Het rode vaandel prijkt nog steeds bij hem aan de muur
Debatteert me kameraden van het eerste uur
Je hoeft hem echt niets te vertellen
Tegenstand doet hem versnellen
Het heeft geen zin..
`De Waarheid´ staat vast als een dijk
In een arbeidersstaat heerst recht en is iedereen gelijk
Hij heeft het lef niet om onzeker te zijn.
In de jaren ´90 van de vorige eeuw mocht ik als zanger van de legendarische band ``t Skip In´ dit couplet van het door de bekende singer-songwriter/saxofonist Ben van Hooff geschreven lied `Het lef om onzeker te zijn´ zingen. Een wonderschone ballade over geestelijke starheid, waarin ook de Jehova, de xenofoob, de narcistische intellectueel en de buiskluisteraar aan de beurt komen.
Ik moet daar vaak aan denken als ik op de televisie debatterende leden van de Portugese Communistische Partij (PCP) weer eens hoor vervallen in gebral over de `Strijd van de arbeider tegen het grootkapitaal, de massa´s die zich zullen verheffen...´ en meer van dergelijke Marxistische vaktaal uit de eerste helft van de vorige eeuw.
"Hebben jullie nog steeds een serieuze communistische partij?", vroeg ik ruim twintig jaar geleden verbaasd aan mijn Portugese vriendin: "Dan zijn jullie vast de enige in de Europese Unie. Dat is toch een anachronisme!"
Het is nu 2018 en ze zitten er nog steeds, die communisten. Met 15 volksvertegenwoordigers - van de in totaal 230 - in de `Assembleia da Republica´, het Portugese parlement. Goed voor ruim 6% van de stemmen.
En ze laten van zich horen. Op dit moment hebben ze zich verplicht om de zogenaamde `Geringonça´, de minderheidsregering van de `Partida Socialista (PS)´ op hoofdlijnen, zoals de jaarlijkse begroting, te steunen. Maar als het om zaken gaat die de huidige regering niet ten val kunnen brengen, nemen ze nog steeds - net als ooit in Nederland - hun eigenwijze en soms hoogst merkwaardige standpunten in: Zo deden ze de plannen van de regering om de oncontroleerbare, abominabele staat van het Portugese bos nu eindelijk eens daadwerkelijk te hervormen stranden, omdat ze tegen onteigening (pas na 5 jaar, en zelfs daarna nog met het recht van de eigenaar om zich te melden en zijn land weer in bezit te nemen) van percelen bos met onbekende eigenaar waren. Dat zou de `kleine eigenaar´ benadelen ten opzichte van de `grootgrondbezitter´.
De `Partido Comunista Português (PCP)´ is van mening dat Portugal uit de Europese (Monetaire) Unie moet stappen. Volgens de partij is toetreding tot de Euro voor Portugal een ramp geweest. Tegelijkertijd wil ze bij datzelfde Europa een herstructurering van de gigantische staatsschuld bedingen!?
Op internationaal gebied is ze tegenstander van sancties tegen het Venezuela van Nicolás Maduro, het Noord-Korea van Kim Jong-un, omdat de wereld zich niet mag bemoeien met de `keuze van een volk voor een Chavistische c.q. op Marxistische beginselen gestoelde maatschappij´ en, wegens voor de hand liggende redenen, moet Portugal zich niet met de Krim en - het eens tot de invloedssfeer van de Sovjet Unie behorende - Angola bemoeien.
De communistische jongeren (JCP) besloten laatst - gelukkig zonder consequenties - dat de dienstplicht weer in Portugal ingevoerd zou moeten worden.
Op 29 mei stemden PCP tegen het wetsontwerp ter legalisering van euthanasie, omdat men `geloofde in de bescherming van het leven en de voorgang van de medische wetenschap´. Een onverwacht conservatief standpunt. In dezelfde week zette de partij de regering onder druk om de schadevergoedingen voor eigenaren van tweede woningen die door de branden van vorig jaar zijn verwoest met voorrang te behandelen. Dat zou goed zijn voor de lokale economie. Of je boer Koekoek hoort oreren!
De PCP werd in 1921 opgericht. In 1923 hield ze haar eerste congres (met 100 leden). In 1926 werd ze verboden en moest ze haar werk ondergronds voortzetten tot de Anjerrevolutie in 1974. Vooral tijdens de dictatuur van de `Estado Novo´ van Salazar was de onderdrukking van de partij erg groot. Leden werden door de geheime staatspolitie, de `Pide´ vervolgd en -vaak zonder enige vorm van proces - gevangengezet. Beroemd is het verhaal over de ontsnapping van 10 partijleden uit de zwaar beveiligde gevangenis in Peniche in 1960 (vertel ik nog wel een keer) Onder hen Álvaro Cunhal, die van 1961 tot en met 1991 Secretaris-Generaal van de partij was. Hij vluchtte naar Moskou en verbleef daarna in Parijs tot de revolutie van 25 april 1974.
Bij zijn terugkeer werd hij op het station in Lissabon omarmd door de partijvoorzitter van de socialistische partij (PS), Mário Soares. Maar die liefde was van korte duur. Na de mislukte coup van extreem-linkse militairen - de PCP heeft altijd ontkend daarbij betrokken te zijn geweest - in november 1974, ontstond een sfeer van wantrouwen tussen communisten en socialisten. In het jaar na de revolutie had de PCP veel invloed en was betrokken bij nationaliseringen van o.a. mijnen, banken, schepen, het herverdelen (onteigenen) van landbouwgronden en het `zuiveren´ van krantenredacties door de revolutionaire strijdkrachten (MFA) onder leiding van Vasco Gonçalves.
Dat werd natuurlijk niet door iedereen in dank afgenomen en het is dan ook geen wonder dat de communisten bij de eerste vrije verkiezingen in 1975 slechts ruim 12% van de stemmen kreeg, tegenover bijna 38% van de PS, die via hun Duitse zusterpartij, gesteund werd met geld van de CIA (Da´s ook nog een mooi verhaal) Tussen 1976 tot en met 1987 schommelt het aandeel van de PCP in de parlementszetels van tussen j12 en bijna 19%, daarna zakt te partij terug naar 6 tot 8% van de kiezers.
Tijdens het partijcongres van 1990, kort na de val van de Berlijnse Muur, vond een enorme ideologische strijd plaats binnen de partij, te vergelijken met de strijd tussen de zogenaamde `Horizontalen´ en de `Vernieuwers´ binnen de Nederlandse CPN. In tegenstelling tot in de meeste Europese landen viel de partij niet uit elkaar, maar koos het overgrote deel van de 2000 afgevaardigden voor voortzetting van het op de leer van Lenin gebaseerde communisme. Tegenstanders zochten hun heil elders, of werden - traditiegetrouw - uit de partij gezet. Álvara Cunhal werd ziek en werd vervangen door Carlos Carvalhos, die op zijn beurt in 2004 werd opgevolgd door Jerónimo de Sousa, een voormalig arbeider en vakbondsleider uit de metaalindustrie. En hoewel de communisten tegenwoordig best in staat zijn om met de socialisten samen te werken, zoals al eerder gebeurde in de gemeenteraad van Lissabon, heeft hij het moeilijk. Voor het eerst werkt de partij serieus samen met een regering. Er moeten concessies gedaan worden en die moeten aan de achterban verkocht worden.
De lezer die haast heeft, kan de cursieve tekst rustig overslaan.
´t Skip In |
Ik moet daar vaak aan denken als ik op de televisie debatterende leden van de Portugese Communistische Partij (PCP) weer eens hoor vervallen in gebral over de `Strijd van de arbeider tegen het grootkapitaal, de massa´s die zich zullen verheffen...´ en meer van dergelijke Marxistische vaktaal uit de eerste helft van de vorige eeuw.
"Hebben jullie nog steeds een serieuze communistische partij?", vroeg ik ruim twintig jaar geleden verbaasd aan mijn Portugese vriendin: "Dan zijn jullie vast de enige in de Europese Unie. Dat is toch een anachronisme!"
Het is nu 2018 en ze zitten er nog steeds, die communisten. Met 15 volksvertegenwoordigers - van de in totaal 230 - in de `Assembleia da Republica´, het Portugese parlement. Goed voor ruim 6% van de stemmen.
de `Geringonça´ |
En ze laten van zich horen. Op dit moment hebben ze zich verplicht om de zogenaamde `Geringonça´, de minderheidsregering van de `Partida Socialista (PS)´ op hoofdlijnen, zoals de jaarlijkse begroting, te steunen. Maar als het om zaken gaat die de huidige regering niet ten val kunnen brengen, nemen ze nog steeds - net als ooit in Nederland - hun eigenwijze en soms hoogst merkwaardige standpunten in: Zo deden ze de plannen van de regering om de oncontroleerbare, abominabele staat van het Portugese bos nu eindelijk eens daadwerkelijk te hervormen stranden, omdat ze tegen onteigening (pas na 5 jaar, en zelfs daarna nog met het recht van de eigenaar om zich te melden en zijn land weer in bezit te nemen) van percelen bos met onbekende eigenaar waren. Dat zou de `kleine eigenaar´ benadelen ten opzichte van de `grootgrondbezitter´.
De `Partido Comunista Português (PCP)´ is van mening dat Portugal uit de Europese (Monetaire) Unie moet stappen. Volgens de partij is toetreding tot de Euro voor Portugal een ramp geweest. Tegelijkertijd wil ze bij datzelfde Europa een herstructurering van de gigantische staatsschuld bedingen!?
Op internationaal gebied is ze tegenstander van sancties tegen het Venezuela van Nicolás Maduro, het Noord-Korea van Kim Jong-un, omdat de wereld zich niet mag bemoeien met de `keuze van een volk voor een Chavistische c.q. op Marxistische beginselen gestoelde maatschappij´ en, wegens voor de hand liggende redenen, moet Portugal zich niet met de Krim en - het eens tot de invloedssfeer van de Sovjet Unie behorende - Angola bemoeien.
De communistische jongeren (JCP) besloten laatst - gelukkig zonder consequenties - dat de dienstplicht weer in Portugal ingevoerd zou moeten worden.
Op 29 mei stemden PCP tegen het wetsontwerp ter legalisering van euthanasie, omdat men `geloofde in de bescherming van het leven en de voorgang van de medische wetenschap´. Een onverwacht conservatief standpunt. In dezelfde week zette de partij de regering onder druk om de schadevergoedingen voor eigenaren van tweede woningen die door de branden van vorig jaar zijn verwoest met voorrang te behandelen. Dat zou goed zijn voor de lokale economie. Of je boer Koekoek hoort oreren!
De PCP werd in 1921 opgericht. In 1923 hield ze haar eerste congres (met 100 leden). In 1926 werd ze verboden en moest ze haar werk ondergronds voortzetten tot de Anjerrevolutie in 1974. Vooral tijdens de dictatuur van de `Estado Novo´ van Salazar was de onderdrukking van de partij erg groot. Leden werden door de geheime staatspolitie, de `Pide´ vervolgd en -vaak zonder enige vorm van proces - gevangengezet. Beroemd is het verhaal over de ontsnapping van 10 partijleden uit de zwaar beveiligde gevangenis in Peniche in 1960 (vertel ik nog wel een keer) Onder hen Álvaro Cunhal, die van 1961 tot en met 1991 Secretaris-Generaal van de partij was. Hij vluchtte naar Moskou en verbleef daarna in Parijs tot de revolutie van 25 april 1974.
Àlvara Cunhal |
Dat werd natuurlijk niet door iedereen in dank afgenomen en het is dan ook geen wonder dat de communisten bij de eerste vrije verkiezingen in 1975 slechts ruim 12% van de stemmen kreeg, tegenover bijna 38% van de PS, die via hun Duitse zusterpartij, gesteund werd met geld van de CIA (Da´s ook nog een mooi verhaal) Tussen 1976 tot en met 1987 schommelt het aandeel van de PCP in de parlementszetels van tussen j12 en bijna 19%, daarna zakt te partij terug naar 6 tot 8% van de kiezers.
Tijdens het partijcongres van 1990, kort na de val van de Berlijnse Muur, vond een enorme ideologische strijd plaats binnen de partij, te vergelijken met de strijd tussen de zogenaamde `Horizontalen´ en de `Vernieuwers´ binnen de Nederlandse CPN. In tegenstelling tot in de meeste Europese landen viel de partij niet uit elkaar, maar koos het overgrote deel van de 2000 afgevaardigden voor voortzetting van het op de leer van Lenin gebaseerde communisme. Tegenstanders zochten hun heil elders, of werden - traditiegetrouw - uit de partij gezet. Álvara Cunhal werd ziek en werd vervangen door Carlos Carvalhos, die op zijn beurt in 2004 werd opgevolgd door Jerónimo de Sousa, een voormalig arbeider en vakbondsleider uit de metaalindustrie. En hoewel de communisten tegenwoordig best in staat zijn om met de socialisten samen te werken, zoals al eerder gebeurde in de gemeenteraad van Lissabon, heeft hij het moeilijk. Voor het eerst werkt de partij serieus samen met een regering. Er moeten concessies gedaan worden en die moeten aan de achterban verkocht worden.
Jerónimo de Souza |
De lezer die haast heeft, kan de cursieve tekst rustig overslaan.
`De secretaris-generaal is vermoeid. Horizontale rimpels vechten met verticale lijnen om een plaatsje op zijn diep gegroefde gezicht. Het valt ook niet mee. Altijd is zijn partij overal tegen geweest - en terecht: Tegen het beleid van de rechtse partijen, de (neo)liberalistische vertegenwoordigers van het grootkapitaal, tegen de, met diezelfde kapitalisten meeheulende, zogenaamde socialistische partij en niet minder tegen het gewauwel van het linkse blok, die vage kliek van Trotskistische, Maoïstische, ja zelfs revanchistische elementen.
En nu moest ze ergens vóór zijn. Had ze gekozen om ergens voor te zijn!
De `Verelendung´, veroorzaakt door het neoliberale beleid van de regering Passos Coelho, gesteund en onder druk gezet door dat kapitalistische instituut `Europa´, waar schijnheilige, Westeuropese demagogie de dienst uitmaakt, had niet tot een glorieuze revolutie van het arbeidersproletariaat geleid, zelfs niet tot een overweldigende overwinning van de Communistische Partij bij de daaropvolgende verkiezingen. De communistische heilstaat leek verder weg dan ooit.
En toen kwam António Costa, de leider van de socialistische partij, met dat gewaagde voorstel. Een minderheidsregering met steun van de communisten en het linkse blok in het parlement: de `Geringonça´, een houtje-touwtje regering.
Maar had hij daar wel goed aan gedaan, vroeg hij zich de laatste tijd in slapeloze nachten af. Waren ze niet te revisionistisch bezig. Op zich werkte deze oplossing redelijk en ze was altijd nog beter dan een rechts, neoliberaal gouvernement. De socialisten hielden zich, wat de hoofdlijnen betrof wel aan de afspraken, maar weken verder toch erg vaak af van het rechte socialistische pad. De minister van financiën, Mário Centeno, zat nu zelfs de door de Partij zo gehate Eurogroep voor en de beloofde onderhandelingen over de herstructurering van de staatsschuld leken al helemaal van de baan. Wat zouden zijn voorgangers, en met name de grote partijleider Álvaro Cunhal van zijn beleid gedacht hebben? Hoe lang kon hij de oude kameraden en de jonge - die snakten naar actie - nog overtuigen van de juistheid van zijn keuze. Op partijcongressen en tijdens interne toespraken gebruikte hij nog steeds de - zelfs in zijn eigen oren - steeds roestiger klinkende partijretoriek, maar in het overleg met de socialisten van Costa en de steeds meer ruimte voor haar linkse blok opeisende Catarina Martens, was het lijmen geblazen.´
congres PCP |
Ik heb lang gedacht dat het tijd werd voor de communisten om het veld te ruimen in Portugal. Goed, ze hebben nog steeds een grote invloed op een van de grootste vakbonden de `Confederação Geral dos Trabalhadores Portugueses (CGTP)´ en hun jaarlijkse feest `Avante´ (Voorwaarts) blijft een belangrijk cultureel evenement, maar hun ideologie is niet meer van deze tijd en ze staan een sterk links blok (dat deel zou kunnen nemen aan een regering) in de weg.
De laatste tijd denk ik daar toch iets anders over: Ondanks haar soms dwaze en anachronistische ideeën is het een partij van arbeiders die opkomt voor de arbeiders en de allerarmsten. Een partij met een ideologie in een tijd waarin politieke partijen steeds meer op een verzameling belangenverenigingen beginnen te lijken (zoals in Nederland). De PCP is een vergaarbak voor mensen die hun onvrede met de maatschappij willen uiten - en gehoord worden - en misschien is ze is daarom wel een van de redenen waarom extreem rechts in Portugal geen voet aan de grond krijgt.
In het parlement is ze een broodnodige luis in de pels. Dat is het `Bloco Esquerda´, het linkse blok, ook, maar dat is toch meer een partij voor intellectuelen, waarin het electoraat van de PCP zich nooit thuis zou kunnen voelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten