In Portugal is nooit sprake geweest van enige vorm van grootschalige, door de overheid gecoördineerde sociale woningbouw. Op Nederlandse manier georganiseerde woningbouwverenigingen of - corporaties waren en zijn hier onbekend. Terwijl in Amsterdam al in 1852 de eerste woningbouwvereniging werd opgericht en de arbeiders in diezelfde eeuw van de nauwelijks menswaardige onderkomens op Kattenburg en Wittenburg verhuisden naar huurwoningen in De Pijp en de Dapperbuurt, werd het huisvesten van de door de Industriële revolutie aangetrokken werkzoekenden in Porto en Lissabon volledig aan het particulier initiatief overgelaten. In Porto bedacht men een unieke en lucratieve manier om voor goedkope huisvesting te zorgen: De zogenaamde `Ilhas´, oftewel Eilandjes. Deze bestaan uit ongeveer een dozijn krakkemikkige, piepkleine woninkjes, meestal in de achtertuin van de huisbaas. Hoewel tegenwoordig minder in aantal - in 1899 waren er meer dan 1000 - zijn er nog heel wat van die eilandjes in Porto. Meestal goed verborgen en slechts bereikbaar via de tunnel onder een poortwoning.
Omdat de bouwpercelen in Porto erg diep waren, leenden ze zich uitstekend om achter de eigen woning tien tot twaalf gelijkvloerse huurwoningkjes neer te zetten. In twee rijen tegenover elkaar en gescheiden door een smalle corridor. Voor de bouwvergunning, hoefden halverwege de 19e eeuw alleen de gevels getekend te worden, de rest werd aan het goeddunken van de grondeigenaar overgelaten. De woninkjes werden gebouwd met bouwmaterialen van slechte kwaliteit en de eigenaar was niet verplicht om voor ventilatie, stromend water, elektriciteit of een afvoersysteem te zorgen.
De huisjes hadden doorgaans een gevel van 4 meter. Binnen waren drie micro-ruimtes: huiskamer, keuken en slaapkamer. Soms was er nog een piepklein, laag zoldertje boven de keuken en de slaapkamer. Daar konden de jongste kinderen dan slapen. De wc, als die er al was, vond je achter in de tuin, of in het midden van de gang. Hij moest door de huurders gezamenlijk schoongehouden worden. De huisjes hadden geen eigen sanitaire voorzieningen.
Om toch nog wat zuurstof in te ademen, er moest binnen ook nog - op een houtvuurtje - gekookt worden. stond de bovenste helft van de halve buitendeur altijd open, de onderste was gesloten om honden en ongedierte buiten te houden. Samen met de flinterdunne binnenmuren, zorgde dat ervoor dat de bewoners nauwelijks geheimen voor elkaar hadden. Je kon immers elk gesprek horen. Dit bevorderde - naast spanningen - sterke onderlinge banden en solidariteit. Zelfs clanvorming. Vaak huurden volwassen geworden kinderen, neven en nichten bij voorkeur een woning op het zelfde eilandje als hun oudere familieleden, zodat sommige eilandjes bijna geheel door één familie bewoond werden.
Hoewel de huren laag waren, vormden de eilandjes voor de kleine burgerij van Porto een veilige - en zelfs belastingvrije - investering, die zich snel terugbetaalde. De woningnood was groot, dus de huisjes waren vrijwel altijd bezet.
De salarissen die in de 19e eeuw in de fabrieken en werkplaatsen in Porto werden verdiend waren zo laag, dat 80% daarvan direct aan voedsel besteed moest worden. Slechts zo´n 10% bleef over om onderdak te betalen. Daarom vormden de lage huren op de eilandjes een aantrekkelijke oplossing voor de arbeiders in die tijd. Bovendien kon men op de eilandjes vaak huisvesting vinden op niet al te lange loopafstand van het werk. Na een 13urige werkdag had men tijd noch energie om een lange weg naar huis af te leggen. Openbaar vervoer, voor zover aanwezig, was veel te duur.
Aan het einde van de 19e eeuw woonden er 50.000 mensen - zo´n beetje de helft van de bevolking van Porto - op bijna 1050 eilandjes in de stad. Voor `law and order´ vaak ontoegankelijke, vijandige gebiedjes en vanwege de ongezonde wooncondities, de slechte sanitaire omstandigheden en het illegaal houden van varkens, kippen en honden, bronnen van ziekte en epidemieën van griep, tbc, cholera en vlektyfus. Porto was de laatste Europese stad waar (in 1899) de builenpest werd uitgebannen.
(Als de pest) gemeden door de hogere standen en buiten het nieuws gehouden door de pers, werden de eilandjes door de opeenvolgende B&W´s van Porto vooral gezien als een probleem, dat het liefst genegeerd werd. Maar soms ook, zoals in de jaren vijftig van de 20e eeuw, sloeg een stadsbestuur rigoureus aan het slopen en `deporteerden´ de bewoners tot hun verdriet naar nieuw opgetrokken wijken in de suburbs.
In hun gezamenlijk voorwoord bij bij de studie `Ilhas do Porto´ (2018) van Isabel Breda Vazquez en Paulo Conceição, die een historisch overzicht, karakterisering en inventarisering van de `eilandjes´ van Porto geeft, zeggen de burgemeester Rui Moreira en wethouder Manuel Pizarro: "Gedurende 150 jaar, leefde de stad in een slechte verstandhouding met de eilandjes. De eilandjes werden en worden met recht gezien als een probleem. Omdat de meeste van hen op ondeugdelijke manier geconstrueerd zijn, zonder adequate infrastructuur, zijn de eilandjes vaak bronnen van ongezondheid en ziekte. In de19e eeuw stelde Ricardo Jorge (1) deze situatie al aan de kaak, refererend aan die "smerige vogelkooien van een eilandjes, vochtig en zonder licht" als een van de bepalende oorzaken van de slechte gezondheid van de inwoners van Porto en het verschrikkelijke percentage van kindersterfte (...) Een soort van `niet stad´ die Porto meestal negeerde, beschaamd met haar onvermogen om fatsoenlijke woonruimte te verschaffen aan haar inwoners."
Moreira en Pizarro noemen daarna een aantal private en publieke initiatieven in de 20e eeuw ter bestrijding van de enorme (huur)woningnood. Er werden, met meer of minder succes, arbeiderswijken en zogenaamde `bairros sociais", sociale wijken waarin gemeentes de meest schrijnende gevallen pleegt te huisvesten, gebouwd.
Maar moeten concluderen dat de studie duidelijk maakt dat: (...)" Er in de stad bijna duizend eilandjes, collectieve volkshuisvesting, standhouden. Waarin meer dan tienduizend inwoners van Porto wonen, heel vaak in omstandigheden (...) die als ondeugdelijk geclassificeerd moeten worden."
Zijn de eilandjes daarom een kwaad dat uitgeroeid moet worden? Morreira en Pizarro menen van niet. Natuurlijk moet de stadsvernieuwing ook de eilandjes bereiken, maar men mag nooit vergeten dat ze in veel gevallen worden bewoond door personen die er al heel lang wonen met een diep in de buurt geworteld sociaal leven.
Voor veel eilandjes is renovatie vanuit stedenbouwkundige overwegingen niet mogelijk, of veel te duur, maar op een groot aantal kunnen met bouwkundige interventies structurele problemen zodanig opgelost worden dat de bewoners er met hedendaags comfort en veiligheid kunnen wonen.
Burgemeester en wethouder dagen aan het eind van hun voorwoord de stad Porto uit om een renovatieprogramma voor de eilandjes te starten. Een programma waarin het stadsbestuur en de eigenaren van de eilandjes, voor het overgrote deel particulieren, zouden moeten participeren.
In juli 2018 volgt dan een tweedaags debat in de gemeenteraad over de eilandjes en andere huisvestingsproblemen, met name over de geringe beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen in Porto. Tijdens het debat wordt duidelijk dat het probleem complex is en voor ieder eilandje weer anders, Verschillende partijen wijzen erop dat het niet aangaat dat de stad Porto geheel of voor het grootste deel opdraait voor de kosten van renovatie van particulier eigendom. Er wordt onderzoek van deskundigen voorgesteld en een lobby om geld van de centrale overheid los te krijgen.
Daarna lijkt de zaak in `águas de bacalhau´ te verzinken, oftewel op niets uit te lopen, want na de zomer van 2018 vind ik geen artikelen meer over plannen voor de eilandjes waarin het stadsbestuur van Porto een rol speelt.
Wel vond ik een artikel in het `Jornal de Notícias´ van 7 maart 2020, waarin wordt vermeld dat steeds meer eilandjes door de eigenaren worden gerenoveerd om er toeristen op te huisvesten. Vaak worden de oorspronkelijke, vaak oudere of werkloze, bewoners, door middel van huurverhogingen, gedwongen om hun woninkje te verlaten. Die huur kan oplopen tot 300 Euro per maand, terwijl een bijstandsuitkering, of een minimumpensioen in Portugal voor een alleenstaande nog geen 200 Euro bedraagt.
(1) Ricardo Jorge (1858-1939) was een arts, onderzoeker, hygiënist en professor in de geneeskunde. Hij introduceerde in Portugal de moderne opvattingen en technieken van de volksgezondheid. Hij bekleedde verschillende functies in de gezondheidszorg, speelde een belangrijke rol in de bestrijding pandamieën etc en verkreeg een grote politieke invloed.