donderdag 24 november 2016

Stad en land 16. Aardbeving in Lissabon

Er wordt wat afgebouwd in Lissabon, of liever gezegd: Verbouwd, gerenoveerd. Oude huizen, of hele gebouwen vinden na een opknapbeurt gretig aftrek bij de snel groeiende toeristensector en de - internationale - woningmarkt. Het haveloze, afgeleefde Lissabon van de jaren ´80 en ´90 van de vorige eeuw maakt in razend tempo plaats voor een springlevende en kosmopolitische stad met goed onderhouden gevels en daken. Maar onder het plaveisel het moeras! Die verbouwingen worden niet altijd even gewetensvol en deskundig verricht. 

 

Om ruimtes aan te passen aan de eisen van moderne huurders en kopers worden (draag)muren weggesloopt zonder dat de zaak voldoende wordt ondersteund, gevels verzwakt door vergroting van ramen en hier en er wordt soms zelfs volledig het verband uit een gebouw gehaald. De enige eis die de bouwverordening (2012) stelt is dat een renovatie de aardbevingsbestendigheid van het gebouw niet mag verslechteren. Een gebod dat makkelijk voor verschillende uitleg vatbaar is, vooral als het gebouw al  `met touwtjes aan elkaar hing´. Architecten en andere (bouw)deskundigen waarschuwen voor een ramp met misschien wel tienduizenden doden en gewonden bij een krachtige aardbeving in Lissabon als de regels niet worden verscherpt en er geen beter toezicht op de renovatiebouw wordt gehouden.

 

`O sismo de 1755

    

1 November 1755 was een feestdag voor de bevolking van Lissabon, Allerheiligen, de kerken zaten vol gelovigen en het was druk op de traditionele allerheiligenmarkt. De paarden waren wat wild die morgen en ook de andere dieren maakten meer kabaal dan anders, maar zelfs de grote vluchten vogels boven de stad verontrusten niemand. Het was immers tijd voor de trek.
Rond half tien voelde men de eerste schok, al snel gevolgd door een groot aantal andere, die gapende kloven in de aarde veroorzaakten. Kerken stortten in en de kerkgangers werden onder het puin bedolven. In paniek ontvluchtte een groot deel van de bevolking de smalle straten van de stad. Naar de haven! Achter hun rug vlogen de - voor het grootste deel houten - huizen in brand. Maar in plaats van redding, betekende die vlucht voor velen de dood. De aardbeving, vermoedelijk met een intensiteit van 9 op de schaal van Richter, werd gevolgd door een tsunami met golven van meer dan 10 meter hoogte, die mensen en gebouwen verzwolgen, waaronder het trotse koninklijke paleis `Paço de Ribeira´ met de (kunst)schatten van generaties uitzuigende heersers en de onvervangbare bibliotheek. De stad brandde 5 dagen lang en daarna was er niet veel meer van over. Volgens schatting vonden zeker 10.000 mensen de dood.

Marquês de Pombal, zoals hij zichzelf graag zag

 De koning en zijn familie ontkwamen, omdat zij de feestdag buiten de stad vierden, maar D. José I (1714-1777) hield aan de ramp een fobie over voor ommuurde ruimtes en verbleef de rest van zijn leven in een complex van luxe ingerichte tenten op de `Alto (hoogte) de Ajuda´ in het westelijke deel van Lissabon.
Zijn staatssecretaris/premier Sebastião José de Carvalho e Melo, beter bekend onder de naam Marquês de Pombal ( vert. `van het Duivenhok´), die zich al een sterke positie had weten te veroveren tijdens het nogal zwakke bewind van José I, zag zijn kansen schoon: Lissabon zou opnieuw worden opgebouwd als een moderne stad met ruime straten en pleinen (waarheen men kon vluchten tijdens aardbevingen) en bovenal met aardbevingsbestendige huizen en gebouwen.
Volgens de overlevering liet hij architecten hun ontwerpen op schaal presenteren, waarna ze door stampende soldaten aan - op aardbeving lijkende - trillingen werden blootgesteld. Als de `maquette´ instortte, werd het ontwerp afgewezen.

maquette van een `Pombalina´gebouw

Zo - ongeveer - ontstond de bouwstijl `Pombalina´ volgens welke tussen 1755 en 1880 in Lissabon werd gebouwd. Deze stijl kenmerkt zich door gebouwen tot 4 verdiepingen met een flexibele houten kooiconstructie `Die wel schudt maar niet instort´, met brandwerende tussenwanden. De houten vloeren werden met ijzeren ankers aan de gevels bevestigd. De gevelconstructie is opgevuld met een (licht) mengsel van kalk en puin, vaak bedekt met tegelwerk (azulejos).
Deze bouwstijl was behalve vanwege zijn aardbevingsbestendigheid revolutionair omdat er voor het eerst in de geschiedenis op grote schaal `prefab´ werd gebouwd. De gebouwen werden buiten de stad volledig op maat gemaakt en daarna op hun plaats als een puzzel in elkaar gezet. Al naar gelang de status van het gebouw werden ornamenten toegevoegd.

renovatie van een `Pombalina´ woning

 Omdat er al anderhalve eeuw geen aardbeving meer werd gevoeld en de angst daarvoor in de schoenen was gezakt werd het `Pombalina´ gebouw opgevolgd door veel minder veilige `Gaioleira (1880-1940), de vogelkooi: Hogere gebouwen met gemetselde muren zonder horizontale verbinding. De brandwerend tussenmuren werden weggelaten om de ruimten beter te kunnen benutten. Het - huidige - wegbreken van tussenmuren en overspannen d.m.v. stalen balken, om de ruimtes te veranderen of te vergroten, maakt de gebouwen nog kwetsbaarder voor aardbevingen.


 Tussen 1940 en 1960 is er sprake van een gemengde manier van bouwen (Mista). De gebouwen worden nog hoger en er worden elementen van gewapend beton ingebracht. Veel  vloeren worden geconstrueerd met stalen profielen gevuld met bakstenen (`Abobadilha´). Vaak is er aan deze gebouwen al veel verbouwd, tussenwanden zijn weggehaald en steunmuren opgevangen door stalen balken, waardoor de krachtenverdeling in het gebouw asymmetrisch is geworden.

betonskeletbouw

 Na 1960 wordt zie je in Portugal eigenlijk nog maar op één manier gebouwen verrijzen: Eerst een skelet van gewapend beton, met betonnen draagmuren rond trap en lift. Daarna worden gevels en binnenmuren gevuld met een metselwerk van holle bakstenen. De vloeren bestaan uit holle bakstenen die rusten op betonnen balkjes en waarover een cementen dekvloer wordt gestort. De gevels worden afgewerkt met stuc en verf of tegelwerk. Uniform en redelijk veilig in geval van een aardbeving.

Dit artikel is niet bedoeld om je geplande reisje naar Lissabon te annuleren. Veel gebouwen zijn zonder twijfel veilig en zo waarschijnlijk is een aardbeving net in jouw vakantie nu ook weer niet. Maar mede door de recente rampen in Italië zijn de ogen van de betrokken deskundigen - gelukkig - weer eens open gegaan en is er in de media een discussie losgebarsten over de veiligheid van de renovatiebouw en de dwingende invloed van de onroerend goedlobby daarop. De stad kan er alleen maar veiliger door worden.  
   



  

  


           

donderdag 17 november 2016

Van de boerderette 36. Kool

Over kool wordt vaak nogal minachtend gedaan: In weinig originele (detective)romans bezoekt de hoofdpersoon steevast een woonkazerne waar in het trapportaal de penetrante koollucht hangt - armoedegeur -  en waar hij, gezien als een rotte kool bij een groenvrouw, iemand een kool gaat stoven. Maar het sop blijkt de kool niet waard te zijn. Als het om het sparen van de kool of de geit gaat, valt de keuze gegarandeerd op de laatste. Kinderen groeien als kool, maar verkopen vaak nog apekool, spruitjes worden gasballen genoemd en boksers hebben bloemkooloren. Toch is kool een heel belangrijke groenvoorziening voor de mens. Vooral in de winter, wanneer in de kouwe grond niet veel anders dan leden van deze uitgebreide familie te vinden zijn en sla en sperziebonen alleen met weinig duurzame energie uit de kas of aangevoerd per vliegtuig te krijgen zijn.

 

couve-galega

 

Kool wordt al zo'n 5000 jaar door de mens gekweekt en gegeten en in die vijftig eeuwen is men druk bezig geweest om uit de zogenaamde `oerkool´ een enorme variëteit van rassen te ontwikkelen, die vaak nauwelijks nog iets met elkaar gemeen lijken te hebben, zoals bijvoorbeeld rode kool en broccoli. Er zijn koolsoorten waarvan het blad gegeten wordt: boerenkool, witte kool, van andere soorten komen de bloemen: broccoli, bloemkool, of de okselknoppen: spruitjes, op het bord. En dan zijn er nog de kruisingen met andere plantensoorten, zoals de - bijna vergeten - koolraap, die `bij ons thuis´ vroeger in de winter wekelijks op tafel kwam (met maizenasaus), niet te verwarren met de - in Nederland - minder bekende knolraap. Maar we eten niet allemaal dezelfde kool.

couve-portuguesa of penca

In Portugal zijn van oudsher de bladkolen (couve-de-folhas) populair, vooral omdat ze weinig veeleisend zijn wat grondsoort en bemesting betreft en bijna het hele jaar door gegeten kunnen worden.
Om te beginnen de `couve galega´ een robuuste kool die een stengel als een boomstammetje ontwikkelt, met grote donkergroene bladeren en die nog het meest op boerenkool lijkt. Iedereen die een moestuin heeft - en dat zijn er in het arme, rurale Portugal nogal wat - plant er op zijn minst een stuk of acht voor de `caldo verde´, de groene soep, die van fijngesneden koolbladeren, aardappels en een beetje olijfolie wordt gemaakt en waarop je zo´n beetje kunt overleven (zie Mediterraan dieet, Bijzonder Portugees 7).

nabos

En andere bladkoolsoort die we in Nederland niet kennen, maar waar de Portugese keuken niet buiten kan, is de `penca´, ook wel `couve portugues´ (Portugese kool), of  `tronchuda´ genoemd. Die heeft een wat gladder en zachter blad dan de `couve galega´, en wordt gegeten als groente bij rijst of aardappels, maar er wordt ook soep van gemaakt (Bijzonder Portugees 1. Soep!). Penca is er in vele soorten met namen zoals `Povoa´ of `Pão de Açúcar´ (Suikerbrood). In Noord Portugal moet deze kool op kerstavond (met de `bacalhau´, stokvis) op tafel staan. Meestal wordt de eerste penca in de late zomer op het gerooide uienveld gezaaid.

nabiças

 En dan krijgen we de grote verwarring: `grelos´, `nabiças´, `nabos´, `grelos-de-nabo´ en `couve-(de)-nabo´. Hoewel ik elk jaar trouw `nabos´ en `nabiças´ zaai, heeft tot nu toe nog niemand me behoorlijk kunnen uitleggen hoe dat met al die namen zit, maar met Wikipedia kom ik een heel eind. `Nabiças´, in het Nederlands `raapstelen´, zijn de jonge uitlopers van een aantal verschillende koolsoorten, maar met name die van de knolraap, `nabo´. Gemakkelijk te telen - gewoon zaaien op een stukje schone, aangeharkte grond voor de septemberregens, zijn ze een bron van vitamine en calcium en bovendien erg lekker, vooral gesauteerd met een ruime hoeveelheid knoflook. Ze zijn een beetje bitter, de bloemen, `grelos-de-nabo´ smaken wat zoeter.  Sommige knolraapsoorten worden speciaal voor het groen , `couve-nabo´ boven de grond geteeld. De knollen zijn dan te verwaarlozen, andere zijn er voor de knol, die als groente wordt gegeten, maar vaker nog in de soep gaat. In Portugal kun je deze groenten dagelijks in de supermarkt
kopen.

grelos-de-nabo

Wittekool, `repolho´ en savooiekool, `couve-lombarda wordt ook al van oudsher geteeld, maar pas in de laatste decennia zie je in Portugal soorten als broccoli, romanesco en zelfs spruitjes, `couve-de-bruxeles´ in de winkel verschijnen. Ook hier slaat de globalisering toe. Maar meestal gaan toch bij voorkeur de traditionele koolsoorten in het karretje. Bekend en een stuk goedkoper.   
  

woensdag 9 november 2016

Bijzonder Portugees 30. Magusto, kastanjefeest

Een straffe wind blaast de bijtende rook precies naar de ingang van C&A en FNAC in de Rua de Santa Catarina, de drukste winkelstraat van Porto, maar je moet niet denken dat iemand zich daarover beklaagt. Het is immers kastanjetijd. De verkopers roosteren hun kastanjes in een grote pan met gaatjes op het houtskoolvuurtje in hun karretje en dat die houtskool niet altijd eerste kwaliteit is en er vaak geweldige rookwolken veroorzaakt, nemen winkelaars en winkeliers voor lief. Hoort bij de herfst. Ook ik koop er een paar. Voor twee Euro krijg je een dozijn gepofte kastanjes in een puntzak, gemaakt van een pagina uit een tijdschrift. En net als zovelen brand ik mijn vingers. Gloeiend heet, maar lekker!

 


De docente die ´s avonds Portugees voor buitenlanders in de oude school aan de Rua de Fábrica Social in Porto gaf, vond dat we naast het leren van de taal ook moesten inburgeren. Dus vierden we rond Sint Maarten `Magusto´, het kastanjefeest. Iedereen moest kastanjes en liefst ook iets te drinken naar school meenemen. Na de les werden op het schoolplein `fogereiras´ met houtskool gevuld en ontstoken en al snel zaten we met zo'n tien nationaliteiten in de walm van roosterende kastanjes Engels te fluisteren - we mochten eigenlijk alleen Portugees met elkaar praten; ze was streng hoor! - en wijn te drinken.

Overal in Portugal worden op of tussen Allerzielen en São Martinho (Sint Maarten, 11 november) `Magusto´ feesten gehouden. In verenigingen en op scholen, in groepen vrienden of familie. Er worden kastanjes, in sommige streken zelfs eikels, gepoft in magnetrons, ovens en koekenpannen. Maar toch het liefst buiten op de barbecue of de `fogareira´, een soort van blikken vergiet met een stuk pijp eronder dat als voet dient. In die pijp zit een flink gat voor de trek. In de `vergiet´ gaat houtskool, rooster erboven en klaar is je barbecue. Je koopt zo'n ding voor een Euro of vijf in de supermarkt. Helemaal áf is het, als je ook nog een speciale pot van metaal of aardewerk hebt om kastanjes in te roosteren.

fogereira van blik


fogereira en roosterpotten voor kastanjes van aardewerk

Men vermoedt dat de `Magusto´ een overblijfsel is van een voor-christelijk offerfeest, waarbij op middernacht een tafel met geroosterde kastanjes werd neergezet voor de overledenen van de familie. Die kastanjes werden daarna niet meer door de levenden aangeraakt, want ze zouden bedekt zijn met het speeksel van de doden.  

Bij de kastanjes wordt `vinho doce´, zoete wijn - de eerste jonge wijn na de druivenoogst - gedronken, `jeropiga´ (wijn waarvan de gisting is gestopt door toevoeging van aguardente), of água-pé (ook zo iets, maar dan op basis van druivenmost). Hangt af van de streek waarin je verkeert. Zo'n `Magusto´ is een gezellig samenzijn (`convivio´) met vrienden, kennissen of familie, waarop veel gegeten en gepraat en zelfs gezongen wordt. Meestal leent het weer - de `Verão de São Martinho´, zomer van Sint Maarten, zich daar ook prima voor: Een plotselinge warme `hik´ van drie tot vijf dagen in de novemberkou (gaat dit jaar eens een keer niet door, aan de weersverwachting te zien).


Bijna iedereen kent wel de legende van Sint Maarten, die - toen nog soldaat - in de stromende regen een bijna naakte bedelaar tegen kwam, met zijn zwaard zijn mantel in tweeën sneed en die deelde met de arme man. God vond dat kennelijk zo'n aardig idee, dat hij de regen stopte en een lekker zonnetje liet schijnen: Zie daar de `Verão de São Martinho´.

Ook mijn zoontje vierde bijna elk jaar `Magusto´ op school. Dan mochten de ouders voor kastanjes en frisdrank zorgen. Ik herinner me nog een liedje dat hij uit zijn hoofd moest leren en voorzingen:

Castanhas, castanhas                     Kastanjes, kastanjes
assadinhos com sal                         geroosterd met zout
quentinhas, quentinhas                 heet geroosterd
que não te façam mal                     zodat ze je (buik) geen kwaad kunnen doen

Saltitam, crepitam                           Ze springen en kraken
tome lá en da cá                                neem daar en geef hier
São Martinho sem vinho              Sint Maarten zonder wijn
e castanhas não há                          en kastanjes bestaat niet.

Zelf  ben ik weer avonden lang zoet geweest met het koken en schillen van de kastanjes van onze eigen bomen. Zes minuten koken en niet meer dan tien te gelijk. Nogal bewerkelijk, maar een mooie gelegenheid om alle 9 cd´s van de `Brigada Victor Jara´ weer eens te beluisteren (Muziek 12.). Er liggen weer kilo's gepelde kastanjes in de vriezer. Erg lekker bij vlees of vis uit de oven. Tien minuten voor het serveren een handvol in de ovenschaal en smullen maar.

Overigens heb ik vandaag nauwelijks een hap door mijn keel kunnen krijgen. Vanwege de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten. Had jij daar ook last van? Bruut machismo, racisme, vreemdelingenhaat en stompzinnigheid aan de macht (Van een zekere Duitse dictator dacht men ook dat die wel mee zou vallen in het gebruik). Na een campagne die nog het best valt te omschrijven met de titel van de bekende film van Ettora Scola: Brutti sporchi et cattivi, Bah... 

 

 

donderdag 3 november 2016

Bijzonder Portugees 29. Allerheiligen - Allerzielen

Afgelopen dinsdag werd in Portugal weer op traditionele manier `Todos-os-Santos´, Allerheiligen, gevierd. In 2013 werd deze nationale feestdag - met nog een paar andere - door de vorige regering geschorst: Portugal moest aan het werk. Niks feestdagen, uren maken! Omdat het opschorten van die feestdagen geen zichtbaarder resultaat had dan de toename van het aantal ziektedagen, heeft de huidige regering de feestdagen weer in ere hersteld. Tot grote blijdschap van de bezoekers van de kerkhoven en de handelaren in bloemen en `allerheiligenlichtjes´. Want hoewel dat eigenlijk op `Dia dos Fiéis Defuntos´, Allerzielen, zou moeten - maar dat is geen vrije dag - bezoeken tienduizenden families, na een mis in de ochtend, de kerkhoven om er de grafzerken en -tuintjes van hun dierbaren te verzorgen, bloemen te leggen en lichtjes (kaarsen in een gekleurd glazen potje) bij de graven te zetten. Een adembenemend gezicht, al die - voornamelijk rood - oplichtende graven, als je langs een kerkhof komt.

 

families bezoeken het kerkhof



Zo'n beetje in de tweede eeuw n.C. kwam bij katholieken het gebruik in zwang om martelaren die waren gestorven in naam van het geloof en die zich dus zeker in de hemel bevonden, te verzoeken om gunsten, genezing enzovoort. Er kwam een liturgische kalender, waarop de sterfdagen van martelaren werden vermeld, die diende als leidraad voor gebeden, missen en waken. Maar omdat Christenen vaak bij bosjes werden afgemaakt, vooral ten tijde van de vervolgingen van de Romeinse keizer Diocletianus in het begin van de derde eeuw, was die kalender al snel vol.
Daarom werd er in de vierde eeuw een speciale dag voor alle martelaren in het leven geroepen: De zondag na Pinksteren en omstreeks 610 besloot paus Bonifatius IV het Pantheon, dat bedoeld was om de Romeinse goden te eren, om te dopen tot monument voor alle heiligen van de overwinnende religie.

 





                                                         De handelaren zijn er blij mee

 Langzamerhand werden niet meer alleen martelaren als heiligen geëerd, maar ook mannen en vrouwen die hun leven volledig in dienst stelden van het geloof (tegenwoordig moet daar van de paus ook nog een `bewezen´ wondertje bij).
Ergens rond 740 (Ja, we vliegen door de eeuwen) werd door paus Gregorius III in Rome een kapel gewijd aan alle heiligen, bekend of onbekend (want je weet maar nooit). Hij veranderde de datum van de viering van Allerheiligen naar 1 november. Waarschijnlijk deed hij dat om het heidense `Samhain´, het Keltische dodenherdenkingsfeest, dat in Groot-Brittannië rond die tijd hardnekkig werd doorgevierd, in zijn netje te vangen. In 837 verklaarde een opvolgende paus 1 november tot universele christelijke feestdag.

En zo is het - voor katholieken en Anglicanen (protestanten hebben het niet zo op heiligen) in de meeste Europese landen - gebleven. Nederland is daarbij een uitzondering: In 1968 verplaatste kardinaal Alfrink, naar ik aanneem onder druk van bazen en bonden, Allerheiligen naar de eerste zondag na 1 november.


 In Portugal bestaat op Allerheiligen, behalve het bezoek aan de kerkhoven, nog een andere oude traditie: `Pão-por-Deus´ (Brood voor God). In sommige streken gaan groepen kinderen met een zak de buurt rond om een speciaal brood, amandelen, walnoten, granaatappels en kastanjes op te halen en te zingen (lijkt een beetje op het Nederlandse Sint Maarten). Het is ontstaan uit een heel oude gewoonte om wijn en brood op de graven te leggen, tot de katholieke kerk dat in de 5e eeuw, als heidens gebruik, verbood. Daarna werd het een officiële bedeldag voor de armen, tot men in de 20e eeuw besloot dat alleen kinderen tot 12 jaar ´s morgens tot 12 uur aan het `Pão-de-Deus´ mochten meedoen.
Jammer genoeg wordt deze traditie bijna helemaal verdrongen door - traditioneel Angelsaksische, maar voor Portugal uit Amerika overgewaaide - Halloween, dat in de afgelopen decennia erg populair is geworden. 

 
 Op Allerzielen, `Dia dos Fiéis Defuntos´, herdenken bijna alle aanhangers van het christelijke geloof de doden en bidden voor het heil van alle, bekende of onbekende, zielen die nog niet in de hemel zijn aangekomen (en dus in het Vagevuur verkeren). Een traditie die in de 10e eeuw in een Frans Benedictijner klooster is ontstaan. In de 13e eeuw werd 2 november een officiële kerkelijke gedenkdag.
Portugal kent geen bijzondere traditionele activiteiten op deze dag, maar er zal wel druk gebeden worden.