Wie kan zich nog herinneren dat Nederland een boerenpartij had, een kleine belangenpartij, die tussen 1963 en 1981 meestal niet meer dan twee of drie zetels in de kamer had, met uitzondering van 1967, toen de partij met veel proteststemmen (stemadvies Provo) ineens zeven afgevaardigden in het parlement had. De partij werd geleid door boer Hendrik Koekoek (1912-1987), die - door de overige leden van het parlement als proleet bejegend - bekend werd door uitspraken als "Meneer de voorzitter, ik krijg nooit geen beurt" en fantastische redeneringen over hoe er hier of daar bezuinigd kon worden, die meestal eindigden met "En dat kan dan weer ten goede komen aan de subsidiëring van de melk". Want de melk werd gesubsidieerd in Nederland en in de toenmalige EEG (Europese Economische Gemeenschap (1957-1993).
Door de vernieuwingen in de landbouw, zoals mechanisering en verkaveling, in de jaren ´60 (vorige eeuw) gingen de boeren ineens veel meer melk produceren. En omdat men het in de EEG `kostelijke zonde´ (Koot) vond om de melk tegen spotprijzen op de markt te gooien, werd die gesubsidieerd: De boeren kregen een gegarandeerde minimumprijs voor de melk, die daardoor nogal duur werd en minder werd gekocht (De Nederlanders hadden het nog niet zo breed in de zestiger jaren). Al snel was er sprake van `de melkplas´.
In die zelfde tijd ontstond ook de `boterberg´: Pakhuizen vol gesubsidieerde boter. Die was niet voor Jan met de Pet (veuls te duur) - die at margarine - maar voor de export. Bestemd om voor Nederland rijkdom te genereren, bleek ze niet - of slechts tegen dumpprijzen (Rusland) te slijten. Daarom moest de boter gedemocratiseerd worden en kwam bij de gewone man de - goedkope - `kerstboter´ op tafel. Het bleek geen oplossing te zijn en bovendien begon het tij zich tegen de boter te keren. Diëtisten en (pseudo)wetenschappers spraken in weekbladen en televisieprogramma's van cholesterol en hart- en vaatziekten. Aan de margarine dus maar weer.
In 1984 bedacht men in de EEG met een ander oplossing : De melkquota. Boeren kregen een toegestane hoeveelheid te produceren melk toegewezen en over alles wat daar bovenuit kwam moest een `superheffing´ worden betaald. Die quota waren verhandelbaar. Als een boer wilde stoppen, of iets anders dan melk wilde produceren, kon hij zijn quotum verkopen.
In 1986 trad Portugal toe tot de EEG en kreeg haar quota toegewezen en daarmee ook de Azoren, waar de melkveehouderij een van de belangrijkste bronnen van inkomsten is (9% van de economie en indirect 30% van het bbp), met name op de eilanden São Miguel, Terceira en São Jorge. Door de relatief hoge productie- (kleinschaligheid) en transportkosten (per boot) moet de archipel het vooral hebben van de kwaliteit van de melk, de boter en - niet te vergeten - de kaas (van São Jorge bijvoorbeeld), die wat smaak betreft gemakkelijk kan concurreren met de Nederlandse. Maar de prijs is een ander verhaal. De afschaffing van de melkquota, vorig jaar, bleek een enorme strop voor de kleinschalige melkveehouders in Portugal en een regelrechte ramp voor de familiebedrijfjes op de Azoren. Tegen de massaproductie van goedkope melk, die voornamelijk door de centrale landen in Europa op de markt gebracht wordt, kan men niet op. De kostprijs is hoger dan wat de boer voor de melk krijgt, dus stopt hij ermee, of gaat failliet.
Maar de bewoners van die weinig vruchtbare en moeilijk te cultiveren vulkaaneilanden zijn niet voor één gat te vangen, dat hebben ze in het verleden wel bewezen:
Tot in de eerste helft van de 19e eeuw stonden de Azoren bekend om haar sinaasappels, die het belangrijkste exportproduct waren. De pijnbossen en de gestapelde muurtjes, die de fruitbomen tegen de wind moesten beschermen, herinneren nog aan die periode. In 1832 waren twee geïmporteerde citroenbomen met citruswolluis voldoende om daar een einde aan te maken. Het insect verspreidde zich in een mum van tijd over de hele archipel en hielp de hele sinaasappelcultuur in een paar jaar tijd om zeep.
Het was André do Canto, een boer op São Miguel, die op het idee kwam om de overstap op veeteelt te promoten en vanaf 1842 begon men op grote schaal de - vooral - Hollandse koeien (Holstein-Friesian) in te voeren, die de laatste anderhalve eeuw het landschap van de Azoren domineren. De fruitbomen werden omgehakt en er werd gras gezaaid. Het bleek een geweldige overlevingsstrategie. Veel families hadden een of twee koeien, waarvan ze de melk niet zelf opdronken, maar verkochten en zo een basisinkomen verdienden. Tegenwoordig lopen er 300.000 koeien rond op de eilanden. Het zou een ramp zijn als die zwart-wit gevlekte koeien uit het landschap zouden verdwijnen. Niet alleen voor de boeren, maar ook voor het toerisme: Die prachtig groene graslanden, omringd door hortensia's, die de Azoren zo'n uniek charmant karakter geven, zouden verdwijnen, omdat ze zonder koeien niet te onderhouden zijn. Daarom werkt men hard aan alternatieven.
opening van de nieuwe melkfabriek op 17 mei van dit jaar |
Op het eiland São Miguel heeft men de multinational `Bel´ weten te interesseren om 10 miljoen Euro in een nieuwe fabriek te investeren, die melk verwerkt van koeien die 365 dagen in de wei staan. Dat kan op de Azoren, waar de temperatuurverschillen tussen zomer en winter niet groot zijn en de hoge graslanden bijna dagelijks een buitje krijgen. Die koeien voldoen aan alle criteria van het programma `Leite de Vacas felizes´, Melk van gelukkige (blije) koeien, want ze eten niets anders dan vers gras en krijgen geen hormonen toegediend. Die melk wordt verkocht onder de merknaam `Terra Nostra´, Onze Aarde.
Dat is een oplossing voor een beperkt aantal melkveehouders, maar de boeren hebben wel begrepen dat ze in kwaliteit in plaats van in kwantiteit, en in variëteit (Griekse yoghurt van de Azoren) moeten investeren. Er wordt gedacht om binnen de EU aanspraak te maken op de Denominação de Origem Protegida (DOP), Beschermde Oorsprongsbenaming, voor melkproducten van de Azoren.
Andere boeren wisselen hun Hollandse koeien in voor andere rassen die meer geschikt zijn voor de vleesproductie. Ze zullen het wel weer overleven, die taaie eilandbewoners.