woensdag 24 augustus 2016

Stad en land 12. Een brug voor de eeuwigheid

De Portugese dictator Salazar (1889-1970) zal zich wel meer dan één keer in zijn graf hebben omgedraaid, toen, nog geen tien jaar na de inhuldiging van de brug, op op 25 april 1974 zijn naamplaat werd verwijderd en de brug de naam van de Anjerrevolutie kreeg: `Ponte de 25 Abril´. Het was zíjn monument. Een tunnel zou ook een prima oplossing voor een vaste verbinding tussen de Taagoevers zijn geweest, maar het moest een zichtbaar bouwwerk worden. De langste hangbrug van Europa (Tot hij in 1998 werd ingehaald door de Grote Beltbrug in Denemarken). Een brug die honderd jaar mee zou gaan. Op 6 augustus zat de helft erop en vierde de brug haar vijftigste verjaardag.

 


`Honderd jaar?´, krabben hedendaagse technici zich achter het oor: `Die brug is gebouwd voor de eeuwigheid. Als hij goed wordt onderhouden, natuurlijk.´
72.600 ton staal werd er in de brug verwerkt. Tien keer zoveel als in de Eiffeltoren. En 203.000 m2 beton. Het ruim een kilometer lange brugdeel tussen de pijlers is opgehangen aan 54.000 kilometer gewikkelde staaldraad van een halve centimeter (vier keer de wereld rond).
De twee hoofdpijlers zijn 190 (en een halve) meter hoog. Voor de constructie van de zuidelijke peiler (82 meter diep), moest men door 32 meter water, 30 meter modder en 20 meter zand en losse stenen, voordat men de fundatie op vaste rots kon verankeren.
De brug is gebouwd om aardbevingen van 7,5 tot 8 punten op de schaal van Richter te doorstaan en is zonder twijfel de veiligste plek van Lissabon als daar ooit weer een aardbeving losbarst. De veiligheid van de brug wordt, door honderden sensoren, 500 keer per seconde gemeten.


Aan het einde van de 19e eeuw waren er al plannen om een vaste verbinding te maken tussen Lissabon en de zuidelijke oever van de Taag, maar het duurde tot 1953 tot de Portugese overheid een commissie in het leven riep die de mogelijkheden moest bestuderen van een vaste oeververbinding, bestemd voor trein- en wegverkeer. In 1958 besloot de regering om een brug te bouwen, die Alcântara met Almada zou verbinden.
Na een publieke inschrijvingsronde werd het werk gegund aan het Amerikaanse United States Steel Export Company. In november1962 begon men met de bouw en in augustus 1966, zes maanden voor de geplande streefdatum (kom daar nog maar eens om), was de brug klaar voor het wegverkeer. Hoewel er bij de bouw rekening werd gehouden met de ondersteuning van een spoorweg, werd de treinverbinding wegbezuinigd. Het duurde tot 1999 voordat die er uiteindelijk kwam. De brug kostte, omgerekend van escudo´s, maar zonder inflatiecorrectie, 11 miljoen Euro.

 In totaal waren meer dan 2 miljoen arbeiders betrokken bij de bouw van de brug, maximaal ongeveer 3000 per dag. Officieel kwamen er 4 om het leven door ongevallen tijdens de bouw, maar volgens onderzoekers verdoezelde het dictatoriale regiem de feiten en kwamen er minstens 20 mensen om. Op 6 augustus werden er bloemen in de Taag geworpen ter nagedachtenis van de overleden arbeiders.


De brug werd geopend door president Américo Thomaz, bijgenaamd  O `corta-fitas´, de lintjesknipper (hij had niets te vertellen tijdens het bewind van Salazar) en ingezegend door kardinaal Cerejeira. De hele Portugese elite was aanwezig bij de plechtigheid. Toen de brug geopend was, staken er in het eerste uur alleen al 50.000 auto's over. Het werd de grootste file ooit in Portugal vertoond. Gratis, deze dag. Het was beslist geen brug voor arme mensen. De tol was 20 escudo's, toen een bijzonder hoog bedrag. Een grap uit die tijd: `Mij zal niet overkomen wat een knaap die ik ken gebeurde. Die stak de brug over naar Cacilhas en staat daar nu al een maand in een restaurant borden te wassen om geld voor terugkeer naar Lissabon te verdienen.´

Ook nu nog klagen veel gebruikers over de hoogte van de tol - 1,70 € voor een personenauto en 6,95 € voor de zwaarste categorie - en dat terwijl de brug al lang `afbetaald´ is en de onderneming `Lusoponte´, die de brug beheert, jaarlijks 40 miljoen Euro aan tol opstrijkt. `Om vette dividenden aan de aandeelhouders uit te keren. Rentenieren over de rug van de kleine man, halen we maar weer eens van stal.


Maar ondanks alle polemiek werd op 6 Augustus de 50e verjaardag van de brug gevierd. Naar goed Portugees gebruik met eten, drinken en veel muziek. Ook kon men gratis een bezoek brengen aan speciaal voor de gelegenheid uitgenodigde antieke binnen- en buitenlandse zeilschepen, waaronder de Hollandse `De Gulden Leeuw´. En natuurlijk werd het feest afgesloten met een groot vuurwerk.   

Intussen begint men serieus te denken over een derde oeververbinding. De `Ponte de 25 Abril´kan niet meer auto's aan dan de bijna 140.000 die er dagelijks overheen razen en de `Ponte de Vasco da Gama´ ligt teveel naar het oosten voor veel woon-werkverkeer. Voor een flink aantal extra treinen is nog wel plaats.


Op 6 Augustus was het 50 jaar geleden dat de brug ingehuldigd werd en dat werd gevierd. Met muziek, eten en drinken, gratis bezoek aan antieke zeilschepen, waaronder de Hollandse `De Gulden Leeuw´ en tot slot natuurlijk een groot vuurwerk.   

donderdag 18 augustus 2016

Bijzonder Portugees 28. Het hele land staat in de brand

Moet je een Portugees zijn om te begrijpen, zelfs te accepteren, dat je je - als je in een huis woont waar een paar bomen of struiken omheen staan -  vanaf half juli opgejaagd begint te voelen en met je `coração no mão´, je hart in je handen, om het uur de horizon afspeurt om te zien of de schikgodinnen al rook en een bosbrand in jouw richting hebben gestuurd, omdat het een paar weken niet heeft geregend? Is er een ander land in Europa waarin in het `hoogseizoen´ dagelijks honderden bosbranden en -brandjes woeden en elk jaar weer duizenden hectaren bos verloren gaan, land- en tuinbouwbedrijven, natuurparken, en waarin zoveel - vrijwillige - brandweerlieden bij het bestrijden van bosbranden omkomen? 

 

In de week van 7 tot 14 augustus leek het of in Noord-Portugal de hel was losgebroken: Arcos de Valdavez (natuurpark Gerês), Amarante, Marco de Canaveses, Cinfães, Aveiro, Vila Nova de Cerveira - ik noem maar een paar van de grootste branden - en tot slot de brand in Arouca, die oversloeg op São Pedro de Sul, waar de bewoners dagen, zonder hulp, in angst zaten en tientallen mensen hun huizen en agrarische bedrijven kwijtraakten.
En intussen dat verschrikkelijke drama op Madeira natuurlijk.

Amarante
 
Zeshonderd serieuze bos- en maquisbranden - de honderden (!) kleine brandjes, die snel geblust konden worden niet eens meegerekend - op maandag en dinsdag. Voor het eerst werd het `Noodplan voor het district Porto´geactiveerd. Van de 3000 brandweerlieden van het district waren er 1900 in touw. De teams waren niet meer te vervangen. Er waren brandweerlieden die al 36 uur niet geslapen hadden. Aan de overheid werd verzocht om 300 man extra en er werden 4 pelotons militairen gemobiliseerd. De bevolking werd gevraagd om zoveel mogelijk binnen te blijven en medewerking te verlenen aan brandweer en `Proteçaõ Civil (BB), ook bij eventuele evacuatie. Op woensdag vroeg de ministerpresident om hulp uit het buitenland. Er arriveerden blusvliegtuigen en brandbestrijders uit o.a Frankrijk, Spanje, Rusland en Marokko (Madeira).

De harde noordoostelijke wind maakte het stoppen van de branden bijna onmogelijk. Als die ´s avonds eindelijk ging liggen, was het donker en konden de blusvliegtuigen en -helikopters niet meer worden ingezet. ´s Morgens om vier uur stak hij weer op en blies de nasmeulende vuurtjes weer aan, zodat de branden zich maar bleven uitbreiden. Er waren zoveel branden tegelijk, dat je niet meer op de brandweer kon rekenen.

Cinfães

Die wind - en vooral de vaste windrichting - was onze redding. Rechts passeerde ´s nachts een brand op nog geen 500 meter afstand en woensdagochtend wist de brandweer, bij harde wind, met moeite het vuur aan de linkerkant van de straatweg te houden op zo'n 800 meter afstand. We hielden ons hart vast, want uit de as van de grote brand van 2013 (zie `Van de boerderette´ 9,10 en 11) is inmiddels weer meer dan manshoge maquis gegroeid, gortdroog na anderhalve maand zonder regen. Geen houden aan, als die in de brand vliegt.´s Avonds, als de wind ging liggen hing er een verstikkende rookmist in het Dourodal. Op donderdag bleef de zon een oranje schim.

En dat was wel erg dichtbij

Wat is er aan de hand in dit land? Zit het vol kwaadwillige brandstichters, illegale vuurtjesstekers (`Dan is het maar opgeruimd´), onhandige barbecueërs, achteloze sigarettendovers? Gaat het om boze opzet,  stompzinnigheid,  nalatigheid, of is er sprake van een diepgewortelde minachting voor alles wat `mato´ of  `mata´, maquis of bos, is?
Volgens `deskundigen´ en andere tv-commentatoren is het een combinatie van al die factoren, maar er is geen ontkomen aan: 30% van de bosbranden ontstaan tussen 4 en 6 uur ´s morgens - de koelste periode van de dag -  en vaak op verschillend plaatsen tegelijk. Die worden dus door kwaadwillende lieden aangestoken. Tot nu toe zijn er een stuk of tien pyromanen opgepakt, maar er moeten er nog veel meer zijn. De brandstichters die de gemeente Marco de Canaveses vanaf half juli onveilig maken, zijn nog niet gevonden.

Een van de vele branden in Marco de Canaveses

Ministers en andere overheidsvertegenwoordigers herhalen wat ze in 2013, 2008 en 2005 - een paar van de ergste zomers - al zeiden `Nu moet het echt over zijn´: Preventie, strengere straffen op brandstichting, beter gestructureerd beleid t.a.z. van de bossen, meer controle op schoonhouden enzovoort. Op het RTP journaal was een korte documentaire te zien, waarin vertegenwoordigers van de regeringen van de afgelopen 30 jaar vol overtuiging beweren dat men `dit keer is voorbereid´: Meer blusmiddelen, brandweerlieden - die bovendien beter getraind en uitgerust zijn (ik herinner me een training in `tegenvuur´ door Canadese brandweerlieden, zo'n 10 jaar geleden), maar het aantal verbrande hectaren neemt elk jaar alleen maar toe. In de laatste 10 jaar is, alles bij elkaar genomen, een derde van het totale Portugese vasteland, 1 miljoen hectare, in de as gelegd. Op dit moment is Portugal het enige Europese land met een negatief bebossingscijfer en dat terwijl de bossen de belangrijkste grondstoffenleverancier van Portugal zijn.

Toch hoorde ik dit jaar een paar nieuwe en wat meer realistische geluiden:
De eerste kwamen van de voorzitter van het  Portugese geologisch genootschap (ben even zijn naam kwijt):
-Het binnenland van Portugal ontvolkt en het is een illusie om te denken dat dat omkeerbaar is.
-Een groot deel van Portugal heeft een mediterraan klimaat, maar een Atlantische neerslag. Dit betekent dat een hectare land  per jaar 10 ton (ongewenste) biomassa produceert. Vroeger, met een dichte bevolking en grote schapen- en geitenkuddes, werd bijna al die biomassa gebruikt, tegenwoordig moet het `opgeruimd´ worden.
-Mensen laten hun land - stuk bos - in de steek, omdat het te duur is om te onderhouden en niets opbrengt (de prijs voor brandhout is erg laag; eucalyptus is roofbouw en bijzonder brandgevaarlijk). Er moeten daarom andere soorten geplant worden, die het bos weer waardevol maken.
-Criminalisering van het niet schoonhouden van bos werkt contraproductief. Het grootste gedeelte van het Portugese bos is in handen van `micro-eigenaren´, die niet meer dan een hectare bezitten. Vaak zijn dit mensen met laag salaris of klein pensioen (200 -300 € per maand). Het schoonhouden van een hectare bos kost 1000 €. en als je (onbekende) buren niets doen, heeft het niet eens zin. Men laat het land in de steek, of probeert door middel van brand het land `schoon te maken´ om aan een boete te ontkomen.
-Brandgangen zijn een goed idee, maar bij harde wind - behalve voor het verplaatsen van brandweervoertuigen - weinig zinvol. En wie houdt ze schoon?
-Op het gebied van strategische preventie, maar ook de strategie tijdens de brandbestrijding zou er meer samenwerking tussen de gemeenten moeten komen en een veel belangrijker rol (en een betere beloning) voor de `bombeiros-sapadores´, brandweer sappeurs.

aan de overkant van de Douro

Bij dit laatste sloot de minister van landbouw, die maandagochtend in alle vroegte zelf een aangestoken brand in Marco de Canaveses meemaakte, zich aan. In zijn vorige mandaat als minister van landbouw, tien jaar geleden, was hij begonnen met de opbouw van een veel groter corps sappeurs. Opvolgende regeringen hadden daar weer een stop op gezet.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken  zei eindelijk wat ik zelf al een paar dagen op mijn lippen had: Er moet nu eindelijk eens een behoorlijk kadaster in Portugal komen, want hoe moet je landeigenaren nu aanspreken of organiseren (gemeenschappelijke, strategische schoonmaak bijvoorbeeld), als je als overheid van meer dan 50%  van je territorium niet weet wie de eigenaar is?
Inmiddels hebben hebben woordvoerders van de regering schadevergoedingen beloofd aan de slachtoffers van het pandemonium en prioriteit aan preventiemaatregelen om bosbranden te voorkomen. De uitbreiding van eucalyptusaanplant is per onmiddellijk verboden.

We zullen zien wat er deze keer van alle vrome voornemens terecht komt. Na de branden van 2013 werd een lijst met 32 aanbevelingen op het gebied van brandbestrijding unaniem door het parlement aangenomen. Drie jaar later is nog geen van de 32 is uitgevoerd. Misschien wordt het tijd om een `antiebrand´ actiegroep (in samenwerking met de milieubeweging?) op te richten.
Eerst maar weer hopen dat we zonder schade de zomer doorkomen, want die is nog lang niet afgelopen.

helikopter bij Caldas de Aregos (Resende)

En hoe ging het bij Lydia, aan de overkant van de rivier?

PS De Portugeest was niet stiekum een weekje op vakantie, maar de telefoonleiding (alleen ADSL hier) was over grote lengte verbrand, zodat hij het zonder internet moest stellen. Het kostte ruim een week om de boel weer te repareren.





  
  

 


donderdag 4 augustus 2016

Bijzonder Portugees 27. Ze zijn er weer, de emigranten

Afgelopen weekend stroomden ze weer het land in, per vliegtuig, trein of na een lange rit met een volgeladen auto. Verwacht werd dat er alleen al bij de grenspost van Vila Formoso 150.000 emigranten Portugal zouden binnen komen om hun vakantie met familie en vrienden door te brengen. Op zaterdag passeerden 15.000 auto's de (oude) grensovergang. Ze werden geteld door de GNR (rijkspolitie), die een `Operatie welkom (emigranten)´ hield, waarin ze hulp bood bij autopech en veiligheidsadviezen gaf: `Om de twee uur een rustpauze nemen en - vooral alert blijven.´ Voor velen is het weerzien van Portugal een emotionele gebeurtenis en dan vergeet je wel eens om `your eyes on the road, your hand upon the wheel´ te houden. Hoeveel Portugese emigranten en hun nazaten in Portugal hun vakantie komen vieren, weet geen mens precies, maar het getal moet toch al gauw in de buurt van een miljoen komen. 

 

Portugal is binnen de Europese Unie het land met de meeste emigranten. Maar het valt niet mee om betrouwbare cijfers te vinden. Bovendien hangt het er maar vanaf hoe je telt: Hebben we het over emigranten die in Portugal zijn geboren, of tellen ook de tweede en zelfs de derde generatie mee? Er zijn bronnen die er vanuit gaan dat er over de hele wereld zo'n 2 miljoen 1e generatie geëmigreerd Portugezen rondlopen (Volgens de Wereldbank en de VN tussen de 2 en 2,3 miljoen), andere hebben het over bijna 5 miljoen (o.a. Wikipedia). Inclusief de tweede en derde generatie Portugese nakomelingen wordt de Portugese diaspora geschat op 30 miljoen en Portugal zou 40 miljoen inwoners hebben geteld inplaats van de huidige 10, als ze thuis gebleven waren.

bidonville Champigny jaren ´60

Hoewel het Verenigd Koninkrijk - tot dat dwaze referendum - de laatste jaren voor Portugezen de belangrijkste emigratiebestemming was, vind je in Europa de meeste Portugese emigranten in Frankrijk.
Ongeveer een miljoen. De meeste - 700.000 - rondom Parijs.
Het grootste deel van deze emigranten zijn daar tijdens de grote emigratiegolf in de jaren zestig (vorige eeuw) neergestreken.
Op de vlucht voor het dictatoriale regiem van Salazar, de koloniale oorlogen (dienstplicht) met Angola, Mozambique en Ginee-Bissau en/of de uitzichtloze economische omstandigheden, vooral in het binnenland, stak men, met vaak niet meer dan `één verschoning´, een brood en een worst, illegaal en zonder paspoort de Spaanse grens over.

via smokkelpaadjes over de Pyreneeën

Dat gebeurde over het algemeen in groepen, geleid door een zogenaamde `passador´, die daarvoor betaald werd. Aan het begin van de reis werd aan deze `gids´ naast het geld een foto overhandigd. Die werd doormidden gescheurd en de helft werd aan de ouders of een ander familielid gegeven. Als de emigrant in spe veilig de grens was overgekomen werd de andere helft van de foto aan de familie bezorgd. Meestal stak men vlak bij Vila Formoso de rivier over om Spanje te bereiken. Dan volgde een barre tocht in geforceerd marstempo door heel Spanje. ´s Nachts, om de Guardia Civil te ontwijken (Spanje was in die tijd ook een dictatuur, weet je nog). Als men intussen nog niet opgepakt was, werd daarna met een gids via smokkelpaadjes de Pyreneeën overgestoken. Vaak had men onderweg nauwelijks te eten en te drinken. Eenmaal in Frankrijk aangekomen, stond er dan wel een vrachtwagen te wachten, die de groep naar Champigny-sur-Marne bracht, waar de grootste `bidonville´ (sloppenwijk) van Europa stond.

In deze `bidonville´ woonden tijdens de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig (waarna de wijk gesloopt werd) ruim 15.000 Portugezen onder erbarmelijke omstandigheden. Er was geen drinkwater, geen elektriciteit, sanitaire voorzieningen of riolering. De lekkende barakken waren gemaakt van planken, blik en dekzeilen, of wat men ook maar kon vinden. De straten - vooral in de winter - modderpoelen. Het was er nog een stuk beroerder dan in Portugal (dat kreeg het thuisfront natuurlijk niet te horen), maar het was een uitgangspunt. Om werk te zoeken, in de lange rijen voor de vreemdelingendienst te gaan staan, om zich te legaliseren, identiteitspapieren te bemachtigen, of een werkvergunning. Het overgrote deel van deze sloppenwijkbewoners heeft zich met doorzettingsvermogen en door hard werken uitstekend weten te redden.

Het leven in de sloppenwijk

Veel van hen zijn nu genaturaliseerde Fransen. Hun kinderen spreken nog maar een beetje, hun kleinkinderen helemaal geen Portugees meer. Toch blijft het oude vaderland trekken. Er zijn grote en hechte Portugese gemeenschappen in Frankrijk, die zich bezig houden met de Portugese cultuur, eten en drinken en natuurlijk... voetbal (Wat waren ze blij!). En over de vakantiebestemming bestaat geen enkele twijfel.
De familie en vrienden in de dorpen waar de emigranten vandaan komen hebben de bedden al opgemaakt, de straten geveegd en het feest georganiseerd. Het speenvarken - bij wijze van spreken - al aan het spit geregen. Een afspraak met de tandarts, of de dierenarts kun je in de maand augustus maar beter vergeten. Die worden volgeboekt, want ze zijn veel goedkoper dan in Frankrijk of Zwitserland en de bouwmarkten worden leeggekocht. Veel Portugese emigranten bouwen jarenlang bij stukjes beetjes aan een huis. Om na hun pensionering terug te keren naar hun geboortedorp.

Onder moeders paraplu,  Marcelo en António

Dit jaar brachten president Marcelo Rebelo de Sousa en premier António Costa de Portugese nationale feestdag `Dia de Portugal´ (10 juni) bij de Portugese gemeenschap in Parijs door (mooie gelegenheid om ook even bij François Hollande te lobbyen tegen de Europese boete vanwege het begrotingstekort van 2015). Nadat Marcelo op de vooravond van de feestdag vier Portugese portiers had gehuldigd, die, met gevaar voor eigen leven, hulp hadden geboden aan de slachtoffers van de aanslag op de `Bataclan´, toog hij op 10 juni met de premier naar Champigny, om de communistische ex-burgemeester te bedanken voor zijn hulp aan de eerste generatie emigranten en een monument ter nagedachtenis van de `bidonville´ te onthullen.

monument in Champigny

Daarna was het de beurt voor Louis Talamoni (62), die van zijn negende tot zijn vijftiende met zijn ouders in de sloppenwijk had gewoond en nu de eigenaar van zes aannemingsbedrijven is, om door de president gehuldigd te worden: "Louis Talamoni verdient deze huldiging van de Portugese gemeenschap, omdat hij weigerde om, zoals het bestuur had verzocht de wijk met de grond gelijk te maken en in plaats van hem te verwoesten, opdroeg om tappunten, elektriciteit en riolering aan te legen. Hij deelde kleding en dekens uit en vroeg zelfs aan de onderwijzers om de leerlingen naar de publieke badhuizen mee te nemen om te douchen."
In Champigny-sur-Marne wonen nog steeds veel Portugezen, maar nu in huizen en appartementen en de meeste hebben het prima voor elkaar. Op het internet zag ik dat er maar liefst vijf Portugese restaurants zijn, waaronder het viersterren (geen Michelin) restaurant `Canto de Saudade`, Het Lied van de Weemoed.