Gravures kunnen niet zwemmen.
Begin december van het afgelopen jaar werd in het museum van Vila Nova de Foz Côa een symposium met de grootste specialisten ter wereld op het gebied van prehistorische kunst. Dit ter gelegenheid van de 20e verjaardag van de classificatie van de daar in de buurt gevonden paleolithische rotsgravures als werelderfgoed door de UNESCO. De vallei van Foz Côa is de enige bekende plek ter wereld waar zo'n grote hoeveelheid paleolithische kunst in de open lucht te zien is en het heeft maar weinig gescheeld, of de gravures zouden voorgoed verloren zijn gegaan.
In 1994, tijdens de aanleg van een stuwdam door de EDP (Energias De Portugal) in de rivier de Côa, ontdekte de archeoloog Nelson Rebanda tientallen rotsgravures, waarvan hij dacht dat ze erg oud moesten zijn. Hij vroeg een opinie aan António Martinho Baptista, een specialist in prehistorische kunst, en later directeur van het museum, die tot dezelfde conclusie kwam. Er werden foto's naar de Universiteit van California gestuurd en vertegenwoordigers daarvan schreven een brief aan president Mário Soares met de dringende oproep om deze unieke vindplaats niet onder water te laten lopen.
Intussen deed de EDP of ze van niets wist - hoewel ze al drie jaar eerder foto's van de rotsgravures in haar catalogus had opgenomen - en lobbyde bij parlement en regering om de bouw van de `hoognodige´ stuwdam toch vooral door te laten gaan.
Een voor Portugal ongekende protestactie, onder het motto `Gravures não sabem nadar´ (Gravures kunnen niet zwemmen), werd opgezet door de milieu-activisten (11.000 handtekeningen) en een ander door de middelbare school van Foz Côa, die via scholen in het hele land 70.000 handtekeningen ophaalde. Geholpen door de druk van de Noord-Amerikaanse universiteit op de president en de wisseling van de rechtse regering van Cavaco Silva met de socialistische van António Guterres (huidig Secretaris Generaal van de VN), kregen zij het voor elkaar dat de stuwdam werd afgeblazen: `Gravures kunnen inderdaad niet zwemmen´, moest Mário Soares toegeven.
Museu de Arte e Arqueologia do Vale do Côa |
Ingang |
In 2017 bezochten wij het museum en met een gids een aantal vindplaatsen in de open lucht:
De paasvakantie viel in de tweede week van april, maar het was die middag al erg warm in de vallei van Foz Côa. `Ieder minstens een liter water mee´, was het advies en de dame van de winkel bij het verzamelpunt voor de excursies vond dat ik een pet moest kopen.
We wachtten op de jeep in de wat vervallen, maar koele ontvangstruimte. In beter dagen werden hier kennelijk frisdranken en snacks verkocht, maar de verwachting van massa's toestromende toeristen was, net als die van de ondernemers in het stadje boven te hooggespannen geweest.
De terreinwagen werd gedeeld met een Zweedse archeologe en haar man, dus we besloten dat Engels de voertaal zou zijn. Het was al snel duidelijk dat onze zoon van 13 beter met die taal uit de voeten kon dan de gids. Die produceerde een rommelig inspecteur Clouseau Engels, maar hij was enthousiast en wist tijdens de rit over de ruwe `dirtroads´ naar de vindplaats veel te vertellen over de bomen en vogels, de amandel- en graanteelt en de daaraan gerelateerde witte stenen duiventillen, die je daar overal in het landschap staan.
Een smalle, groene vallei met hellingen vol rotsblokken waar een kleine rivier doorheen stroomde was ons doel. We wachtten tussen de schapen tot een groep met een andere gids klaar was bij een van de grote rotsblokken. Hier hadden ze dus geleefd, zo'n 15.000 jaar geleden. Zou het landschap veel anders geweest zijn, een ander soort bomen en struiken? Andere dieren, in ieder geval geen schapen. Wel dezelfde rotsen, voornamelijk leisteen, waarin deze voorouders hun duizenden dierenvoorstellingen hebben gegrift, soms moeilijk herkenbaar, omdat ze er geen enkel probleem in zagen om ze over elkaar heen in te kerven - als graffiti op een muur in de stad - maar bijna altijd van een verrassende kwaliteit.
De gids nam ons mee naar de eerste rots en wees ons hoe de verschillende dierfiguren, paarden, herten, runderen en geiten over elkaar heen getekend zijn. We hadden ´s morgens al een beetje geoefend op de replica's in het museum, maar dit zijn ze echt.: Tussen tien- en twintigduizend jaar oud, op rotsen in het struikgewas, zomaar in de open lucht...Hoeveel generaties zijn er intussen voorbij gegaan. Ik voelde een sterk besef van mijn eigen onbeduidendheid in de geschiedenis van de Homo sapiens, maar tegelijkertijd ook een sterke verbondenheid met de mensen die deze dieren op zo'n elegante manier hebben vorm gegeven. Zou het helpen om de Maduro´s van deze wereld hier eens een middagje te laten rondhuppelen?
Waartoe dienden deze rotsgravures; waren het magische of religieuze symbolen, bedoeld om aan goden of geesten een goede jachtbuit af te dwingen, of juist een opsomming van wat de jacht had opgeleverd, aanwijzingen voor stamgenoten of volgende generaties voor een goed jachtgebied, Misschien hebben ze een betekenis die we niet eens kunnen verzinnen? Waarschijnlijk zullen we het nooit weten. Zelfs volgens Stephen Hawking was reizen in de tijd uitgesloten.
We bezoeken nog vijf rotsblokken met gravures. De gids laat ons zelf de contouren van de dieren
ontwarren. Eerst mijn zoon natuurlijk. Hoewel er soms wel tien verschillende dieren over elkaar getekend zijn en hier en daar stukjes rots ontbreken, gaat het steeds beter. Indrukwekkend, die hoeveelheid tekeningen. En dan hebben we nog maar een fractie van de vindplaatsen gezien.
De zon staat al laag als we weer in de terreinwagen klimmen. De rode aarde waarin de amandelbomen staan gloeit op. Hier wordt niet gemaaid, maar geploegd tussen de bomen. muren. We zouden eigenlijk eind februari of begin maart nog eens terug moeten komen om de amandelbloesem te zien.
De bewoners van de regio hadden veel van de komst van het archeologische park verwacht, maar in de eerste jaren kwamen er niet veel meer dan een handjevol archeologen en geïnteresseerden opdagen. Met de komst van het museum in 2006 (architecten Camilo Rebelo en Tiago Pimentel), een prachtig in het woeste landschap geïntegreerd gebouw, nam de hoop op meer bedrijvigheid weer toe, maar ook het museum bracht niet het verwachte aantal bezoekers. Het kampte met financiële moeilijkheden. Er moesten zalen gesloten worden omdat men zich geen nieuwe lampen kon veroorloven en er was zelfs geen geld voor toiletpapier.
De paasvakantie viel in de tweede week van april, maar het was die middag al erg warm in de vallei van Foz Côa. `Ieder minstens een liter water mee´, was het advies en de dame van de winkel bij het verzamelpunt voor de excursies vond dat ik een pet moest kopen.
We wachtten op de jeep in de wat vervallen, maar koele ontvangstruimte. In beter dagen werden hier kennelijk frisdranken en snacks verkocht, maar de verwachting van massa's toestromende toeristen was, net als die van de ondernemers in het stadje boven te hooggespannen geweest.
De terreinwagen werd gedeeld met een Zweedse archeologe en haar man, dus we besloten dat Engels de voertaal zou zijn. Het was al snel duidelijk dat onze zoon van 13 beter met die taal uit de voeten kon dan de gids. Die produceerde een rommelig inspecteur Clouseau Engels, maar hij was enthousiast en wist tijdens de rit over de ruwe `dirtroads´ naar de vindplaats veel te vertellen over de bomen en vogels, de amandel- en graanteelt en de daaraan gerelateerde witte stenen duiventillen, die je daar overal in het landschap staan.
pombal (duiventil |
Een smalle, groene vallei met hellingen vol rotsblokken waar een kleine rivier doorheen stroomde was ons doel. We wachtten tussen de schapen tot een groep met een andere gids klaar was bij een van de grote rotsblokken. Hier hadden ze dus geleefd, zo'n 15.000 jaar geleden. Zou het landschap veel anders geweest zijn, een ander soort bomen en struiken? Andere dieren, in ieder geval geen schapen. Wel dezelfde rotsen, voornamelijk leisteen, waarin deze voorouders hun duizenden dierenvoorstellingen hebben gegrift, soms moeilijk herkenbaar, omdat ze er geen enkel probleem in zagen om ze over elkaar heen in te kerven - als graffiti op een muur in de stad - maar bijna altijd van een verrassende kwaliteit.
De gids geeft aanwijzingen |
De gids nam ons mee naar de eerste rots en wees ons hoe de verschillende dierfiguren, paarden, herten, runderen en geiten over elkaar heen getekend zijn. We hadden ´s morgens al een beetje geoefend op de replica's in het museum, maar dit zijn ze echt.: Tussen tien- en twintigduizend jaar oud, op rotsen in het struikgewas, zomaar in de open lucht...Hoeveel generaties zijn er intussen voorbij gegaan. Ik voelde een sterk besef van mijn eigen onbeduidendheid in de geschiedenis van de Homo sapiens, maar tegelijkertijd ook een sterke verbondenheid met de mensen die deze dieren op zo'n elegante manier hebben vorm gegeven. Zou het helpen om de Maduro´s van deze wereld hier eens een middagje te laten rondhuppelen?
Waartoe dienden deze rotsgravures; waren het magische of religieuze symbolen, bedoeld om aan goden of geesten een goede jachtbuit af te dwingen, of juist een opsomming van wat de jacht had opgeleverd, aanwijzingen voor stamgenoten of volgende generaties voor een goed jachtgebied, Misschien hebben ze een betekenis die we niet eens kunnen verzinnen? Waarschijnlijk zullen we het nooit weten. Zelfs volgens Stephen Hawking was reizen in de tijd uitgesloten.
over elkaar gegraveerde dierenfiguren |
We bezoeken nog vijf rotsblokken met gravures. De gids laat ons zelf de contouren van de dieren
ontwarren. Eerst mijn zoon natuurlijk. Hoewel er soms wel tien verschillende dieren over elkaar getekend zijn en hier en daar stukjes rots ontbreken, gaat het steeds beter. Indrukwekkend, die hoeveelheid tekeningen. En dan hebben we nog maar een fractie van de vindplaatsen gezien.
De zon staat al laag als we weer in de terreinwagen klimmen. De rode aarde waarin de amandelbomen staan gloeit op. Hier wordt niet gemaaid, maar geploegd tussen de bomen. muren. We zouden eigenlijk eind februari of begin maart nog eens terug moeten komen om de amandelbloesem te zien.
hert |
De bewoners van de regio hadden veel van de komst van het archeologische park verwacht, maar in de eerste jaren kwamen er niet veel meer dan een handjevol archeologen en geïnteresseerden opdagen. Met de komst van het museum in 2006 (architecten Camilo Rebelo en Tiago Pimentel), een prachtig in het woeste landschap geïntegreerd gebouw, nam de hoop op meer bedrijvigheid weer toe, maar ook het museum bracht niet het verwachte aantal bezoekers. Het kampte met financiële moeilijkheden. Er moesten zalen gesloten worden omdat men zich geen nieuwe lampen kon veroorloven en er was zelfs geen geld voor toiletpapier.
De terreinwagens die belangstellenden met een gids naar de vindplaatsen moesten brengen, konden niet gerepareerd worden. Dankzij particuliere gidsen kon toch nog enigszins in de vraag voorzien worden.
Toen in april 2018 ook nog eens naar buiten kwam dat een heel belangrijke gravure was bekrast met een voorstelling van een fiets en de woorden `BIK´ - er was al helemaal geen geld voor bewaking van het terrein - greep de Minister van Cultuur, Castro Mendes (de dichtende minister) eindelijk in. Hij saneerde de schuld en wijzigde de statuten van de Stichting op zo'n manier dat ermee te werken viel. Het personeel kan nu gewoon op zijn salaris rekenen en inmiddels telt het museum 50.000 bezoekers per jaar.
Intussen zat de gemeenteraad van Foz Côa ook niet stil. Er wordt twee miljoen geïnvesteerd in een passadiço (houten (brug)pad) van het museum naar de rivier, dat nog voor de komende zomer klaar moet zijn, een betere toegankelijkheid voor de passagiersboten, kano's en zelfs een klein hotel. Met een aantal jaarlijkse thematische festiviteiten hoopt men bezoekers van het museum en het archeologische park wat langer vast te houden.
vernieling van meer dan 10.000 jaar oude rotsgravure |
Toen in april 2018 ook nog eens naar buiten kwam dat een heel belangrijke gravure was bekrast met een voorstelling van een fiets en de woorden `BIK´ - er was al helemaal geen geld voor bewaking van het terrein - greep de Minister van Cultuur, Castro Mendes (de dichtende minister) eindelijk in. Hij saneerde de schuld en wijzigde de statuten van de Stichting op zo'n manier dat ermee te werken viel. Het personeel kan nu gewoon op zijn salaris rekenen en inmiddels telt het museum 50.000 bezoekers per jaar.
Intussen zat de gemeenteraad van Foz Côa ook niet stil. Er wordt twee miljoen geïnvesteerd in een passadiço (houten (brug)pad) van het museum naar de rivier, dat nog voor de komende zomer klaar moet zijn, een betere toegankelijkheid voor de passagiersboten, kano's en zelfs een klein hotel. Met een aantal jaarlijkse thematische festiviteiten hoopt men bezoekers van het museum en het archeologische park wat langer vast te houden.