Wat dacht je van een verhaal voor de afwisseling. Een liefdeshistorie. Waar gebeurd. Misschien had je het nog niet gemerkt, maar diep in zijn hart is de Portugeest een romanticus. `Kom nou, Portugeest´, zul je zeggen, `Wat romantiek? Dit is toch veel eerder een verhaal over onderdrukking van de vrouw, een verhaal over vilein machismo, vernedering en corruptie! Natuurlijk, dat is het óók, maar in tegenstelling tot veel van dit soort verhalen, loopt dit goed af. Waarheid en liefde overwinnen en de macho heeft het nakijken. Lees nou maar verder...
Maria Adelaida is de enige erfgenaam van de winstgevende krant `Diário de Notícias´, die door haar vader is opgericht. Natuurlijk mag zij als vrouw die krant niet besturen. Zoiets zou ondenkbaar zijn in het Portugal van het het begin van de 20e eeuw. Men had daarvoor een echtgenoot voor haar gekozen: Alfredo da Cunha. Maria Adelaida mag het huishouden bestieren, kinderen baren en de gasten ontvangen op de drukbezochte feesten die de da Cunhas regelmatig geven. Hetgeen ze braaf en met een vrolijk gezicht doet, tot haar man een privé chauffeur voor haar in dienst neemt (en na enige tijd weer ontslaat; vermoedt hij iets?).
Maria Adelaida Coelho da Cunha |
Op 25 november 1918 wordt Maria Adelaida Coelho da Cunha tegen haar wil opgesloten in de vleugel voor misdadigers van het psychiatrisch ziekenhuis `Conde do Ferreira´ in Porto. De eerste week brengt ze door in eenzame opsluiting. Er wordt haar in die week geen enkele therapie of medicatie geboden. Een diagnose of medische indicatie voor haar verblijf daar ontbreken. De directeur van het instituut heeft zonder voorbehoud de conclusie van haar echtgenoot geaccepteerd:
Getuige haar volledig gebrek aan spijt moet ze wel waanzinnig zijn.
Nog geen twee weken eerder, op 13 november, verlaat Maria da Cunha, eenvoudig gekleed, zonder haar juwelen en zonder bagage de echtelijke woning in Lissabon. Vanaf station `Rossio´ neemt ze de trein naar Santa Comba Dão, een klein stadje in het district Viseu in het midden van Portugal, waar haar geliefde, haar vroegere chauffeur Manuel Claro, haar opwacht met paard en wagen. Ze verandert haar naam in Maria Romana Claro en vanaf dat moment is zij de vrouw van Manuel. Zij is 48 jaar en hij 25 als ze gaan samenwonen op de eerste verdieping van een eenvoudig pension in Santa Comba Dão.
Natuurlijk is haar man, Alfredo da Cunha, bezorgd over de verdwijning van zijn vrouw. In de `Diário de Notícias´ verschijnt een week lang een bericht `Vermist´, met een beschrijving van haar postuur en de kleding die zij droeg tijdens haar verdwijning. Maar (uit vrees voor een schandaal?) haar naam wordt niet genoemd..
Op 22 november ontvangt Alfredo een met groene lak gesloten brief, met als afzender niet meer dan de naam Adelaide. Het bericht is kort: `Ik ben in leven, maar onder omstandigheden waarin ik me in alle opzichten als dood beschouw [voor de wereld, vert.] en ik het verkieslijk vind dat jullie me als zodanig beschouwen.´ Ze schrijft deze brief nadat ze haar vermissingsbericht in de krant heeft gelezen. Ze vergeet dat het poststempel haar adres verraadt...
In de avond van 24 november bonkt de politie op de deur van het pension. Buiten staat Alfredo da Cunha te wachten. Hij begrijpt nu dat zijn vrouw vrijwillig voor een armoedig bestaan aan de zijde van een geliefde - met slechts de helft van haar leeftijd - heeft gekozen. En concludeert dat ze waanzinnig is geworden. Hij weigert haar verzoek om een echtscheiding en laat haar naar Porto overbrengen. Manuel Claro is die avond niet thuis.
Hoewel ze ook na die eerste week van volledige isolatie constant in de gaten wordt gehouden door een haar toegewezen dienstmeisje, weet Maria Adelaida da Cunha aan pen en papier te komen. Ze houdt een dagboek bij en schrijft een paar brieven aan haar geliefde Manuel, die ze met hulp van een personeelslid van de instelling verzonden krijgt.
Er wordt een vluchtplan voorbereid. Op 2 februari 1919, na het diner, profiteert Maria Adelaida van het moment dat haar dienstmeisje de afwas doet, om naar de binnenplaats te vluchten. Haar geliefde heeft een enorme houten ladder in elkaar geknutseld om over de muur te komen. Ze vluchten die nacht naar Rossâo, een klein dorp in het geïsoleerde Castro Daire.
Maar haar eigen familie verraadt haar verblijfplaats aan haar echtgenoot. Ook haar verwanten zijn van mening dat de verandering van haar geestesgesteldheid en haar `krankzinnige liefde´ wijzen op een psychische stoornis. Ze wordt zonder omwegen opnieuw opgesloten in de psychiatrische instelling en haar `zwaar te schande gezette´ echtgenoot wendt al zijn invloed aan om Manuel achter de tralies te krijgen. De chauffeur wordt gevangen gezet op beschuldiging van ontvoering en verkrachting.
Maria Adelaida staat een wrede en afstandelijke behandeling te wachten in de instelling. Alleen het bijhouden van haar dagboek, dat ze ´s nachts onder haar kussen bewaart, weerhoudt haar ervan om daadwerkelijk gek te worden. Er zijn geen onderzoeken en er is diagnose noch behandeling. Wanneer ze eindelijk bezoek krijgt van haar zoon (kwaad) en haar dochter (verbijsterd), verneemt ze dat men haar in een psychiatrische instelling in het buitenland, waarschijnlijk Parijs, wilde `opbergen´. Ze weigert, omdat ze zeker weet dat ze haar geliefde Manuel dan nooit meer zou zien. De familie start een proces om haar `onbekwaam´ te verklaren en op die manier geheel afhankelijk van de luimen van haar echgenoot en bewindvoerder te maken.
Nog tijdens dit proces verkoopt Alfredo, zonder toestemming van zijn vrouw, voor een enorm bedrag, de krant. Iets wat hij absoluut niet mag doen, nu zij nog niet officieel onbekwaam is verklaard.
In alle haast wordt een artsenberaad van drie gerenommeerde psychiaters bijeengeroepen, die een `geestelijke stoornis´ diagnosticeren, gebaseerd op een zogenaamde geschiedenis van depressies in de familie en een kennelijk gebrek aan moraal van deze vrouw, `die alles in de steek laat om te vluchten met een knecht´. Een farce!
`Naderhand blijken er documenten te bestaan die bewijzen dat haar man de psychiaters uit eigen zak heeft betaald voor het vaststellen van deze diagnose. `Dit was algemene praktijk in het psychiatrisch ziekenhuis tijdens het bewind van directeur Júlio de Matos´, stelt Manuela Gonzaga, die een boek schreef over het drama.
Niets lijkt de familie er nu van te kunnen weerhouden om Maria Adelaide onder te brengen in een psychiatrische instelling in het buitenland. Maar men heeft buiten de standvastigheid van de `eenvoudige chauffeur´, Manuel Claro, gerekend. Vanaf zijn gevangenneming heeft deze een advocaat gecontracteerd, die al snel de complete onwettelijkheid van de gedwongen opname van Maria Adelaide doorziet.
Op 9 augustus 1919 begeeft de advocaat, vergezeld door de `Governador-civil´ do Porto (hoogste districtsbestuurder) zich met een order van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het `Hospital Conde da Ferreira´ om vrijlating van de vrouw te eisen. Na negen maanden gedwongen opsluiting, zonder behoorlijke diagnose of therapie, is ze eindelijk vrij.
In de daaropvolgende vier jaar leeft Maria Adelaide verborgen voor de wereld in het huis van een familie uit de hogere burgerlijke klasse die zich haar lot had aangetrokken en weet de sympathie van een aantal dames uit de elite van Porto te winnen. Ten eerste omdat ze het slachtoffer is van misbruik door een ijdele macho man, die bovendien ook nog eens uit Lissabon komt (!).
Om zich te beschermen tegen de razernij van Alfredo da Cunha en om de eer van Manuel Claro te verdedigen, die nog steeds in de gevangenis van Aljube (Lissabon) zit, publiceert Maria Adelaide delen uit haar dagboek in een boek dat ze de naam `Doida Naõ!´(Gek [of een Gekkin] Nee!) geeft, dat in 1920 wordt uitgegeven.
Haar boek etaleert alle vernederingen die ze heeft moeten ondergaan vanwege `de simpele misdaad om lief te hebben´. Nu barst het schandaal los, vooral omdat haar echtgenoot antwoordt met een eigen versie: `Helaas gek!´, dat integraal wordt opgenomen in de `Diário de Notícias´.
De gemeenschap verdeelt zich in twee kampen: De traditionele bourgeoisie kiest voor het grootste deel de kant van de `in de steek gelaten echtgenoot´, maar voor de meerderheid van het Portugese volk is het `een geval van totale liefde´ en machtsstrijd. De werkende klasse identificeert zich natuurlijk met de `underdog´.
Maria Adelaida krijgt steun van een conurrent van de `Diário de Notícias´: `A Capital´, een krant die op haar voorpagina stukken uit het dagboek van haar publiceert en een onderzoek start naar de onregelmatigheden rond haar opname in het psychiatrisch ziekenhuis. Men ontdekt dat daar verschillende vrouwen op illegale wijze zijn opgenomen, niet omdat ze gestoord zijn, maar als bestraffing door hun familie. De zaak wordt hoog opgenomen door het parlement en er volgt een wetswijziging.
Nu moet haar geliefde Manuel vrij. Die zit nog steeds gevangen. Beschuldigd, maar nooit berecht. In de publieke opinie wordt de positie van de geliefden steeds sterker en in januari 1922 wordt Manuel Claro vrij gelaten. De juridische kosten worden betaald door de vakbond voor chauffeurs.
Na vier jaar strijd zijn ze eindelijk samen. De publieke opinie is nu zo sterk tegen Alfredo da Cunha, dat deze niets meer tegen ze kan ondernemen. De chauffeursvakbond regelt een taxi voor Manuel en een standplaats in Porto, waar het paar gaat samenwonen. Maria Adelaida doet naaiwerk. Ze leven nog lang en gelukkig. Nadat haar (ex)echtgenoot is overleden, herenigt ze zich in 1944 met haar kinderen. In 1954 overlijdt ze. Manuel blijft tot zijn dood in Porto wonen.
Nou, was dat geen mooi verhaal? Een beetje lang misschien, maar het boek telt 408 bladzijden en die worden vast niet in het Nederlands vertaald. Heb je toch maar mooi een uittreksel gelezen!
Dit verhaal is gebaseerd op en deels vertaald uit een artikel in de zaterdagbijlage van de krant `jornal de Noticias´ naar aanleiding van een heruitgave van het boek `Doido Não e Não´ van Maria Adeaida Coelho da Cunha door de journaliste en historica Manuela Gonzaga.
Natuurlijk is haar man, Alfredo da Cunha, bezorgd over de verdwijning van zijn vrouw. In de `Diário de Notícias´ verschijnt een week lang een bericht `Vermist´, met een beschrijving van haar postuur en de kleding die zij droeg tijdens haar verdwijning. Maar (uit vrees voor een schandaal?) haar naam wordt niet genoemd..
Op 22 november ontvangt Alfredo een met groene lak gesloten brief, met als afzender niet meer dan de naam Adelaide. Het bericht is kort: `Ik ben in leven, maar onder omstandigheden waarin ik me in alle opzichten als dood beschouw [voor de wereld, vert.] en ik het verkieslijk vind dat jullie me als zodanig beschouwen.´ Ze schrijft deze brief nadat ze haar vermissingsbericht in de krant heeft gelezen. Ze vergeet dat het poststempel haar adres verraadt...
Manuel Claro |
In de avond van 24 november bonkt de politie op de deur van het pension. Buiten staat Alfredo da Cunha te wachten. Hij begrijpt nu dat zijn vrouw vrijwillig voor een armoedig bestaan aan de zijde van een geliefde - met slechts de helft van haar leeftijd - heeft gekozen. En concludeert dat ze waanzinnig is geworden. Hij weigert haar verzoek om een echtscheiding en laat haar naar Porto overbrengen. Manuel Claro is die avond niet thuis.
Hoewel ze ook na die eerste week van volledige isolatie constant in de gaten wordt gehouden door een haar toegewezen dienstmeisje, weet Maria Adelaida da Cunha aan pen en papier te komen. Ze houdt een dagboek bij en schrijft een paar brieven aan haar geliefde Manuel, die ze met hulp van een personeelslid van de instelling verzonden krijgt.
Er wordt een vluchtplan voorbereid. Op 2 februari 1919, na het diner, profiteert Maria Adelaida van het moment dat haar dienstmeisje de afwas doet, om naar de binnenplaats te vluchten. Haar geliefde heeft een enorme houten ladder in elkaar geknutseld om over de muur te komen. Ze vluchten die nacht naar Rossâo, een klein dorp in het geïsoleerde Castro Daire.
Maar haar eigen familie verraadt haar verblijfplaats aan haar echtgenoot. Ook haar verwanten zijn van mening dat de verandering van haar geestesgesteldheid en haar `krankzinnige liefde´ wijzen op een psychische stoornis. Ze wordt zonder omwegen opnieuw opgesloten in de psychiatrische instelling en haar `zwaar te schande gezette´ echtgenoot wendt al zijn invloed aan om Manuel achter de tralies te krijgen. De chauffeur wordt gevangen gezet op beschuldiging van ontvoering en verkrachting.
Alfredo da Cunha |
Maria Adelaida staat een wrede en afstandelijke behandeling te wachten in de instelling. Alleen het bijhouden van haar dagboek, dat ze ´s nachts onder haar kussen bewaart, weerhoudt haar ervan om daadwerkelijk gek te worden. Er zijn geen onderzoeken en er is diagnose noch behandeling. Wanneer ze eindelijk bezoek krijgt van haar zoon (kwaad) en haar dochter (verbijsterd), verneemt ze dat men haar in een psychiatrische instelling in het buitenland, waarschijnlijk Parijs, wilde `opbergen´. Ze weigert, omdat ze zeker weet dat ze haar geliefde Manuel dan nooit meer zou zien. De familie start een proces om haar `onbekwaam´ te verklaren en op die manier geheel afhankelijk van de luimen van haar echgenoot en bewindvoerder te maken.
Nog tijdens dit proces verkoopt Alfredo, zonder toestemming van zijn vrouw, voor een enorm bedrag, de krant. Iets wat hij absoluut niet mag doen, nu zij nog niet officieel onbekwaam is verklaard.
In alle haast wordt een artsenberaad van drie gerenommeerde psychiaters bijeengeroepen, die een `geestelijke stoornis´ diagnosticeren, gebaseerd op een zogenaamde geschiedenis van depressies in de familie en een kennelijk gebrek aan moraal van deze vrouw, `die alles in de steek laat om te vluchten met een knecht´. Een farce!
`Naderhand blijken er documenten te bestaan die bewijzen dat haar man de psychiaters uit eigen zak heeft betaald voor het vaststellen van deze diagnose. `Dit was algemene praktijk in het psychiatrisch ziekenhuis tijdens het bewind van directeur Júlio de Matos´, stelt Manuela Gonzaga, die een boek schreef over het drama.
Niets lijkt de familie er nu van te kunnen weerhouden om Maria Adelaide onder te brengen in een psychiatrische instelling in het buitenland. Maar men heeft buiten de standvastigheid van de `eenvoudige chauffeur´, Manuel Claro, gerekend. Vanaf zijn gevangenneming heeft deze een advocaat gecontracteerd, die al snel de complete onwettelijkheid van de gedwongen opname van Maria Adelaide doorziet.
Op 9 augustus 1919 begeeft de advocaat, vergezeld door de `Governador-civil´ do Porto (hoogste districtsbestuurder) zich met een order van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het `Hospital Conde da Ferreira´ om vrijlating van de vrouw te eisen. Na negen maanden gedwongen opsluiting, zonder behoorlijke diagnose of therapie, is ze eindelijk vrij.
In de daaropvolgende vier jaar leeft Maria Adelaide verborgen voor de wereld in het huis van een familie uit de hogere burgerlijke klasse die zich haar lot had aangetrokken en weet de sympathie van een aantal dames uit de elite van Porto te winnen. Ten eerste omdat ze het slachtoffer is van misbruik door een ijdele macho man, die bovendien ook nog eens uit Lissabon komt (!).
recente heruitgave van het boek |
Om zich te beschermen tegen de razernij van Alfredo da Cunha en om de eer van Manuel Claro te verdedigen, die nog steeds in de gevangenis van Aljube (Lissabon) zit, publiceert Maria Adelaide delen uit haar dagboek in een boek dat ze de naam `Doida Naõ!´(Gek [of een Gekkin] Nee!) geeft, dat in 1920 wordt uitgegeven.
Haar boek etaleert alle vernederingen die ze heeft moeten ondergaan vanwege `de simpele misdaad om lief te hebben´. Nu barst het schandaal los, vooral omdat haar echtgenoot antwoordt met een eigen versie: `Helaas gek!´, dat integraal wordt opgenomen in de `Diário de Notícias´.
De gemeenschap verdeelt zich in twee kampen: De traditionele bourgeoisie kiest voor het grootste deel de kant van de `in de steek gelaten echtgenoot´, maar voor de meerderheid van het Portugese volk is het `een geval van totale liefde´ en machtsstrijd. De werkende klasse identificeert zich natuurlijk met de `underdog´.
Maria Adelaida krijgt steun van een conurrent van de `Diário de Notícias´: `A Capital´, een krant die op haar voorpagina stukken uit het dagboek van haar publiceert en een onderzoek start naar de onregelmatigheden rond haar opname in het psychiatrisch ziekenhuis. Men ontdekt dat daar verschillende vrouwen op illegale wijze zijn opgenomen, niet omdat ze gestoord zijn, maar als bestraffing door hun familie. De zaak wordt hoog opgenomen door het parlement en er volgt een wetswijziging.
Nu moet haar geliefde Manuel vrij. Die zit nog steeds gevangen. Beschuldigd, maar nooit berecht. In de publieke opinie wordt de positie van de geliefden steeds sterker en in januari 1922 wordt Manuel Claro vrij gelaten. De juridische kosten worden betaald door de vakbond voor chauffeurs.
Na vier jaar strijd zijn ze eindelijk samen. De publieke opinie is nu zo sterk tegen Alfredo da Cunha, dat deze niets meer tegen ze kan ondernemen. De chauffeursvakbond regelt een taxi voor Manuel en een standplaats in Porto, waar het paar gaat samenwonen. Maria Adelaida doet naaiwerk. Ze leven nog lang en gelukkig. Nadat haar (ex)echtgenoot is overleden, herenigt ze zich in 1944 met haar kinderen. In 1954 overlijdt ze. Manuel blijft tot zijn dood in Porto wonen.
Maria Adelaida op latere leeftijd |
Nou, was dat geen mooi verhaal? Een beetje lang misschien, maar het boek telt 408 bladzijden en die worden vast niet in het Nederlands vertaald. Heb je toch maar mooi een uittreksel gelezen!
Dit verhaal is gebaseerd op en deels vertaald uit een artikel in de zaterdagbijlage van de krant `jornal de Noticias´ naar aanleiding van een heruitgave van het boek `Doido Não e Não´ van Maria Adeaida Coelho da Cunha door de journaliste en historica Manuela Gonzaga.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten