donderdag 9 november 2017

Van de boerderette 41. Timber!

Na alle betogen over de brandgevaarlijkheid van de `pinheiro bravo´, de zeeden, door deskundigen die het kunnen weten en nog een paar in Lissabon die nog geen den van een telefoonpaal kunnen onderscheiden, maar zich al jaren hebben bekwaamd in het napraten, besloot ik dat het nu eindelijk maar eens moest gebeuren. Ik had een koper, die ze, eenmaal geveld,  zou verkopen aan een houthandelaar, die het hout op zijn beurt weer... En de houtprijs is al zo laag. Kortom ik hield er geen bal aan over, maar was er in ieder geval zeker van dat ze op een zodanige manier werden omgezaagd, dat er zo weinig mogelijk schade aan andere bomen, eiken en kurkeiken, werd toegebracht.













Dertien grote dennen moesten er om: Licht en lucht voor de loofbomen. En ook mijn overbuurman zou er erg blij mee zijn, want de meeste stonden toch wel dicht bij zijn huis. 
Toch duurde het nog een paar weken voor het zover was: De houtkap moest door de handelaar worden aangegeven bij het `Ìnstituto de Conservação de Natureza e das Florestas (INCF)´, zeg maar Staatsbosbeheer, die op haar beurt een vergunning zou verlenen. Niet omdat dat instituut zo geïnteresseerd is in het behoud van bomen (Als je een rij bejaarde eiken om zaagt, ligt daar geen ambtenaar van het INCF van wakker), maar vanwege het besmettingsgevaar met de dennenrondworm  (Bursaphelenchus xylophylus), een plaag die, vooral in het midden van Portugal, heel veel dennen om zeep heeft geholpen. De houthandelaar moet verklaren dat de bomen gezond zijn en dus veilig vervoerd kunnen worden.


Om het omzagen een beetje vlot te laten verlopen, hielp ik zelf een handje mee aan de Tirfor, een takel, waarvan de staaldraad aan een kant hoog in de boom die om moest werd bevestigd en aan de andere kant aan een boomstam in de omvalrichting. De lijn wordt zo strak mogelijk aangetrokken voordat de motorzaag in de boom wordt gezet. Op het punt van omvallen moest ik de hendel zo snel mogelijk heen en weer bewegen, om de lijn aan te trekken en de boom in de goede richting te laten vallen. Wel op ruime afstand natuurlijk, want anders krijg je de top voor je kop (en daar knapt een mens niet van op).
Vervolgens werden de bomen in razend tempo van hun takken ontdaan.


Tot mijn blijde verbazing waren mijn bomen nu eens niet tot kachelhout of papierpulp veroordeeld. Er kwam een serieuze medewerker van een houtfabriek in Aveiro met een klein, blinkend bijltje (om de kwaliteit van het hout te beoordelen?) en een driehoek om de hoogte van de boom te meten,. Een truc die je op de padvinders leert, maar in de loop van het civiele leven weer snel vergeet.


Een week later kwam de houthandelaar met zijn personeel om de bomen op maat te zagen. Van een eucalyptusstaak werd een meetlat gemaakt, de bomen werden met een ketting aan de tractor los getrokken en met de motorzaag in stukken van 2.80 m. gekort en opgestapeld. Alles wat minder dan 20 cm. dik was, bleef liggen voor brandhout en in de (dikke) takken had men ook  geen interesse, zodat er nog aardig wat voor mijn kachel overbleef.


De rommel die overblijft, moet je zelf opruimen. Dat is niet bij de prijs inbegrepen: Stapels maken en verbranden, wanneer dat eindelijk mag (en kan).
Vrienden en kennissen uit het dorp hadden een mazzeltje: Na het vellen van de bomen lag de grond bezaaid met honderden, misschien wel duizenden dennenappels en die zijn bijzonder geliefd om de kachel mee aan te maken. Ik had er al meer dan genoeg, dus rapen maar!




    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten