Afgelopen zaterdag overleed Mário Soares, ex-president en, in lange jaren, dito minister en premier van Portugal, levenslang politicus en - vooral - strijder voor vrijheid, emancipatie van het Portugese volk en voor een verenigd Europa. Een patriot. In tegenstelling tot zijn vrouw en kameraad voor het leven, Maria Barroso, die hem anderhalf jaar geleden voorging, geloofde hij niet in de eeuwigheid, de ziel of onsterfelijkheid - hij was atheïst - maar wel in de onsterfelijkheid van ideeën en idealen, de overdracht daarvan van generatie op generatie en het werk aan de verbetering van de mens in de zin van de filosofie van Hannah Arendt: `The human condition´. Door zijn overlijden verliest Portugal een groot staatsman en een van de belangrijkste iconen van de strijd tegen de dictatuur van Salazar en de revolutie van 25 april 1974. Voordat ik me een beetje in het land ging verdiepen was voor mij en veel van mijn generatiegenoten - als het om politiek ging - Portugal Soares (of Soares Portugal).
zoals ik me hem zal blijven herinneren |
Mário Alberto Nobre Lopes Saores werd op 7 december 1924 geboren in Lissabon, waar hij - we zullen zijn schooltijd maar overlaten aan de biografen - afstudeerde in historische-filosofische wetenschappen en -later - rechten. Als student belandde hij al een paar keer in de gevangenis wegens zijn lidmaatschap van de verboden communistische partij (PCP), en de medeoprichting van de Movimento de Unidade Democrático (MUD), Beweging voor Democratische Eenheid. Na zijn studie gaf hij les aan het door zijn vader opgerichte `Collegio Moderno´ een soort van lyceum, met als uitgangspunt `gelijke kansen voor iedereen´ en met veel aandacht voor cultuur en kunst. Hij was ook korte tijd directeur van de school, daarin opgevolgd door zijn - toekomstige - vrouw Maria Barroso, met wie hij in 1949 trouwde en daarna door zijn dochter Isabel Soares.
met zijn vrouw Maria Barroso |
Maar, omdat hij vond dat hij met zijn rechtenstudie meer kon betekenen voor zijn idealen (een democratisch Portugal), koost hij voor de advocatuur en verdedigde o.a. Álvaro Cunhal, de leider van de communistische partij, toen die van politieke misdaden werd beschuldigd en de familie van de grote vrijheidsstrijder generaal Humberto Delgado, tijdens het onderzoek naar diens moord. Nadat hij zich heeft afgekeerd van het communisme (en de PCP van hem), richt hij in 1955 de `Resistência Republicana Socialista`, Socialistisch Republikeins Verzet, op en trad in 1956 toe tot de Directório Democrato-Social´, een van de belangrijkste democratische bewegingen van die tijd. In 1958 was hij lid van de campagnecommissie van Humberto Delgado die het als presidentskandidaat opnam tegen Salazar, hetgeen hem door het dictatoriale bewind niet in dank werd afgenomen, evenmin als zijn eigen kandidaatschap op de lijsten van de democratische oppositie. In totaal werd hij 12 keer door de `Pide´, de politieke politie van Salazar, gevangen gezet en hij zat in totaal 3 jaar gevangenisstraf uit. In 1968 werd hij - zonder proces - gedeporteerd naar São Tomé, waar zijn vrouw zich bij hem voegde. Toen, na de dood van Salazar, Marcello Ceatano aan de macht kwam, werd hem in 1970 toegestaan om in Frankrijk in ballingschap te gaan.
In Parijs werd Soares door diverse universiteiten uitgenodigd om colleges te geven en ontving hij (Universiteit van Rennes) een eredoctoraat.
In 1973 besloot hij met een groep gelijkgezinden (zijn vrouw stemde tegen) de sociaal-democratische beweging (ACP) om te zetten in een politiek partij: `De Partido Socialista (PS)´ werd geboren en Soares werd tot secretaris-generaal gekozen.
De trein der vrijheid |
Drie dagen na Anjerrevolutie keerde Soares en vele lotgenoten, op uitnodiging van de door de strijdkrachten aangestelde president Spínola, met de zogenaamde `Comboio da Liberdade´, Trein der Vrijheid - mooi hè - terug naar Portugal. Op de stations en langs de spoorlijn stonden duizenden juichende mensen om ze te verwelkomen. Toen zijn toekomstige tegenstander Álvaro Cunhal (PCP) twee dagen later in Lissabon arriveerde, was Mário Soares daar om hem te omarmen.
Tijdens de periode van de `PREC, Processo Revolutionário em Curso´ (25 april 1974-april 1976), het `revolutionaire proces´ tussen de Anjerrevolutie en de goedkeuring van de grondwet door het parlement,
was Soares minister van buitenlandse zaken en met name verantwoordelijk voor de dekolonisatie van Angola, Mozambique, São Tomé en Guinee-Bissau. Intussen maakte hij de `Partido Socialista´ klaar voor de eerste vrije verkiezingen van april 1976, daarin (clandestien) gesteund met geld van van haar zusterpartij, de SPD in Duitsland. Misschien herinner je je die reportage van `Andere Tijden´ nog, waarin o.a. naar voren komt dat Harry van den Bergh (PVDA) diverse keren met koffertjes vol bankbiljetten naar Lissabon vloog.
Daarnaar gevraagd door de makers van de reportage, ontkende noch bevestigde Soares dat hij wist dat dat geld van de Amerikaanse CIA afkomstig was (Van den Bergh wist het in ieder geval niet).
het befaamde televisiedebat met Álvaro Cunhal |
De `Westerse wereld´ was in die tijd bijzonder bezorgd dat Portugal (NATO-lid) een communistische staat zou worden. De communistische partij (PCP) had ten tijde van de Anjerrevolutie al een goed georganiseerd netwerk en genoot de steun van een groot deel van de - revolutionaire (MFA) - strijdkrachten. Een rechts alternatief bestond er op dat moment niet, zodat - met name - de VS ervoor kozen om de PS van Mário Soares te steunen. De socialisten wonnen (de mislukte staatsgreep van november 1975 en het beroemde debat tussen Soares en Cunhal: "U bent van plan om in Portugal een communistische dictatuur te vestigen", zullen daar zeker toe hebben bijgedragen) op 25 april 1976 de verkiezingen en de communisten hadden het nakijken.
Soares werd premier van de eerst constitutionele regering (I) van Portugal (1976-`78), wat hij nog eens herhaalde in 1978 (II) en tussen 1983-`85). In die periode verkeerde de - jonge en onervaren - staat Portugal diverse malen in geldnood en moest het IMF om hulp gevraagd worden. Maar de dekolonisatie (voorwaarde voor toetreding tot de EEG) was in gang gezet, er moest huisvesting en werk worden geboden aan meer dan een half miljoen `immigranten´ die tussen ´74 en ´75 naar Portugal kwamen, er moest hoognodig geïnvesteerd worden in onderwijs, alfabetisering (Salazar hield het volk bewust dom), een gezondheidszorg worden opgezet en noem maar op...
president van Portugal |
Van 1986 tot ´96 Mário Soares president van Portugal (een president voor alle Portugezen, zoals hij zichzelf graag zag). Zijn eerste mandaat won hij nipt. Velen hadden hem de dekolonisering niet vergeven. Het tweede presidentsmandaat won hij met 75% van de stemmen. Een unicum. In die tijd was hij een groot voorvechter van de toetreding van Portugal tot de EU en had hij te kampen met twee opvolgende provinciaal-kneuterige en cultuurloos-rechtse regeringen van zijn politieke tegenstander Ánibal Cavaco Silva (1985- ´95).
Na zijn presidentschap stond Soares aan het hoofd van verschillende (inter)nationale organisaties, zoals de Onafhankelijke Wereldcommissie voor de Oceanen en de Stichting Portugal-Afrika en van 1999 tot 2004 was hij afgevaardigde in het Europese Parlement. De verkiezing tot voorzitter daarvan verloor hij van Nicole Fontaine.
In 2005 stelde hij zich op 88jarige leeftijd - tot bijna ieders verbazing - nog eens kandidaat voor het presidentschap van Portugal. Cavaco Silva had er toen één mandaat opzitten. De algemene mening hierover is dat hij dit alleen deed om te voorkomen dat zijn partijgenoot en toenmalig premier José Socrates de officiële kandidaat van de socialisten, Manuel Alegre, zou moeten steunen. Soares en Alegre (voormalige vrienden en partijgenoten van het eerste uur) hadden in die tijd grote ideologische en persoonlijke geschillen, die gelukkig een paar jaar geleden werden bijgelegd. Gevolg was wel dat Cavaco Silva voor de tweede keer de presidentsverkiezingen won en de SP met lege handen stond.
2015 na een bezoek aan José Socrates in de gevangenis |
In 2007 werd Mário Soares benoemd tot voorzitter van de Commissie voor Vrijheid van Religie en tot aan zijn dood was hij betrokken bij het International Ocean Institute. Uit de politiek had hij zich al enige tijd teruggetrokken, maar via interviews, waarin hij o.a. kenbaar maakte overtuigd te zijn van de onschuld van José Socrates met betrekking tot de aanklachten wegens corruptie en belastingontduiking en waarin hij zijn teleurstelling uitte over de ontwikkelingen van het `Project Europa´ en zijn ongenoegen met het mandaat van Hollande liet hij horen, dat hij nog steeds `alive and kicking´ was.
Op 13 december 2016 moest hij het opgeven. Mário Soares werd opgenomen in het ziekenhuis en raakte in een coma, waaruit hij tot zijn overlijden op 7 januari niet meer ontwaakte. Op dezelfde dag werd een periode van drie dagen van nationale rouw afgekondigd. Na zijn crematie werd afgelopen dinsdag een baar met zijn as per auto, met paarden en op de schouders langs verschillende, voor hem, belangrijke punten in Lissabon gevoerd (Ik moest even denken aan Fidel Castro), zoals zijn huis, het Colégio Moderno en de parlementsgebouwen, waarna hij werd opgebaard in de refter van het klooster dos Jerónimos aan de Taag. Duizenden mensen stonden langs de afscheidsroute. Er werden rode anjers op de baar geworpen en je hoorde `Soares é fixe´, Soares is koel. Natuurlijk waren er talloze toespraken van talloze hoge heren, elegieën en ceremoniële geweerschoten en de baar werd bezocht door vele buitenlandse politici en (ex)leiders. Maar het meest ontroerende was toch die invalide vrouw die vanaf ´s morgens vroeg in het winderige Belém stond te wachten om haar rode anjer op de baar te mogen werpen.
file voor het afscheid in Jerónimos |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten