dinsdag 28 januari 2020

Stad en land 26. Geschiedenis van het Portugese bos, deel I

Ooit was het gebied dat nu Portugal heet, net als bijna heel de rest van Europa, bedekt met bos: eiken, kurkeiken, Tamme kastanjes, beuken en berken. Dat landschap is drastisch veranderd. In het zuiden rukt de verwoestijning op en leggen zelfs kurkeiken het loodje. En dat is echt niet alleen de schuld van de klimaatverandering. In het midden hebben de dennenbossen het te kwaad, terwijl de eucalyptus oprukt. In het noorden worden de - verbrande - berghellingen overwoekerd door  hoog en brandbaar struikgewas. Terwijl steeds meer eucalyptus, acacia en andere - vooral Australische - invasieplanten, al dan niet zo bedoeld de plaats innemen van autochtone soorten. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? 


Als je voor de laatste ijstijd (tussen 110.000 tot 13.000 jaar geleden) op het Iberisch Schiereiland  een soepje wilde koken, hoefde je niet ver te zoeken voor een blaadje laurier. Het vochtige, subtropische boslandschap werd overheerst door laurier, Ocotea foetens (stinklaurier), Persea indica, Apollonius barbujana en andere soorten uit de laurierfamilie, planten die nog steeds typisch zijn voor de flora van de Canarische eilanden, Madeira en de Azoren, die weinig of niets van de ijstijd te lijden hadden.

laurissilva begroeiing (Madeira)

IJs en koude zorgden voor een bijna volledige uitroeiing van deze `Laurissilva´ begroeiing op het Europese vasteland. Op de smalle strook bergland die nu Portugal heet werd haar plaats ingenomen door bomen die aangepast waren aan een koeler klimaat: In het noorden en midden vooral bladverliezende eikensoorten, zoals de zomereik (carvalho alvarinho), de pyreneeëneik (carvalho negral) en de tamme kastanje, maar ook hulst (azevinho), hazelaar (aveleiro) en Spaanse aak (bordo), wilde peer (pereira brava), meidoorn (pilriteira) en lijsterbes (tramazeira)
In hoger gelegen gebieden vond je ruwe berk en grove den.
Het zuiden zuiden van Portugal werd vooral bezet door de voor dit land zo karakteristieke kurkeik (sobreiro) en de steeneik (azinheira).
In vochtige gebieden en langs beken en waterlopen vormden zich boschages van es (freixo), wilg (salgeiro), populier (choupo) en de zwarte els (amieiro).

eikenbos (fagosilva)

Dit was het landschap waarin de makers van de rotsgravures van Foz Coa zo´n 11.000 jaar geleden jaagden (Stad en land 22) jaagden en vrolijk een begin maakten met de uitroeiing van de grote zoogdieren, waaronder de grote grazers, oeros en Europese bizon. Sommige wetenschappers (Vera) geloven dat die laatsten een belangrijke rol speelden bij expansie en behoud van de eikenbossen, omdat ze het struikgewas kort hielden (open plekkentheorie) en de naar beneden gerichte laagste takken afvraten, zodat de bomen omhoog konden schieten. Desastreuze experimenten met Schotse Hooglanders en Bizons in Nederland en palynologisch onderzoek (Frazer Mitchel) doen ernstig twijfelen aan die theorie.

rotsgravure van een oeros

Tot 7000 jaar geleden had het bos weinig te lijden van die vroege bewoners van Portugal, maar vanaf die tijd begonnen landbouw en veeteelt om ruimte te vragen. Er werd gehakt en gebrand om akkers en weidegronden voor vee vrij te maken. Omdat het gebied dun bevolkt was, hadden die activiteiten nog niet zo'n grote impact op het bos, maar vanaf zo'n 4500 jaar geleden begonnen het grazen van door herders geleide kudden geiten, hakken van bomen voor brandhout en landbouwgrond zichtbare  invloed op het landschap uit te oefenen.
Hoe anders zou de wereldgeschiedenis zijn verlopen als de mens eerst de geboortebeperking had uitgevonden (en toegepast) en pas daarna de landbouw...

Sinds de IJzertijd (ca. 1000 v. Chr) werd Portugal bewoond door de Lusitaniërs. Maar anderhalve eeuw v. Chr. konden de Romeinen hun expansielust niet langer beteugelen. Het bos was een grote strategische hulp voor de legendarische Viriato, die met zijn strijdmakkers meer dan 10.000 Romeinse soldaten over de kling joeg, voordat ook Portugal door het Romeinse rijk werd ingelijfd.
Die Romeinen waren gekomen om te blijven (tot 411 na Chr.) en begonnen natuurlijk meteen met hakken en zagen om kampen, wegen en steden  aan te leggen en vooral veel landbouw - wijn - te (laten) verrichten.

Viriato, standbeeld in Viseu

Na de val van het Romeinse rijk kwamen de Sueven en de Visigoten. Die laatsten hadden het echter zo druk met elkaar de macht betwisten, dat in 711 de Berberse Moorse generaal Tariq Ibn Ziyad zijn kans zag om Het Iberisch schiereiland bij het Omajjaden-kalifaat in te lijven.
De Noord-Afrikaanse overheersers voerden andere manieren van landbouw in, zoals irrigatienetwerken en terrascultuur, en - van meer belang voor dit verhaal - nieuwe boomsoorten, zoals amandel, vijg, olijf, sinaasappel, citroen, appel en peer. In de Algarve en de Alentejo vonden ze prachtige pijnbomen voor de masten van hun oorlogsschepen.

De Moorse overheersing duurde een kleine vijfhonderd jaar, maar stukje bij beetje werd het kalifaat teruggedrongen, tot in 1249 de laatste Moren uit de Algarve werden verdreven.
Intussen was Portugal (nog zonder Algarve) al in 1145 officieel als onafhankelijke staat erkend,
Wie nog niet gekerstend was tijdens het bewind van de Visigoten of de Moren - welke laatsten niemand dwongen om zich tot de Islam te bekeren - werd dat nu. Het was gedaan met het  elke vorm van animisme, wie ook maar een zweem van verdenking op zich laadde, iets meer te zien in een eeuwenoude eik dan takken en bladeren werd als heks verbrand en die eik voor de zekerheid meteen ook maar. Moslims en Joden dienden zich bekeren tot het Christendom of te vertrekken. Zo niet, dan stond ze hetzelfde lot te wachten (zie Stad en land 7).

`Nora´, een erfenis van de Moorse overheersing

`De mens was `Gods rentmeester´en dat werd opgevat als `De baas over het hele spul`, oftewel onbeperkte macht over planten, dieren en dingen (en mensen die lager op de sociale ladder stonden). Te gebruiken voor doelen als de`Vooruitgang´, en ´Economische Groei´. Natuurlijk was dat niet anders in de rest van het gekerstende Europa.
Pas in de laatste tientallen jaren verandert die houding van de mens ten opzichte van de rest van de wereldbewoners een beetje. In ieder geval met betrekking tot dieren, maar ook - vaak nog in ludieke vorm, zoals `het Parlement der Dingen´- ten aanzien van zeeën en rivieren en zelfs bossen.

Maar ik dwaal af, voorlopig zijn we zover nog niet. Laten we de draad weer oppakken in de hoge middeleeuwen (een periode die merkwaardig genoeg in het Portugees `Idade Média Baixa´, lage middeleeuwen wordt genoemd).
In deze periode kwam het Iberisch schiereiland een beetje tot rust na alle bezettingen en volksverhuizingen en kreeg de boer weer de kans om rustig zijn voor te ploegen, te zaaien en te oogsten, zonder dat land en boerderij om de haverklap door rondtrekkende legers en benden werden verwoest of geplunderd. Adel en kerk (kloosters) organiseerden het land en ontgonnen bos ten behoeve van land- en bosbouw en het weiden van vee.

Rond 1250 werd op last van Dom Afonso III een begin gemaakt met de aanleg van het 11.000 hectare grote `Pinhal de Leiria´, het dennenbos van Leiria (In 2017 volledig door brand verwoest). De gestaag groeiende bevolking had behoefte aan hout voor constructie, het bouwen van boten voor de visserij en niet aan te sjouwen hoeveelheden brandhout. Dat veroorzaakte een onomkeerbare versplintering en degradatie van de voorheen zo eindeloze Portugese bossen.

replica `caravela´ XV eeuw

Als gevolg van kruistochtambitie vermengd met roofzucht van een grote groep jonge edellieden zonder erfrecht werd in 1415 het Noord-Afrikaanse Ceuta door Portugal veroverd. Dit wapenfeit gaf voldoende zelfvertrouwen aan het Portugese gezag, te beginnen met Dom Pedro, om grootscheepse handel op de Middellandse Zee te gaan voeren en op zoek te gaan naar alternatieve routes en handelswaar. En zo rondde men Kaap de Goede Hoop en kwam men in de Indische Oceaan terecht Kortom de periode van de grote ontdekkingsreizen was begonnen.
De steeds groter wordende behoefte aan schepen voor handel, ontdekkingsreizen en marine, kostte enorme hoeveelheden hout. Zoveel, dat het schaars begon te worden en de Portugese marine maatregelen ter bescherming van de bossen moest nemen. Uit documenten uit die tijd blijken talloze klachten van de bevolking, stads- en kloosterbesturen over gebrek aan brandhout. Soms werden, onder het voorwendsel vergunning voor het kappen van hout voor schepen te hebben, door gewiekste lieden bomen gekapt en met dikke winst als brandhout verkocht...

Er waren nog vele eeuwen te gaan voordat steenkool, aardolie en -gas een rol als energiebron bij de bereiding van voedsel en verwarming gingen spelen. Hoe dat in de tussentijd verder ging en hoe het Portugese bos zich daaronder hield, vertel ik in deel II