woensdag 27 juli 2016

Stad en land 11. Gelukkige koeien op de Azoren



Wie kan zich nog herinneren dat Nederland een boerenpartij had, een kleine belangenpartij, die tussen 1963 en 1981 meestal niet meer dan twee of drie zetels in de kamer had, met uitzondering van 1967, toen de partij met veel proteststemmen (stemadvies Provo) ineens zeven afgevaardigden in het parlement had. De partij werd geleid door boer Hendrik Koekoek (1912-1987), die - door de overige leden van het parlement als proleet bejegend - bekend werd door uitspraken als "Meneer de voorzitter, ik krijg nooit geen beurt" en fantastische redeneringen over hoe er hier of daar bezuinigd kon worden, die meestal eindigden met "En dat kan dan weer ten goede komen aan de subsidiëring van de melk". Want de melk werd gesubsidieerd in Nederland en in de toenmalige EEG (Europese Economische Gemeenschap (1957-1993).

 


Door de vernieuwingen in de landbouw, zoals mechanisering en verkaveling, in de jaren ´60 (vorige eeuw) gingen de boeren ineens veel meer melk produceren. En omdat men het in de EEG `kostelijke zonde´ (Koot) vond om de melk tegen spotprijzen op de markt te gooien, werd die gesubsidieerd: De boeren kregen een gegarandeerde minimumprijs voor de melk, die daardoor nogal duur werd en minder werd gekocht (De Nederlanders hadden het nog niet zo breed in de zestiger jaren). Al snel was er sprake van `de melkplas´.
In die zelfde tijd ontstond ook de `boterberg´: Pakhuizen vol gesubsidieerde boter. Die was niet voor Jan met de Pet (veuls te duur) - die at margarine - maar voor de export. Bestemd om voor Nederland rijkdom te genereren, bleek ze niet - of slechts tegen dumpprijzen (Rusland) te slijten. Daarom moest de boter gedemocratiseerd worden en kwam bij de gewone man de - goedkope - `kerstboter´ op tafel. Het bleek geen oplossing te zijn en bovendien begon het tij zich tegen de boter te keren. Diëtisten en  (pseudo)wetenschappers spraken in weekbladen en televisieprogramma's van cholesterol en hart- en vaatziekten. Aan de margarine dus maar weer.

In 1984 bedacht men in de EEG met een ander oplossing : De melkquota. Boeren kregen een toegestane hoeveelheid te produceren melk toegewezen en over alles wat daar bovenuit kwam moest een `superheffing´ worden betaald. Die quota waren verhandelbaar. Als een boer wilde stoppen, of iets anders dan melk wilde produceren, kon hij zijn quotum verkopen.


In 1986 trad Portugal toe tot de EEG en kreeg haar quota toegewezen en daarmee ook de Azoren, waar de melkveehouderij een van de belangrijkste bronnen van inkomsten is (9% van de economie en indirect 30% van het bbp), met name op de eilanden São Miguel, Terceira en São Jorge. Door de relatief hoge productie- (kleinschaligheid) en transportkosten (per boot) moet de archipel het vooral hebben van de kwaliteit van de melk, de boter en - niet te vergeten - de kaas (van São Jorge bijvoorbeeld), die wat smaak betreft gemakkelijk kan concurreren met de Nederlandse. Maar de prijs is een ander verhaal. De afschaffing van de melkquota, vorig jaar, bleek een enorme strop voor de kleinschalige melkveehouders in Portugal en een regelrechte ramp voor de familiebedrijfjes op de Azoren. Tegen de massaproductie van goedkope melk, die voornamelijk door de centrale landen in Europa op de markt gebracht wordt, kan men niet op. De kostprijs is hoger dan wat de boer voor de melk krijgt, dus stopt hij ermee, of gaat failliet.


Maar de bewoners van die weinig vruchtbare en moeilijk te cultiveren vulkaaneilanden zijn niet voor één gat te vangen, dat hebben ze in het verleden wel bewezen:
Tot in de eerste helft van de 19e eeuw stonden de Azoren bekend om haar sinaasappels, die het belangrijkste exportproduct waren. De pijnbossen en de gestapelde muurtjes, die de fruitbomen tegen de wind moesten beschermen, herinneren nog aan die periode. In 1832 waren twee geïmporteerde citroenbomen met citruswolluis voldoende om daar een einde aan te maken. Het insect verspreidde zich in   een mum van tijd over de hele archipel en hielp de hele sinaasappelcultuur in een paar jaar tijd om zeep.


Het was André do Canto, een boer op São Miguel, die op het idee kwam om de overstap op veeteelt te promoten en vanaf 1842 begon men op grote schaal de - vooral - Hollandse koeien (Holstein-Friesian) in te voeren, die de laatste anderhalve eeuw het landschap van de Azoren domineren. De fruitbomen werden omgehakt en er werd gras gezaaid. Het bleek een geweldige overlevingsstrategie. Veel families hadden een of twee koeien, waarvan ze de melk niet zelf opdronken, maar verkochten en zo een basisinkomen verdienden. Tegenwoordig lopen er 300.000 koeien rond op de eilanden. Het zou een ramp zijn als die zwart-wit gevlekte koeien uit het landschap zouden verdwijnen. Niet alleen voor de boeren, maar ook voor het toerisme: Die prachtig groene graslanden, omringd door hortensia's, die de Azoren zo'n uniek charmant karakter geven, zouden verdwijnen, omdat ze zonder koeien niet te onderhouden zijn. Daarom werkt men hard aan alternatieven.

opening van de nieuwe melkfabriek op 17 mei van dit jaar
   
Op het eiland São Miguel heeft men de multinational `Bel´ weten te interesseren om 10 miljoen Euro in een nieuwe fabriek te investeren, die melk verwerkt van koeien die 365 dagen in de wei staan. Dat kan op de Azoren, waar de temperatuurverschillen tussen zomer en winter niet groot zijn en de hoge graslanden bijna dagelijks een buitje krijgen. Die koeien voldoen aan alle criteria van het programma `Leite de Vacas felizes´, Melk van gelukkige (blije) koeien, want ze eten niets anders dan vers gras en krijgen geen hormonen toegediend. Die melk wordt verkocht onder de merknaam `Terra Nostra´, Onze Aarde.
Dat is een oplossing voor een beperkt aantal melkveehouders, maar de boeren hebben wel begrepen dat ze in kwaliteit in plaats van in kwantiteit, en in variëteit (Griekse yoghurt van de Azoren) moeten investeren. Er wordt gedacht om binnen de EU aanspraak te maken op de Denominação de Origem Protegida (DOP), Beschermde Oorsprongsbenaming, voor melkproducten van de Azoren.
Andere boeren wisselen hun Hollandse koeien in voor andere rassen die meer geschikt zijn voor de vleesproductie. Ze zullen het wel weer overleven, die taaie eilandbewoners.   





 



vrijdag 22 juli 2016

Van de boerderette 34. De waterleiding is lek

`Gisteren zeker een beetje uitbundig gesproeid´, dacht ik, toen ik het natte gras voor voor de deur zag. Maar tegen de avond begon op die plek zowaar een meertje te ontstaan. `Ja, daar moet de waterleiding zo'n beetje lopen. Daar gaat mijn avond´ en ik had al de hele dag met kruiwagens gras lopen sjouwen. Gelukkig was het lek vrij snel te vinden. Met een snelkoppeling kreeg ik de klus nog voor donker geklaard en kon de hele familie toch nog in bad.


lek 1

 Maar als er dan de volgende morgen geen druppel water uit de kraan komt, De wateropslagtank leeg is, de hydrofoor voor niets staat te hijgen en er in de afgelopen nacht blijkbaar een klein riviertje vanonder de maquis die je nog niet had gemaaid - op een heel andere plek dan gisteren, maar wel precies in de lijn van de waterleiding - heeft gelopen, voel je je even Calimero: `Da´s niet eerlijk!´
Maaien en graven maar weer. `Waarom zit dat ding zo diep en waarom hebben ze er in godsnaam zulke zware stenen bovenop gegooid?´
´s Avonds heb ik het lek nog niet gevonden, hoewel ik nu toch echt dichtbij moet zijn. Een noodomleiding dan maar en die blog kun je deze week maar beter vergeten. Eten, buis en bed. Een leven als een luis op een zeer hoofd!

daar ergens






omleiding


donderdag 14 juli 2016

Stad en land 10. Een stuwdam teveel

De stuwdam in de rivier de Tua, anderhalve kilometer voordat die in de Douro uitmondt, is bijna klaar. Volgens veel deskundigen is hij eigenlijk overbodig, maar omdat de grootste elektriciteitsmaatschappij EDP en de overheid al zo'n 370 miljoen Euro in het project geïnvesteerd hebben, gaat binnenkort de klep dicht en wordt het dal van de Tua onder water gezet. Ten koste van cultureel en ecologisch patrimonium en een (bijzonder heet) microklimaat. In ruil voor het ongemak krijgt de plaatselijke bevolking een `cadeautje´ van 65 miljoen Euro in de vorm van infrastructuur, herbeplanting van o.a. olijfbomen (Maar waar? Het hele gebied is al verkaveld) en een mobiliteitsplan. Ik hoorde vorige week dat de Tua-spoorlijn, die voor een deel onder water komt te staan, toch wordt hersteld. Voor de toeristen en voor de plaatselijke bevolking. 

 
Barragem de Foz Tua in aanbouw



"Als je de Alentejo even buiten beschouwing laat, is Portugal is eigenlijk niet meer dan een zootje bergen dat van de Spaanse hoogvlakte stijl afloopt naar zee" zei ik jaren geleden tegen mijn vrouw, toen we weer eens de IP5 (tegenwoordig A25) van Vila Formosa, aan de grens met Spanje, naar Aveiro afzeilden. "Nergens, behalve aan de kust bij Aveiro en Esposende, een stukje vlak land waar je zonder ingrijpend graaf- en bouwwerk zelfs maar een voetbalveld kunt aanleggen. Geen wonder dat de Spanjaarden alleen maar een beetje voor de eer om Portugal hebben gevochten. Als ze het echt hadden willen hebben..." Zoiets moet je natuurlijk niet zeggen tegen een Portugese zeggen - Portugal viert nog steeds de `bevrijding van Spanje´ (restauratie van Portugese soevereiniteit met) van 1 december 1640 - botte Hollander. Het bleef dan ook meer dan een uur stil in de auto.

Maar dat grote hoogteverschil heeft minstens een groot voordeel: Je kunt er met stuwdammen heel goed schone - en relatief goedkope - elektriciteit door mee winnen . De Spaanse hoogvlakte ligt zo'n 600 meter boven zeeniveau en Portugal is gemiddeld maar 150 kilometer breed: Een hoogteverschil van 4 meter per kilometer. Dan kun je nagaan met wat voor geweld de rivieren in Portugal naar beneden storten.


Barragem de Carrapatelo

Neem nu de Douro. Die kronkelt zich vanaf de Spaanse grens in 213 kilometer naar de oceaan. Een verhang (gemiddeld verval) van bijna 3 meter per kilometer dus.* Op sommige plaatsen is dat verval natuurlijk veel groter. In de Portugese Douro zijn vier stuwdammen aangelegd, met een totaal vermogen van bijna 700 megawatt (MW). Die dammen zijn er niet alleen voor elektriciteitswinning, maar ook om de (bijna) jaarlijkse overstromingen te voorkomen of - op zijn minst - wat beter in de hand te houden en, door middel van sluizen, de bevaarbaarheid te verbeteren.

Het transport van de (port)wijn en andere land- en tuinbouwproducten over de Douro was, vanwege de stroomversnellingen, een gevaarlijke onderneming met veel dodelijke ongelukken. Stroomafwaarts waren de boten op sommige plaatsen niet te houden, terwijl er om scherpe rotsen gemanoeuvreerd moest worden. Tegen de stroom in werden de boten bij de stroomversnellingen door ossenspannen over een jaagpad omhoog getrokken. Hier in Paços de Gaiolo is een familie die nog steeds de bijnaam `Corda´, touw, draagt. Een van de voorvaderen liep rond met een hakmes om op de roep `Corda!´ het touw tussen de boot en het ossenspan door te hakken, als de stroom te sterk werd en de ossen in de rivier dreigde te sleuren. Na de aanleg van de `barragem de Carrapatelo´ (1972) werd zijn werk overbodig en verdwenen de rijke tuinbouwgebieden op het vruchtbare rivierslib van Paços de Gaiolo en Baião, die Porto per boot van groente en fruit voorzagen, onder water. De naam van een boerderij in Porto Manso herinnert nog aan die tijd: `Quinta das Lamas´ (boerderij van de modder).



Want die stuwdammen hebben wel een prijs, een culturele (gemeenschappen die letterlijk het veld moeten ruimen) en een ecologische: verandering van het landschap en ecosysteem, verdwijnen van de riviervis, die niet meer naar de paaigebieden in de bovenloop van de rivier kan trekken, vervuiling (en daarmee vissterfte) vanwege te trage doorstroming van de rivier en kusterosie door een stagnerende aanvoer van zand en slib, om er maar een paar te noemen

De twee opvolgende regeringen Socrates (2005-2011) zette flink in op stuwdammen en windenergie. Het idee was - grof gezegd - om de energie van de windmolens, die ´s nachts voor Jan Doedel draaiden, op te slaan in stuwmeren. Met die windenergie zou met omkeerbare turbines ´s nachts (in de daluren) water omhoog gepompt worden in de stuwmeren die daarna in de piekuren (turbines omkeren en het water weer laten lopen) voor een goede prijs - voor een groot deel aan Spanje - zou worden verkocht. Daarvoor zouden wel superhoogspanningslijnen over dorpen en natuurgebieden moeten worden aangelegd, maar dat was nu eenmaal de prijs van de vooruitgang. Spanje leek het wel wat, maar legde zich niet vast en dat land heeft nu zelf een groot elektriciteitsoverschot (productie 108.000 MW bij een vraag van 45.000 MW).


De minister van milieuzaken, João Pedro Matos Fernandes, van de huidige regering heeft in april van dit jaar aangekondigd om op grond van financiële, juridische en energietechnische criteria de bouw van een aantal stuwdammen af te zeggen: De dam van Alvito (Taag) en Girabolhos (Mondego) ; de bouw van de dam van Fridão (Tâmega) drie jaar op te schorten (In die tijd wordt bekeken of de dam echt nodig is) en acht kleinere dammen, die geen duidelijke functie meer hebben, te slopen. Over de omstreden dam in de Tua wordt niet gesproken. Die is bijna af en zal in gebruik worden genomen, ook al zeggen deskundigen dat de stuwdam voor niets anders dient dan "Doelloos water heen en weer pompen" en alleen maar geld gaat kosten. Pessimisten verwachten dat alleen de afschrijvingen al zullen leiden tot een verhoging van de elektriciteitsprijs met 5% en dat terwijl Portugal al de duurste elektriciteit van Europa heeft. 


*In de brugklas (HAVO/VWO) kreeg ik aardrijkskundeles van een wat oudere docente, die tante Pollewop (naar de strip `Pa Pinkelman´ van Bomans) genoemd werd. Ik neem aan vanwege haar weelderige vormen. Zij had als een van de weinigen in de gaten - en handelde daar ook naar - dat lagere schoolkinderen niet van de ene dag op de andere in stoere mammoetleerlingen veranderen. De bij de geografische definities, zoals verval en verhang, behorende plaatjes moesten we daarom met kleurpotlood  - "Nee, niet met viltstift, potverdorie!"  - inkleuren. En ziet: Ik hoefde ze zelfs niet op te zoeken.   

            

vrijdag 8 juli 2016

Van funk tot fado 19. Soul uit Lissabon

"Moet je die griet (moça) horen zingen!" gilde ik enthousiast naar mijn vrouw, die vlak naast me zat. "En die blazers, dat is verdomme echte soul. Kijk nou die bassist. Dat is het precies. Net B. : Bovenlijf strak als een plank en die vingers maar dansen over de snaren. Waarom houdt die zwamneus z'n muil niet een tijdje, dan kunnen we het echt horen." Dat irritante cultuurkereltje met zijn artistieke sjaaltje (Het is zomer hoor!) leuterde maar door over het optreden, zondag, in `The Hard Club´ in Porto, in het culturele staartje van RTP2 journaal, terwijl op de achtergrond nog maar net de zangeres te horen was. Maar ik had de naam van de band: `Cais Sodré Funk Connection´

 

Op het internet vond ik meer. De band bleek tot mijn verbazing al twee jaar te bestaan en had in februari van dit jaar haar tweede cd uitgebracht, `Soul, Sweat and Cut the Crap´, waarvan het nummer `Like No Other´, de single, op de achtergrond van het gezeur van dat cultuurventje te horen was. Wat een geweldige stem (en uitstraling) heeft die zangeres. Tamin heet ze.


De band bestaat verder uit Tiago Santos (gitaar), João Gomes (toetsen), Francisco Rebelo (bas), Rui Alves (drums) João Cabrtio (sax), José Raminhos (trompet) en Miguel Marques (trombone). En natuurlijk de zanger Silk, die met zijn rauwe stemgeluid (heeft wel wat weg van de jonge Joe Cocker) de `funky stuff´ voor zijn rekening neemt. Hier hoor je hem in `Are you somebody´ van de gelijknamige eerste cd.

                                                               meeslepende clip ook

De leden van de groep zijn ervaren muzikanten uit andere bands, zelfs uit de begeleidingsband van Sergio Godinho of studiomuzikanten. Bijna allemaal zijn ze ook betrokken bij andere projecten. De groep, die de houseband is van club `Musicbox´ (waar het allemaal gebeurt in Lissabon), hult zich gewoonlijk stijlvol in het zwarte pak. Hier een live-uitvoering van `Summerdays of fun´, gevolgd door een door James Brown geïnspireerd `Five before midnight´.

 
Goeie soul- en funkbands zijn in Europa met een lantaarntje te  zoeken. Op eenzame hoogte staat de Schotse `Average White Band´ (Pick up the Pieces), de Ierse `Commitments´ bestaan niet en dan... ooit gehoord van Franse, Spaanse of Duitse (!) die funky music spelen?
In Nederland had je in de jaren ´60 (vorige eeuw) `The Swinging Soul Machine´  met Spooky´s day off (Ik las tot mijn verbazing dat de band nog steeds bestaat), in de jaren ´80 de Haagse `The Frog´ (Rick Devito) en niet te vergeten de Engels/Nederlandse zangeres Sue Chaloner (Spooky and Sue, Soultrain).
Begin jaren ´90 was mijn hoop gevestigd op de Amsterdamse fusion/funk band Coopertest, Die op een Oerolfestival - ik dacht in 1995- in de stromende regen op het strand van West-Terschelling zelfs de zeehonden aan het swingen kregen. Maar na de geweldige live-cd uit het Vondelpark, werd niet veel meer van die band vernomen. Daarom: Echt een verrassing om in Portugal een groep tegen te komen die het `zwarte´ geluid van Motown en Stax probeert te benaderen en ook nog eens met eigen liedjes!


Want soul coverbands zijn er natuurlijk meer dan genoeg. Ik heb zelf jarenlang in zo'n rhytm&blues/soulbandje gezongen, niet dat ik zo'n geweldige Wilson Picket stem had, maar vooral omdat ik beschikbaar was - In de Zaanstreek was/is een schrijnend gebrek aan zangers en goeie drummers - (bijna) nooit vals zong en ook na liters bier de microfoon nog wist te vinden. We verzorgden onvergetelijke optredens in Almere-Haven, De Woude en Zaandijk en - niet te vergeten - het Agatha-park van Krommenie met liedjes van Otis Redding, Aretha Franklin, Sam & Dave en Etta James, maar onze grootste specialiteiten waren voortdurende meningsverschillen en personeelswisselingen. Als je alle drummers, gitaristen, toetsenisten, zangeressen en blazers op een rij zou zetten, krijg je iets wat nog het meeste lijkt op een Venezolaanse voedsel-file. Ik dwaal af. We hadden het over


`Cais Sodré Funk Connection´ Nog een laatste liedje van de laatste cd, `Offbeat´, waarin Silk er weer op los funkt. Een klein puntje van kritiek: Op de cd is als bonus een opname van de band met de Portugese zanger Paulo de Carvelho te horen `Mãe Negra´, zwarte moeder. Het was vast een heel geslaagde avond en het publiek vond het ongetwijfeld geweldig, maar als je een soulplaat koopt, wil je zoiets niet horen. Dat is net zoiets als een opname van Johnny Hoes met de Swinging Soul Machine.