Het wordt niets met `onze´ zwaluwen (zie `Van de boerderette 39 en 40) dit jaar, dachten we begin juli. Juni was vooral koud en nat en er viel geen vlieg te vangen. Het oude nest, dat in de zomer van 2017 zo kunstig in een hoek, hoog onder het dak van de veranda, was geconstrueerd, hing wat verloederd tussen de spinnenwebben. "Zullen we het maar eens weghalen? Volgend jaar bouwen ze wel weer een nieuw nest." "Nog even wachten maar. Misschien komen ze nog even langs om gedag te zeggen", ging het tussen M. en mij: "Volgens het IPMA (De Bilt) krijgen we ander weer."
En op de tweede dag van juli sloeg het weer om: Meteen maar 36 graden ´s middags in de schaduw!
De volgende dag al kwamen ze langs. Een heel gezin met jongen cirkelde druk tjilpend boven onze hoofden op de veranda. Om te buurten dachten we, maar toen we na een paar uur weer aan elkaar gewend waren, werden de jongen met fluitsignalen naar de ingang van het nest geloodst. Binnenvliegen door die nauwe ingang is niet gemakkelijk. Er werden nog heel wat onderbroken landingspogingen ondernomen voordat ze allemaal binnen waren, waarbij de kleintjes zich - als het net niet lukte - met hun klauwtjes aan de muur vastklampten om op adem te komen.
Al snel begonnen pa en ma - tussen het voederen door - de gaten te repareren. Die hadden ze zelf (of hun ouders), vorig jaar augustus, aan het eind van het tweede broed, voor de ventilatie in het nest gemaakt. Af en toe klinken er elektronisch aandoende geluiden uit het hol: Honger! Dan kijkt de poes verstoord omhoog. Maar binnenkort zijn de jongen groot genoeg om zelf hun kostje uit de lucht te happen. Wie weet, volgt er nog een tweede broedsel.
Maar we vragen ons nog steeds af, wat er nu gebeurd is. Die vogels gaan toch niet zomaar op reis met jongen die nog gevoerd moeten worden. Zijn ze verjaagd door een propere huisvrouw/man die met een ragebol hun geboortehuis te lijf ging, was er niet voldoende voedsel in de omgeving, of hadden ze gewoon ... heimwee?
Een vergeten liedje van een vergeten (Ik kan werkelijk niets over haar te vinden op het internet), stateloze dame - Lena Lovitz: `Home is where the heart is´
Over heimwee gesproken. zo onderhand krijgt je Portugeest ook wel een beetje last van heimwee naar de geestgronden waar hij het levenslicht aanschouwde. Niet dat hij van plan was om op korte termijn Nederland te bezoeken. Maar nu het niet mag, begint er toch wat te knagen. En Nederland komt ook niet hier, want Portugal heeft rood gekregen van de van de Coronameesters. Ik mis familie en vrienden. Het lijkt een bijzonder saai jaar te worden.
Maar ik ben niet de enige. Ook Dona Rolha, van `as Rolhas´(de Kurkjes), Nederlanders die bezig zijn met een geweldig restauratieproject aan de overkant van de rivier (de Douro dus), heeft er last van. Het is echt de moeite waard om eens een kijkje op hun blog: www.asrolhas.com (a blog about living in Portugal) te nemen:
Van bouwen en slopen tot bijen houden en van wilde elektrische fietstochten tot het verkrijgen van een Portugees rijbewijs. Intussen leer je tussen neus en lippen Portugees via de woordenlijsten aan het eind van de blogposts. Erg handig als je weer eens een keer hier heen mag komen.
Mis vooral de laatste post: Een prachtige video over een plaatselijke jongleur met een glazen bol.
Ik was nog van plan om iets onaardigs te zeggen over de halsstarrige en - als vertegenwoordiger van een van de drie rijkste landen van Europa - wantrouwende en weinig solidaire houding van Mark Rutte ten aanzien van de landen die het zwaarst getroffen zijn door de Corona crisis, maar nu er dan toch een akkoord op tafel ligt, bewaar ik dat maar voor de volgende keer. Die ongetwijfeld komt als jullie in maart weer voor die Calvinistisch-Neoliberalistische kliek kiezen die al bijna vanaf het begin van de 21e eeuw de dienst uitmaakt in Nederland.
Het akkoord is wat mager (Geen cent teveel hoor!), maar lijkt voldoende lijm te bevatten om Europa bij elkaar te houden. En het is hoe dan ook een historisch akkoord: Europa voor Europa. Hoera! Misschien wordt het toch nog eens een volwassen politieke unie.
De Portugeest wenst je een zorgeloze vankantie in de Jisperduinen
Heb je je wel eens afgevraagd waarom er zoveel versies van `Friday on my mind´ van de Easybeats zijn? Veel mensen zijn ontevreden met hun werk. Het is niet zinvol, voegt niets toe aan de maatschappij, men wordt niet gewaardeerd, heeft geen enkele invloed op het werkproces, wordt onderbetaald (terwijl top en aandeelhouders de winst opstrijken), uitgebuit, gepest, of alles wat er goed en leuk aan was is wegbezuinigd door het management. Twee recent verschenen boeken, die ik nog niet heb gelezen, maar waarover ik wel een interview met de schrijvers heb beluisterd: `Voorbij de managementmaatschappij´ van Marjolein Quené en `Fantoomgroei´, geschreven door Sander Heijne en Hendrik Noten zijn kenmerkend voor de huidige onvrede in de maatschappij en de wens tot verandering. Anderen gaan nog verder en zetten de vanzelfsprekendheid van werk als bron van inkomen op de helling, zoals Rutger Bregman in zijn `Utopia voor realisten´ over een basisinkomen voor iedereen.
Mijn favoriete, hyperbolische versie van `Friday on my Mind´: The Golant Pistons
Net voor de Corona crisis toesloeg, las ik in de zaterdagbijlage `Revista´ van de Portugese krant `Expresso´ een artikel over het landgoed `do Freixo do Meio´ in de Alentejo, dat me bijzonder aansprak: Zinvol werk waarvan ieder zijn deel doet, zonder te overdrijven, en zijn eerlijk deel aan salaris ontvangt. Een plek waar niemand alleen voor het geld werkt en waar de bedrijfsvoering, waarin iedereen volgens het sociocratische principe een stem heeft, voor alle werknemers volledig transparant is.
In 1990 verzocht de Portugese staat (of wie toen over dat soort zaken ging) de familie Cunhal Sendim om het beheer van de 600, kort na de Anjerrevolutie onteigende* (zie noot), hectaren van `o Herdade do Freixo do Meio´, het Landgoed van de Es van het Midden, opnieuw op zich te nemen.
De `socialistische heilstaat´ en daarmee het idee van de kolchozen had niet gebracht wat men er van verwachtte: Het land was veranderd in een woestijn en de opbrengst van het werk van het dozijn overgebleven werknemers leverde te weinig graan, kurk en lammeren voor de verkoop op om als collectief te kunnen overleven. Intussen heerste in het aanpalend dorp een schrikbarende werkeloosheid. Met name onder de vrouwen.
Op de voorgrond Alfredo Sendim
.Zoon Alfredo, die in die tijd dierwetenschappen aan de universiteit van Évora studeerde, werd door zijn moeder naar huis geroepen om het beheer over te nemen. Zij had geprobeerd om het land op de gangbare, op productie gerichte manier te runnen, maar dat leidde tot steeds grotere verwoestijning. "Ik dacht erover om meer schapen te kopen, ik wilde van 1000 naar 5000 stuks. We waren heel erg afhankelijk van de buitenwereld, we kochten bijna alles en waren enorm kwetsbaar.", zegt Alfredo nu. Er moest echt iets veranderen, misschien wel alles.
Het toeval en een paar open oren hielpen een handje: Een collega van Alfredo, die ook op het landgoed werkte en in die tijd een scriptie over de Middeleeuwen in de Alentejo schreef, sprak met hem over het systeem van de `montado´, een voor de Alentejo karakteristieke combinatie van bosschages van kurk- en steeneiken (soms ook tamme kastanjebomen) en vee dat daaronder zijn kostje vindt, zoals schapen, `porco preto´, `zwart´ varkens, runderen en kippen. Zij legde uit hoe je die `montado´ kunt zien als het resultaat van langdurige menselijke ervaring met hoe je kunt integreren in een ecosysteem en daarin overleven, zonder ooit de grenzen van het mogelijke binnen dat ecosysteem uit het oog te verliezen.
Dat verhaal leek een regelrechte aanklacht tegen de armzalige situatie van het landgoed te bevatten en omdat hij zo onderhand geen andere mogelijkheden meer zag, stelde Alfredo zijn moeder en broers voor om het landgoed - met 20e eeuwse kennis en technologie - op de manier van de `montado´ te gaan runnen.
Als eerste moest de hele structuur van het landgoed veranderd worden. Een soort van omgekeerde vooruitgang: Had de overgrootvader van Alfredo telkens iets uit het ecosysteem verwijderd: De bomen gerooid (er groeiden al 50 jaar geen bomen meer op het landgoed, de lince verjaagd, de roofvogels, de wilde planten en de bacteriën in de grond en daarna zelfs de koeien, varkens en kippen, zodat alleen het graan en de schapen overbleven, nu moesten er bomen geplant worden, of spontaan opkomen om water vast te houden. Er werden weer kippen geïntroduceerd, varkens, kalkoenen en ezels, maar ook wilde konijnen, wilde zwijnen, genetkatten, Egyptische mangoesten en bunzings kregen opnieuw toegang tot het landgoed, omdat deze dieren - met nog vele andere - essentieel zijn voor een gezond, zelfregulerend ecosysteem.
`In zo´n systeem hangt alles met elkaar samen. Dus ook de moestuinen en de wijn- en olijfgaarden. Zelfs de grond moest op een andere, meer op regeneratie gerichte, manier bewerkt worden. We keerden terug naar het installeren een structuur met al deze elementen en daarna moesten we leren hoe daarmee te werken.´
Al doende leerde men hoe je biologische landbouw moest bedrijven. Sommige projecten startten zonder, andere met EU-subsidie, zoals, in 1997, de biologische olijfgaard en na verloop van tijd bleek de biologische landbouw een manier om zich te onderscheiden en toegang te krijgen tot een andere markt. Al snel begon het landgoed haar producten te certificeren.
Het begin was erg moeilijk, omdat de markt voor biologische producten in Portugal nog in de in de kinderschoenen stond. Met drie bestelwagens maakte men eindeloze dagen om een brood aan de ene kant van het land te verkopen en een paar karbonaadjes aan de andere. Alfredo reed zelfs naar Nederland om biologisch vlees te verkopen. Hij begreep dat hij het bedrijf op die manier niet rendabel kon maken en besloot om zich direct op de detailhandel te richten. Hij begon een slagerij en een winkel in biologische producten in Montemor-o-Novo en toen die failliet gingen in Évora. Maar ook die ging gallemiezen. Er was bijna geen mens geïnteresseerd in natuurvoeding. Ten einde raad begon hij een `talho annex charcutaria´ (slagerij die ook worst en vleeswaren verkoopt) op de markt ´de Ribeira´, in Lissabon. Daar begon men eindelijk op grotere schaal de producten van het landgoed te verkopen.
Een van de consequenties van de terugkeer naar de landbouw van de `montado´ was dat het landgoed een veel grotere variëteit aan producten moest produceren. Aan de ene kant om `de batterijen´ van het ecosysteem niet leeg te trekken, aan de andere omdat de - meest vaste - cliënten geen grote hoeveelheden per keer afnemen. Zo nam het aantal van 3 producten die `o Freixo do Meio´ de laatste jaren had geleverd naar tot nu toe een maximum van 600 per maand, afhankelijk van het seizoen.
En dat zijn niet alleen basisproducten, maar ook getransformeerde (agroalimentaire) producten. Men begon met de varkens. Twee dames uit het dorp namen het op zich om daar `linguiças´, een soort worstjes, van te maken.
Inmiddels zijn er zeven microfabriekjes op de `herdade´:
Een bakkerij die brood, toast en taarten maakt, een pluimveeslachterij, een vleeswarenfabriekje, een verwerkingsbedrijfje voor koeien, varkens en lammeren en bedrijfje dat groente en fruit verwerkt van vers tot conserven, soepen, quiches, wijn, azijn en olijfolie.
Het landgoed is bijna helemaal zelfvoorzienend, er wordt bijna niets meer in de buiten de poort gekocht, behalve zaken als zout en sommige granen. Alle functies van het landbouwproces blijven in eigen hand: productie, transformatie, groot- en detailhandel.
Om mensen van buiten kennis te laten maken met het landgoed, haar producten en werkwijzen, werden routes en wandelpaden op het terrein aangelegd. In het begin kwam er niemand, tot men begreep dat je Portugezen moet lokken door middel van hun maag. Er werd een kantine gebouwd en op de feesten en open dagen begonnen flink wat mensen te komen.
Tot dusver al een prachtig verhaal over doorzettingsvermogen en duurzaamheid, maar wat me het meest innam voor het landgoed van `De Es van het Midden (Doet aan het Rijk van het Midden denken) is de manier van werken en de wijze waarop dat werk beloond wordt.
Volgens Alfredo is werkt niemand op het landgoed alleen voor het geld. Het is een grote gemeenschap en de werkwijze lijkt nog het meest op hoe het er vroeger op een grote abdij toeging: Ieder is, met een zo groot mogelijk respect voor zijn persoonlijkheid, wensen en kunnen, verantwoordelijk voor zijn deel van de productie van het landgoed. De te produceren hoeveelheden eieren, kolen, taarten, lammeren etc. zijn in onderling overleg vastgesteld, met inachtneming van welke belasting die voor het ecosysteem betekenen en hoeveel er door vaste cliënten afgenomen kan worden.
De winkel
In principe wordt er nooit meer geproduceerd. Als er wat mis gaat - bijvoorbeeld een vos weet het kippenhok binnen te dringen - wordt dat gezien als een probleem dat de hele gemeenschap aangaat en ook gemeenschappelijk gedragen wordt.
De besluitvorming gaat volgens het consentbeginsel van de sociocratie (Kees Boeke, weet je nog..) en de financiële huishouding van het bedrijf is volledig transparant. Via een computerprogramma wat een tomaat kost, hoeveel iedereen verdient en wat iedereen op een bepaald uur aan het doen is.
Een werkdag is van acht tot vijf, 40 uur per week. Alfredo staat niet toe dat er meer gewerkt wordt: "Werk bestaat om er rijker van te worden, niet om martelaren te creëren", zegt hij. Het maximum salaris op het landgoed is niet meer dan drie keer hoger dan het minimum. Ik probeer ervoor te zorgen dat de vrouwen met 1000 € per maand naar huis gaan. Voor Nederlanders lijkt dat bedrag niet erg hoog, maar in 2020 bedraagt het minimumloon in Portugal 635 €. en de praktijk in de land- en tuinbouw is dat er nog veel minder wordt verdiend (vooral door vrouwen). Ook worden extra uren vaak niet uitbetaald.
Op het landgoed werken nu 35 vaste werknemers, daarnaast zijn er vrijwilligers, stagiaires en seizoenwerknemers. Ik zou daar best eens op bezoek willen.
Mis de video niet. Engels gesproken en met muziek van Carlos Paredes:
* Na de Anjerrevolutie werden met name in de Alentejo grote boerderijen en landgoederen (Herdades) onteigend en door communistische collectieven in bezit genomen. Ook banken en andere bedrijven werden genationaliseerd. In de loop van de jaren `80 en begin ´90 van de vorige eeuw werden die onteigeningen bijna allemaal teruggedraaid.