donderdag 4 augustus 2016

Bijzonder Portugees 27. Ze zijn er weer, de emigranten

Afgelopen weekend stroomden ze weer het land in, per vliegtuig, trein of na een lange rit met een volgeladen auto. Verwacht werd dat er alleen al bij de grenspost van Vila Formoso 150.000 emigranten Portugal zouden binnen komen om hun vakantie met familie en vrienden door te brengen. Op zaterdag passeerden 15.000 auto's de (oude) grensovergang. Ze werden geteld door de GNR (rijkspolitie), die een `Operatie welkom (emigranten)´ hield, waarin ze hulp bood bij autopech en veiligheidsadviezen gaf: `Om de twee uur een rustpauze nemen en - vooral alert blijven.´ Voor velen is het weerzien van Portugal een emotionele gebeurtenis en dan vergeet je wel eens om `your eyes on the road, your hand upon the wheel´ te houden. Hoeveel Portugese emigranten en hun nazaten in Portugal hun vakantie komen vieren, weet geen mens precies, maar het getal moet toch al gauw in de buurt van een miljoen komen. 

 

Portugal is binnen de Europese Unie het land met de meeste emigranten. Maar het valt niet mee om betrouwbare cijfers te vinden. Bovendien hangt het er maar vanaf hoe je telt: Hebben we het over emigranten die in Portugal zijn geboren, of tellen ook de tweede en zelfs de derde generatie mee? Er zijn bronnen die er vanuit gaan dat er over de hele wereld zo'n 2 miljoen 1e generatie geëmigreerd Portugezen rondlopen (Volgens de Wereldbank en de VN tussen de 2 en 2,3 miljoen), andere hebben het over bijna 5 miljoen (o.a. Wikipedia). Inclusief de tweede en derde generatie Portugese nakomelingen wordt de Portugese diaspora geschat op 30 miljoen en Portugal zou 40 miljoen inwoners hebben geteld inplaats van de huidige 10, als ze thuis gebleven waren.

bidonville Champigny jaren ´60

Hoewel het Verenigd Koninkrijk - tot dat dwaze referendum - de laatste jaren voor Portugezen de belangrijkste emigratiebestemming was, vind je in Europa de meeste Portugese emigranten in Frankrijk.
Ongeveer een miljoen. De meeste - 700.000 - rondom Parijs.
Het grootste deel van deze emigranten zijn daar tijdens de grote emigratiegolf in de jaren zestig (vorige eeuw) neergestreken.
Op de vlucht voor het dictatoriale regiem van Salazar, de koloniale oorlogen (dienstplicht) met Angola, Mozambique en Ginee-Bissau en/of de uitzichtloze economische omstandigheden, vooral in het binnenland, stak men, met vaak niet meer dan `één verschoning´, een brood en een worst, illegaal en zonder paspoort de Spaanse grens over.

via smokkelpaadjes over de Pyreneeën

Dat gebeurde over het algemeen in groepen, geleid door een zogenaamde `passador´, die daarvoor betaald werd. Aan het begin van de reis werd aan deze `gids´ naast het geld een foto overhandigd. Die werd doormidden gescheurd en de helft werd aan de ouders of een ander familielid gegeven. Als de emigrant in spe veilig de grens was overgekomen werd de andere helft van de foto aan de familie bezorgd. Meestal stak men vlak bij Vila Formoso de rivier over om Spanje te bereiken. Dan volgde een barre tocht in geforceerd marstempo door heel Spanje. ´s Nachts, om de Guardia Civil te ontwijken (Spanje was in die tijd ook een dictatuur, weet je nog). Als men intussen nog niet opgepakt was, werd daarna met een gids via smokkelpaadjes de Pyreneeën overgestoken. Vaak had men onderweg nauwelijks te eten en te drinken. Eenmaal in Frankrijk aangekomen, stond er dan wel een vrachtwagen te wachten, die de groep naar Champigny-sur-Marne bracht, waar de grootste `bidonville´ (sloppenwijk) van Europa stond.

In deze `bidonville´ woonden tijdens de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig (waarna de wijk gesloopt werd) ruim 15.000 Portugezen onder erbarmelijke omstandigheden. Er was geen drinkwater, geen elektriciteit, sanitaire voorzieningen of riolering. De lekkende barakken waren gemaakt van planken, blik en dekzeilen, of wat men ook maar kon vinden. De straten - vooral in de winter - modderpoelen. Het was er nog een stuk beroerder dan in Portugal (dat kreeg het thuisfront natuurlijk niet te horen), maar het was een uitgangspunt. Om werk te zoeken, in de lange rijen voor de vreemdelingendienst te gaan staan, om zich te legaliseren, identiteitspapieren te bemachtigen, of een werkvergunning. Het overgrote deel van deze sloppenwijkbewoners heeft zich met doorzettingsvermogen en door hard werken uitstekend weten te redden.

Het leven in de sloppenwijk

Veel van hen zijn nu genaturaliseerde Fransen. Hun kinderen spreken nog maar een beetje, hun kleinkinderen helemaal geen Portugees meer. Toch blijft het oude vaderland trekken. Er zijn grote en hechte Portugese gemeenschappen in Frankrijk, die zich bezig houden met de Portugese cultuur, eten en drinken en natuurlijk... voetbal (Wat waren ze blij!). En over de vakantiebestemming bestaat geen enkele twijfel.
De familie en vrienden in de dorpen waar de emigranten vandaan komen hebben de bedden al opgemaakt, de straten geveegd en het feest georganiseerd. Het speenvarken - bij wijze van spreken - al aan het spit geregen. Een afspraak met de tandarts, of de dierenarts kun je in de maand augustus maar beter vergeten. Die worden volgeboekt, want ze zijn veel goedkoper dan in Frankrijk of Zwitserland en de bouwmarkten worden leeggekocht. Veel Portugese emigranten bouwen jarenlang bij stukjes beetjes aan een huis. Om na hun pensionering terug te keren naar hun geboortedorp.

Onder moeders paraplu,  Marcelo en António

Dit jaar brachten president Marcelo Rebelo de Sousa en premier António Costa de Portugese nationale feestdag `Dia de Portugal´ (10 juni) bij de Portugese gemeenschap in Parijs door (mooie gelegenheid om ook even bij François Hollande te lobbyen tegen de Europese boete vanwege het begrotingstekort van 2015). Nadat Marcelo op de vooravond van de feestdag vier Portugese portiers had gehuldigd, die, met gevaar voor eigen leven, hulp hadden geboden aan de slachtoffers van de aanslag op de `Bataclan´, toog hij op 10 juni met de premier naar Champigny, om de communistische ex-burgemeester te bedanken voor zijn hulp aan de eerste generatie emigranten en een monument ter nagedachtenis van de `bidonville´ te onthullen.

monument in Champigny

Daarna was het de beurt voor Louis Talamoni (62), die van zijn negende tot zijn vijftiende met zijn ouders in de sloppenwijk had gewoond en nu de eigenaar van zes aannemingsbedrijven is, om door de president gehuldigd te worden: "Louis Talamoni verdient deze huldiging van de Portugese gemeenschap, omdat hij weigerde om, zoals het bestuur had verzocht de wijk met de grond gelijk te maken en in plaats van hem te verwoesten, opdroeg om tappunten, elektriciteit en riolering aan te legen. Hij deelde kleding en dekens uit en vroeg zelfs aan de onderwijzers om de leerlingen naar de publieke badhuizen mee te nemen om te douchen."
In Champigny-sur-Marne wonen nog steeds veel Portugezen, maar nu in huizen en appartementen en de meeste hebben het prima voor elkaar. Op het internet zag ik dat er maar liefst vijf Portugese restaurants zijn, waaronder het viersterren (geen Michelin) restaurant `Canto de Saudade`, Het Lied van de Weemoed.    
          

Geen opmerkingen:

Een reactie posten