nodig en het doet zelfs meer kwaad dan goed aan grond en gewas. Ik was meteen verkocht.



                                                     https://youtu.be/Pl83rDXxgwI

Spitten en/of het land bewerken met zware machines vernietigt de structuur van de grond en de organismes die erin thuishoren. Na ploegen en frezen zit er weinig of geen voedsel voor de planten meer in de grond, zodat je er dierlijke mest of kunstmest moet inbrengen om nog wat uit de grond te krijgen. Schadelijk voor het milieu en voor je portemonnee. Wat het effect is van jarenlang ploegen en eggen op landbouwgrond blijkt duidelijk uit een experiment van Jasper County uit Iowa, waarop ik via Linkedin attent werd gemaakt:                                                                            
(klik op de foto)

Als je de video gezien hebt, weet je dat Philip Forrer groente en fruit laat groeien op lange heuvels die hij maakt door dode boomstammen in te graven en daarop aarde en een dikke laag plantaardig materiaal aan te brengen. Daardoor blijft de grond vochtig en - door het verrottingsproces van de boomstammen een graadje of zo warmer. De dikke laag plantaardig materiaal bovenop de heuvel wordt door wormen, insecten en andere (micro)organismen omgezet in voedsel voor de planten en bovendien krijgt onkruid nauwelijks de kans om door die dikke deklaag heen te breken (En aan wieden heb ik al helemaal een broertje dood). Volgens Forrer gaan die heuvels 20 jaar mee, voordat je ze moet vernieuwen. Niet erg veel kans dat ik daar nog aan toekom, zodat er voor uw Portugeest een schoploze toekomst aan de horizon lijkt te gloren.


Ik wilde eigenlijk meteen beginnen, maar omdat ik geen boomstammen had en het voorjaar al aan de poort stond te rammelen, besloot ik nog maar moestuinseizoen op de oude voet door te gaan.
In de afgelopen winter zaagde ik een flink aantal ongecontroleerd groeiende wilgen om, die op een in de steek gelaten (erfeniskwestie) aangrenzend stuk land stonden en het licht van mijn jonge fruitboompjes wegnamen. Ik dacht dat ik flink wat hout had, maar caramba! wat heb je een berg boomstammen nodig om een heuvel van enig formaat te maken. 
Dat werd ook deze zomer dus nog even voort hinken op twee gedachten: Een niet al te grote proefheuvel en de rest van de moestuin liet ik ploegen en frezen, want het onkruid stond alweer tot aan mijn oren.


 Maar intussen besloot ik om ruim zestig dennen om te laten zagen en te verkopen (zie vorige blogpost `Paradise lost´). De houtkoper, die, hoewel hij tijdens het werk niet anders doet dan schelden en vloeken, eigenlijk best een aardige kerel is, zaagde en trok met zijn tractorlier als extra service zeven grote dode dennen, die gevaarlijk over het hek van een van mijn buren hingen, voor me om. Die zou ik eigenlijk tot brandhout voor de komende winter zagen, maar om een beetje voortgang in het moestuinproject te krijgen, gingen ze in de grond voor een tweede, grotere heuvel. Dat werd een heel gezaag en gesjouw... en gespit natuurlijk. Voor een gat van 9 meter lang, 120 cm breed en 40 diep, moet je toch zo´n vierenhalve kuub grond verzetten en de laatste 10 cm leek wel beton. Halverwege moest ik denken aan de mannen die het Noordzeekanaal hadden gegraven. Zouden die dat nou ook weleens gedacht hebben: `Op deze plek hoeft in ieder geval nooit meer iemand te spitten´


Toen de eerste laag boomstammen eenmaal in het gat lag, had het geheel veel weg van een prehistorische weg in Drenthe. Het is maar goed dat de begroeiing rondom de moestuin inmiddels zo dicht is dat de buren niet goed kunnen zien wat die nieuwlichter van een Hollander allemaal op zijn land loopt uit te spoken. Over de tweede laag boomstammen ging een laag aan stukken gebroken, halfverrotte bonenstaken, die ik nog in een hoek had liggen - het wordt nu wel eens tijd om een hakselaar aan te schaffen - en nog een mengsel van hooi, kleine takjes en plakken verdroogde alg uit de watertank. Daar ging ik een tijdje op staan te hossen om de ruimtes tussen de boomstammen goed op te vullen, want (de meeste) planten houden er niet van om met hun wortels in de lucht te hangen.


Nu moest de aarde er nog overheen. Met hak en hark werd het een mooie heuvel. Ik was erg benieuwd hoeveel tuin-en bosafval ik op die rug kwijt kon. Ik begon met 8 volgeladen kruiwagens bosmaaisel, en daar overheen kon nog al het gras dat ik dit voorjaar tot nu toe gemaaid had - en dat was inmiddels een flinke berg geworden - voordat ik een laag van zo´n 20 centimeter had aangebracht. Geweldig! Heb ik eindelijk een goede bestemming voor alle gras en andere planten die ik elke zomer rond het huis moet weg maaien. Maar natuurlijk pas wanneer ik voldoende van die heuvels in de moestuin klaar heb.
En nu maar planten: De artisjokken- en okraplantjes die ik gezaaid had, tomaten, sla en prei.


Op het eerste heuveltje staan de paprika, tomaat, aardappel, rode biet er prachtig bij. De courgetteplanten groeien er veel sneller en weliger dan in de rest van de moestuin en de broccoli schoot ook de grond uit totdat de plantjes - op drie na - een voor een het loodje legden. Dit jaar hebben we een veenmollenplaag. Het blijft tobben! 

O ja, dan zagen we op de video nog die antennes die een stroompje door de grond laten lopen om de worteltjes van de planten te kietelen waardoor ze een grotere oogst zouden opleveren. Ik loop nog te twijfelen tussen bellen naar de Vereniging tegen de Kwakzalverij en een wat meer agnostische houding.
Toevallig heb ik nog wel een paar half opgebruikte zinkanodes bij het schroot liggen en volgens mij zit er een niet meer aangesloten koperen aardpuls in de grond bij de schuur... 






zaterdag 1 april 2023

Van de boerderette 67. Paradise lost

 Ik zal ze missen, sterker nog, ik mis ze nu al! Maar het moest er eens van komen. Het werd steeds moeilijker om ze om te brengen zonder ook anderen in hun dodelijke val mee te slepen of levensgevaarlijk te verwonden. Bovendien werden er steeds meer getroffen door een terminale ziekte, die begon met het verkleuren en kalen van de kruin, gevolgd door een soort van psoriasis die de huid liet afschilferen en tot slot uit gruwelijke open wonden de laatste levenssappen in slijmerige stroompjes naar beneden deed stromen. En dat alles in tijd van een paar weken. De lijken die deze pestilentie achterlaat zijn zo goed als waardeloos. Je kunt er alleen nog de kachel mee aanmaken. 


Je had het natuurlijk allang begrepen: Het gaat over de dennen in ons bos. 
Vooral met het oog op het brandgevaar in steeds drogere en hetere zomers wilde ik ze tot op een kleine honderd meter van ons huis allemaal kwijt. Dat zou een moeilijke klus worden met al die eiken, kurkeiken, sparren en aardbei bomen (ja, echt waar, zoek het maar op) die er omheen groeiden. 
M wilde de dennen wel kopen. Hij zou ze dan doorverkopen aan een houtkoper. Op deze manier kreeg ik er natuurlijk veel minder voor - hij moest er ook wat aan verdienen  - maar hij zou er zorg voor dragen dat  de andere bomen,"Binnen de grenzen van het mogelijke natuurlijk", niet werden beschadigd. Een dergelijke compassie kun je van een houtkoper niet verwachten. Die rost alles zo snel mogelijk plat: `Time is Money.´

Zo was het

Na slopende onderhandelingen met het mes op tafel, gevolgd door een ronde tafelconferentie, want `vriendschap is mooi, maar zaken zijn zaken´,  kwamen we 300 Euro overeen. Een teleurstellend bedrag voor 61 bomen. De meeste waren dan wel niet erg hoog en dik, maar het ging toch om een flinke lading dennenhout. De houtprijzen zijn werkelijk belachelijk laag in Portugal en ze worden kunstmatig laag gehouden door een kartel van grote houthandelaren, waar de overheid kennelijk haar handen niet aan vuil wil maken. Geen wonder dat - met uitzondering van eucalyptus aanplanten - het exploiteren van bos, met de kosten van het schoonhouden daarvan, niet rendabel is. 
Mijn vertrouwen in de kundigheid van M gaf de doorslag. Hij heeft me al verschillende keren geholpen bij het omzagen van grote bomen en is een waar artiest op dat gebied.

Ziet de mannen vallen..

Op donderdag 19 juni 1986, op zijn 21e, hij weet het nog precies, kocht hij, voor - omgerekend - 285 Euro, een 15 kilo zwaar beest van een Husqvarna met een extra lang zaagblad. Tweedehands natuurlijk. Hij was de eerste in het dorp met een motorzaag. In die tijd werden bomen nog met bijl en trekzaag geveld. ´s Avonds na het werk bij zijn baas en in de weekenden zaagde hij zijn huis en goed bij elkaar. Er was altijd meer werk dan hij aankon. M was sterk en erg handig, zoals eigenlijk in alle werk dat met de handen moet worden verricht. Al snel leerde hij hoe hij enorme bomen precies in de goede richting moest laten vallen. En dat was een hele kunst, want goede takels of tractoren met lieren waren nog nauwelijks voor handen.
Die zaag hangt nu in de schuur. Vanwege problemen met zijn rug en andere lichamelijke gebreken is hij te zwaar voor hem geworden. Maar met een lichtere versie kan hij nog steeds uitstekend overweg. 

M verkocht onze bomen door aan A, een houtkoper die ik al jaren ken en die twee maakten een plan. Ik zag ze al wijzend door het bos lopen "Die die kant op, en die meer naar links" "Nee, soepkip, rechts is toch veel meer ruimte!" enzovoort. De heren zouden er wel uitkomen.
Vorige week woensdag was het D-Day. Om acht uur reed A met een tractor met lier het erf op, gevolgd door zijn zoon op een andere tractor met grijper om het hout op de kar te laden die daarachter hing en twee personeelsleden voor het afzagen van de takken, het slepen met de lierketting en andere voorkomende werkzaamheden. M kwam van de andere kant aanwandelen. Ze gingen eerst met zijn allen even rustig in het gras zitten om de tanden van de motorzagen vlijmscherp te vijlen, maar daarna barstte het geweld in volle hevigheid los.

in moten van 2.10 meter

Waar nodig werd eerst zo hoog mogelijk de ketting van de lier om de boomstam vastgemaakt. Dan zaagde M, of A, ook een kampioen op de motorzaag , er met vaste hand tot twee derde aan de voorkant van de stam een kaaspunt uit. Met de lier trok men de ketting op spanning en daarna werd - en dat is het echte vakwerk - de  zaagsnede aan de achterkant van de stam gemaakt, afhankelijk van eventueel overhangen, of zware takken aan één kant van de boom, wat meer aan de rechter- of linkerkant en zelfs wanneer de boom al begon te vallen werd de richting nog gecorrigeerd door aan de ene of andere kant snel nog even ´bij te snijden´.

Met een doffe klap, gekraak van brekende takken en een regen van dennenappels kwam de boom dan neer, precies tussen een pseudo-tsuga en een eik. 
Na drie keer hield ik op met klappen. Het ging gewoon - bijna - altijd goed!
Wanneer er vier of vijf dennen op de grond lagen, werden eerst de takken gestript en dan werden, met behulp van een maatstok, de bomen in moten van 2.10 meter gezaagd. Voor (kisten)hout is de minimale diameter 20 cm., alles wat dunner was, of dood en droog, ging op een aparte stapel om op de werf tot brandhout te worden verzaagd. De moten hout werden op de kar geladen en door de zoon van A weggebracht. Op een open plek vlak bij de straatweg stapelde hij ze op.Van daar zouden ze later worden opgehaald door een vrachtwagen.


Donderdagmiddag om half zeven werd de laatste lading hout van het erf af gereden. Wat overbleef was een door de tractoren omgeploegd terrein, bezaaid met hopen takken en dennenappels en het gevoel alsof ik van Het Nationale Park de Hoge Veluwe plotseling in de Kennemer Duinen terecht was gekomen. 100% meer licht op tafel! De eiken waren gelukkig al begonnen met bloeien, zodat die over een dag of tien in het blad staan en schaduw gaan geven. Omdat ze nu zelf meer licht krijgen, zullen ze sneller gaan groeien. En dat was een van de redenen voor deze operatie. Intussen ben ik alweer begonnen met opruimen: Bruikbaar brandhout verzamelen en op maat zagen - er liggen takken en toppen met een diameter tot 20 cm op de grond - hopen maken en daarna verbranden. Daar ben ik nog wel even mee bezig. 

En daar gaat de laatste

 



 



 


donderdag 6 oktober 2022

Van de boerderette 66. Wespennest

`Hé´, zei M. `Volgens mij hebt u een wespennest daar boven in die den. Aziatische wesperen (Hij zegt altijd `vesperas´ in plaats van `vespas´) Lijkt me nog vrij nieuw. Kijk! Je ziet ze in en uit vliegen.´ Hij wees op een dennenboom aan de rand van het bos, waarin ik inderdaad helemaal bovenin een grote grijsbruine bol zag hangen. Maar hoe hij in godsnaam vanaf hier die wespen zag vliegen... `Zal ik meteen de GNR (Garde Nacional de República, militaire politie) maar bellen. Ik heb het nummer toch in mijn telefoon staan.´ Er werd zelfs opgenomen en men zou iemand sturen. Dat zal - op z´n Portugees - wel weer op zijn minst een paar dagen, of misschien wel een week duren, dacht ik.  



Maar nog dezelfde middag nog werd deze zelfingenomen Hollander tijdens zijn middagslaapje gestoord door de telefoon: Over een kwartier kwam men het wespennest opruimen.
`Oei´, dacht ik, `Dat zal een wel een hele operatie worden. Die beesten moeten toch te vuur en te zwaard uitgeroeid worden. Mannen in witte pakken en zo... Zou die den eerst om moeten? Ik zal alvast maar wat bier koud zetten.´

Tien minuten later verscheen er een 15 jaar oud wit autootje aan de poort, waaruit een goedlachs manneke stapte. M. was inmiddels ook gearriveerd. Er werden handen geschud en gedrieën liepen we het bos in. Naar het bleek om de precieze coördinaten van het nest vast te leggen. `Vijftien meter hoog´, zei M. ´U bent zeker houtvester, want dat klopt wel zo´n beetje´, sprak de wespenbestrijder. 
`Maar hoe komt u nu bij dat nest, u gaat toch niet in die boom klimmen?´, vroeg ik. `Een hengel´, antwoordden M. en het mannetje bijna tegelijkertijd. En daar moest ik het maar even mee doen.


Toen de kofferbak van de auto geopend werd, begreep ik het. De auto lag vol met telescopisch uitschuifbare en opzetbare glasfiber hengeldelen. Niks vuur of rook. Aziatische wespen worden tegenwoordig met gif gedood. Gif dat voor de wespen ruikt en smaakt als voedsel. `Denk maar aan zo´n rattensnoepje. Maar met dit verschil, dat wespen voedsel van mond tot mond doorgeven. En als de koningin, die de eitjes legt, aan de beurt is geweest , betekent dat het einde van het nest.´, doceerde de wespenverdelger vrolijk.

We mochten toekijken hoe hij in de kofferbak zijn wapen klaarmaakte. Van een stok ter dikte van een potlood werd een 40 cm lang stuk afgebroken. Aan een kant werd een punt gesneden waaronder hij weerhaakjes inkeepte, zodat de `pijl´ in de nestwand zou blijven hangen. Aan de andere kant werd een rood lint vastgemaakt. De man stak het stokje met de punt naar beneden in een fles met gif en bevestigde het daarna met een rood koord (op een rol) aan het bovenste hengeldeel. Natuurlijk met een knoop die je los kunt trekken.  


`Hoe staat het nu met die wespen?´, vroeg ik, M. onderbrekend, die weer zo nodig zijn hele levensverhaal aan de wespenmoordenaar moest vertellen, `Wordt het meer, of hebben jullie de plaag een beetje onder controle?´ `Moeilijk te zeggen´, was het antwoord, `Vorig jaar had ik erg veel werk, maar met deze extreem droge zomer beduidend minder. Vandaag maar drie nesten. Ik moet nog even naar Penha Longa en dan zit het erop voor de middag.´

Bij de boom aangekomen, schoof hij de telescopische top van de hengel uit en begon daarna steeds in grootte toenemende delen aan te zetten. Het werd moeilijk om met het geval te balanceren, maar hij wist met de vergiftigde pijlpunt de onderkant van het nest te bereiken. Met een ruk stak hij toe en trok het koord los. Er hing nu een rood lint aan het nest  Dat aangaf dat het was behandeld,


M. en ik hielpen de man om de hengeldelen te demonteren, om ons zo snel mogelijk uit de voeten te kunnen maken, want met aanzwellend gezoem gaven de wespen te kennen dat ze het niet helemaal eens waren met onze aanwezigheid onderaan die dennenboom.

De zaak was gepiept. Het koude bier werd afgeslagen want er moest  nog gereden worden. Ik werd geacht de boel in de gaten te houden en als er over vijf dagen nog steeds veel Aziatische wespen waren te bellen naar het telefoonnummer dat op het kaartje van de `Associação Nativa´ stond, een organisatie die zich onder andere bezig houdt met de bestrijding van invasieve soorten. 

Twee dagen later zei M. :`Volgens mij bent u ervan af. Ik zie geen wespen meer rond het nest vliegen.´ 
`Nee´, antwoordde ik, `Ik ook niet´,. Maar ik had natuurlijk met een verrekijker gekeken.




woensdag 22 juni 2022

Van de boerderette 65. Sssss...

 

Ik zat in de schaduw van een vijgenboom plastic gaas vast te knopen aan de staanders van de tent die ik om de struiken van de blauwe bosbes aan het maken was.  De gaaien waren er met al onze kersen - op drie na - vandoor gegaan en dat zou me met de bosbessen niet gebeuren! Toen ik even opkeek van mijn werk zag ik op nog geen vijf meter afstand twee slangen, die met de staarten innig verstrengeld, onmiskenbare seksuele handelingen lagen te verrichten. `Gezellig´, dacht ik, `Doe gerust alsof je thuis bent!´. Wat ze natuurlijk ook waren. In verschillende opzichten heel wat meer dan ik. Zelfs toen ik opstond om dat opgewonden gekronkel van wat dichterbij te bekijken, leken ze zich niets van mij aan te trekken.


Ik dacht natuurlijk meteen aan jullie, lieve lezers: `Dat mogen ze niet missen!´ Dus op een draf naar het huis om mijn fotocamera te halen. Helaas... Toen ik hijgend als een fluitketel weer op de crime scene arriveerde, was er een al vertrokken. Voldaan? We zullen het nooit weten. Het andere exemplaar keek me aan met een blik van: `Ik ga echt niet weg omdat ik bang voor je ben´ en bewoog zich met majesteitelijke kronkels naar hoger gras, waar hij of zij - dat zie je niet zo gemakkelijk bij deze slangen - langzaam en soepel in een muizengat verdween. Om eitjes te leggen? Dan was het toch een dame.

denk maar niet dat ik bang van je ben

Het waren trapslangen, cobra-de-escada in het Portugees. Die heten zo, omdat de jonge dieren aan weerszijden van de rug een evenwijdige streep hebben die op regelmatige afstand verbonden wordt door dwarsstrepen. Net een trap dus. Naarmate de slangen ouder worden, verdwijnen de dwarsstrepen, maar de horizontale strepen blijven heel duidelijk zichtbaar en die maken dat verwarring met een andere slangensoort zo goed als uitgesloten is.  

De trapslang wordt meestal niet langer dan 150 centimeter, maar er worden wel exemplaren van  2 meter aangetroffen. Een van de eerste keren dat ik in Portugal was, zag ik eens zo´n lange, die vastgebonden aan de bagagedrager van een fiets met een al wat oudere man erop, triomfantelijk door het stof van de dorpsstraat heen en weer werd gesleept: `Kijk mij eens, de grote drakendoder!´

op weg naar hoger gras

Hoewel het dier, als het zich bedreigd voelt, best agressief kan worden, flink kan sissen en je misschien zelfs probeert te bijten, is het volkomen ongevaarlijk voor de mens. De slang produceert geen gif. En als je hem - zoals ik - rustig van een afstandje bekijkt, zal hij er liever stijlvol vandoor gaan, dan de strijd met je aanbinden. 
Maar probeer dat - zelfs met de `Fapas´ gids Anfíbios e Répteis de Portugal´ in de hand - maar eens wijs te maken aan leden van de agrarische bevolking van het binnenland. `Dood, moet die levensgevaarlijke krengengen. Babymoordenaars!´.En dan komen er heroïsche verhalen los over de veldslag die oom van de buurman van M. met een exemplaar van wel drie meter in het bosje bij de kapel heeft geleverd. `Nog net op tijd kon hij met de hak de kop van het vervaarlijk sissende monster afslaan. Anders had hij het niet kunnen navertellen!´.

en verdween soepel in een muizengat

Gelukkig behoort de trapslang nog niet tot de bedreigde diersoorten, hoewel er door de omvangrijke bosbranden en het groeiende snelwegennet wel risico´s voor zijn habitat bestaan. In de zomer worden er veel van deze soort ´s nachts overreden, omdat ze zich graag opwarmen op het nog warme asfalt van de weg.


Ik kom hier niet zo vaak slangen tegen. Een trapslang had ik al eens eerder gezien en ook de gladde slang (Coronella austriaca), maar meestal maken ze dat ze wegkomen voordat je in de buurt bent.
Als straks het lange gras weer gemaaid is, zie je ze helemaal niet meer.  
Af en toe vind ik in een hoekje van een veld een afgestroopte huid van een trapslang of een hagedissenslang, als er weer eens een uit zijn vel gesprongen is. 
Een gifslang heb ik hier nog nooit gezien. Die houden meer van hogere en drogere gebieden.