zaterdag 29 februari 2020

Stad en land 27. Geschiedenis van het Portugese bos, deel II

Het is 29 februari. Een dag die eigenlijk niet bestaat. Door het raam zie ik dat de takken van de eiken in ons bos met de dag roder worden. Ze zitten vol met knoppen die op het punt staan open te barsten. Dit artikel is alweer langer geworden dan mijn bedoeling was, maar vertelt natuurlijk nog steeds het volledige verhaal niet. Daarvoor zou je een boek moeten schrijven. Ik hoop dat je het geduld kunt opbrengen om het te lezen. Wat mij bij het overlezen vooral opviel is hoe de staat van het Portugese bos en het beheer daarvan door de eeuwen heen,  een afspiegeling van de Portugese samenleving lijken te zijn.


Als antwoord op de schrikbarende onbossing van Portual in de 16e eeuw werd in 1565 de `Lei das Árvores´, de Bomenwet, ingevoerd, die lagere overheden en particuliere landeigenaren verplichtte om braakliggende grond te (her)beplanten met inheemse boomsoorten. Hoewel die wet wel een beetje hielp, werd ze, vanwege ontbrekende controle, slecht nageleefd.
Door gebiedsuitbreiding (Madeira en later de Azoren) en de kolonialisering van grote delen van Afrika, Azië en Zuid-Amerika (Brazilië) kreeg Portugal de beschikking over een haast onuitputtelijke bron van hout en dat reduceerde de zorg van vorst en hoge adel voor de binnenlandse bossen tot het onderhouden van hun eigen jachtgebieden.

bebossing van de duinen

In het begin van de 19e eeuw was nog maar 10% van Portugal met bos bedekt. Wel plantte men dennen aan de kust om de opmars van het zand naar de landbouwgronden te stuiten.
In deze eeuw ging het grootste deel van het Portugese bos over in privé-handen en dat zou later een van de grootste struikelblokken voor duurzaam bosbeheer worden. Vergeleken met andere Europese landen bleef maar een heel klein gedeelte van de bosgrond (2-3%) in handen van de Staat.
Dit werd beheerd door de inmiddels opgerichte `Administração das Matas´ (vgl. Staatsbosbeheer).
Met name in bergachtige gebieden bleven onbebouwde stukken grond zonder officiele eigenaar - de zogenaamde `baldios´ - over voor gemeenschappelijk gebruik.

Zoals dat in 19e eeuw op elk gebied gebeurde, sloeg ook in de Portugese bosbouw de wetenschap toe: Het moest allemaal anders. De landbouwingenieurs - er was inmiddels een universitaire cursus Bosbouw gecreëerd - oordeelden dat de traditionele bosbouwactiveiten verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van het oorspronkelijke bos en voerden het `floresta cientifica´, het `wetenschappelijke bos´ in, een concept dat in het begin van de 19e eeuw uit Duitsland was overgewaaid. De ´baldios´ moesten bebost worden en er werd hoge prioriteit aan de waterbeherende rol van bossen als hulp voor het vastleggen van de duinen gegeven.

Guarda Florestal

In de eerste helft van de 20e eeuw nam de `Estado Novo´, de tijd van de dictatuur in Portugal, dit concept over. De duinen waren inmiddels bebost, maar tegen bebossing van de `baldios´, de terreinen voor gemeenschappelijk gebruik (beweiding van schapen en geiten, bebouwing met culturen zoals rogge en aardappelen, brandhout enz.) werd openlijk of ondergronds verzet gepleegd. Het waren de laatste `eilandjes´ van vrijheid, die buiten de contrôle van economie (belasting) en politiek vielen.
Maar tegen de agronomen van de totalitaire staat met hun landkaarten viel niet op te boksen. Veel `baldios´ werden bebost en de gebruikers zagen zich gedwongen te verhuizen.
Tussen 1939 en 1960 werden 190.000 hectaren bebost (tegenover slechts 21.000 tussen 1888 en 1938). Er werd vooral grove den geplant.

In die tijd werd ook de `Guarda Florestal´, de boswachter, geïntroduceerd. Die moest vooral een oog houden op de jonge aanplant, want bij een jong dennetje is het al voldoende om de top af te breken, om het boompje verloren te laten gaan. Vooral (schaap)herders werden streng in de gaten gehouden.
Deze bebossingspolitiek, de trek naar de stad en de industrie in de suburbs, maar niet te vergeten de massale - clandestiene - emigratie (zie Portugallig 8.) vanwege de slechte economische en politieke omstandigheden in Portugal, zorgden voor de eerste tragische golf van ontvolking van het binnenland.
Terwijl Salazar aan de ene kant, met name in het midden en noorden van Portugal bebossing en industrialisering van de bosbouw promoveerde, werden ten zuiden van de Taag alle bebossing en andere biodiversiteit opgeofferd aan zijn megalomane graancampagnes, die voor een onomkeerbare erosie van de grond zorgde.

`waartussen je prachtig je afval kon mieteren´

Door de ontvolking van het binnenland (platteland zou een beetje vreemd klinken als je het over Portugal hebt), door emigratie en de trek naar de industriegebieden aan de kust, verdween voor een groot deel van de Portugese bevolking de directe relatie met het bos. Bomen waren dingen die geld opbrachten, vooral in de papierindustrie (eucalyptus). De niet meer begraasde weidegronden overwoekerden met brem en gaspeldoorn, waartussen je prachtig je afval kon mieteren. Ze stonden met grote regelmaat in de brand. Een gebeurtenis waar bijna niemand veel om gaf, omdat dat in het begin nog niet zo gevaarlijk was.
De `moderne´ Portugees maakte op zondag een rondje met de auto naar de `shopping´, of stond in de file naar het strand, maar in het bos hoorde je alleen de vogeltjes fluiten. Behalve in het eucalyptuswoud, want daar is het doodstil.

Na de toetreding van Portugal tot de EU in 1986, verkwanselde Portugal - met met kennelijke minachting van de twee opeenvolgende regeringen van premier Cavaco Silva voor de eigen land-, bosbouw, en ambachtscultuur - het aandeel in haar traditioniele productievormen (scheepsbouw, zware industrie, visserij en landbouw) in ruil voor EU subdsidies voor het aanleggen van (tol!)snelwegen en stadsherstel.
Land-, tuin- en wijnbouwers kregen subsidies om hun bedrijf te staken en het land werd voor basisbehoeften zoals voedsel, maar ook van hout voor constructie en de meubelindustrie, afhankelijk van import en de globale markt.

PIN-project golfressort `Bom Sucesso´, Òbidos

De in die zelfde tijd door de EU ingevoerde regelgeving met betrekking tot de bescherming van bomen, in Portugal vooral met het oog op kurk- en steeneikeiken, werd  niet of nauwelijks nageleefd.
De boetes per boom waren lager dan wat ze als brandhout opbrachten en de `Guarda Florestal´ was door bezuinigingen nauwelijks nog operationeel.
Met de invoering in 2005 van de `Projectos de Interesse National (PIN)´, projecten die als van nationaal belang gezien werden, zoals hotelressorts, golfbanen en andere toeristische projecten, was zelfs geen eeuwenoude olijfboom meer veilig voor de kettingzaag.

Intussen was door de enorme expansie van de papierpulpindustrie in de jaren ´70 van de vorige eeuw (the Navigator Company in Aveiro, Celulosa Beira in Fig. da Foz en Caima, Goma en Celulosa do Tejo aan de Taag) een bijna onverzadigbare behoefte aan eucalyptushout ontstaan. Door middel van een aantal wetswijzigingen stimuleerde de Portugese overheid kleine landegenaren om eucalyptus te planten voor de vekoop aan de papierindustrie.

papierpulpindustrie (eucalyptushout)

Dit liep volkomen uit de hand: Behalve dat die aanplanten in drie of vier cyclussen van ca. 20 jaar de grond volkomen uitputten, werden de Portugese zomers al snel geassocieerd met steeds vaker voorkomende en almaar grotere bosbranden (lees Stad en land 14. Eucalypta!). Op terreinen die verlaten werden door de trek naar de stad, overlijden van eigenaren en - maar al te vaak voorkomende - erfenisgeschillen woekerden eucalyptus (en verschillende acacia-soorten) onstuitbaar voort.
En zo creëerde Portugal in slechts dertig jaar het grootste ononderbroken eucalyptuswoud van Europa, met een bevolking die volkomen afhankelijk werd van de verkoop van haar bomen aan de papierindustrie tegen kunstmatig laag gehouden prijzen en met een levensgevaarlijk risico op bosbrand.

In de eerste twee decennia van de 21e eeuw werden de bos- en `mato´(maquis)branden een steeds dreigender gevaar, met als triest hoogtepunt de rampenzomer van 2017, waarin 116 mensen stierven en 320 gewond raakten als gevolg van de onstuitbare bosbranden in juni en oktober, en waarin talloze gezinnen dakloos werden. In dat jaar verbrandde ongeveer een half miljoen hectare `mato´, cultuurgrond en bos, waaronder het eeuwenoude `Pinhal de El Rei´, bij Leiria. Vier keer zoveel als in een `normale´ zomer.

Eindelijk drong het tot de overheid door dat ze niet meer kon vluchten voor de al jarenlang tevergeefs geuite waarschuwingen en waardevolle adviezen van deskundigen: Die branden konden onmogelijk bestreden worden met steeds grotere aantallen brandweerlieden en blusvliegtuigen. Er moesten structurele maatregelen tot bosbeheer komen.
Over de genomen maatregelen en wat daar tot nu toe van terecht gekomen is, wil ik het in een volgend artikel hebben.

herbebossing van het dennenbos bij Leiria

Tot slot de actuele staat van het Portugese bos (voor zover bekend):
In juni 2019 werd door het `Instituto de Concervação da Natureza e das Florestas (INCF)´ met grote blijdschap de 6e `Inventário Florestal Nacional´, Inventarisatie van het Nationale Bos, gepresenteerd.
De uitkomsten zijn nauwelijks actueel te noemen, want ze zijn gebaseerd op gegevens tot 2015 (sommige zelfs tot 2010) en laten dus de destructie van het bos door de gigantische bosbranden van 2016, -17 en -18, maar ook de invloed van recente bomenplagen, zoals de kastanjegalwesp en de eikenaardvlo, buiten beschouwing.

Volgens het rapport wordt op dit moment 36% van (continentaal) Portugal, ongeveer 3 miljoen hectare, ingenomen door bos, waarvan:
1.063.000 ha. door kurk- en steeneik
   844.000 ha. door eucalyptus
   714.000 ha. door grove den
   193.000 ha. door parasolden
   300.000 ha. door tamme kastanje, eik en andere loofbomen

(uiteraard heeft men kurk- en steeneik samen genomen, om te verhullen dat de eucalyptus het grootste oppervlak in bezit heeft genomen).

Een groot deel van het bosgebied is in de laatste jaren door brand verwoest en moet hoognodig herbebost worden, voordat erosie en invastie door eucalyptus en acacia toeslaan.