Juli 1979. In noordelijke richting langs de kust rijdend, kwamen we toevallig in Esmoriz terecht, Hoewel niet helemaal per toeval. Er was een camping en die waren er nog niet zoveel in het noorden van Portugal. Acht vrienden en vriendinnen in een gedeukte volkswagenbus. De camping lag vlak bij de visserswijk, waar we dagelijks gingen fourageren in de talrijke kleine kruidenierswinkeltjes. Je moest er bij minstens drie langs om een krat vol flesjes bier te krijgen en omdat ieder winkeltje meteen een knijpje was, kwam de winkelploeg vaak al lichtelijk onvast ter been terug voordat er gekookt kon worden.
Vanwege het uitvallen van de watertoevoer op de camping, maakten we kennis met een groepje Portugese meiden. Die hadden onze volle jerrycan gezien. Voor een aantal van ons werd die ontmoeting een keerpunt in ons leven. Trouwpartijen en levenslange vriendschappen kwamen er uit voort. Misschien vertel ik daar nog wel eens over. Ik had mijn nieuwe vriendin en mijn hormonen in Nederland gelaten: De bus was al volgeboekt. Dus hoefde ik niet met de dames naar een - zonder twijfel - vervelende discotheek, of in de vroege ochtend met ze te roeien op een - toen al - niet al te fris ruikend binnenmeertje (Barrinha), maar kon rustig gaan drinken met de vissers. En drinken konden ze! De hele nacht. Volgens mij werd het grootste deel van de vis omgezet in bier, wijn en aguardente (Ach vader lief...). Er was een kroeg waar je rond middernacht door de voordeur werd uitgezet, maar als je de waard kende, door de achterdeur weer naar binnen mocht. Dan gingen de luiken voor ramen en de deur op slot en was het de hele nacht feest. Een paar van mijn vrienden wisten die weg ook te vinden. We gaven rondjes voor de hele zaak, want arm als we in Nederland waren, hier kostte de drank voor ons bijna niets.
Tegenwoordig hebben de meeste een (buitenboord)motor, maar in ´79 werden de boten nog met grote sloepriemen door de branding geroeid. Aan boord de kabels, de zijnetten (asas) en de `xalavar´, een conisch gevormde netzak met aan de voorkant een grote slab, die over de bodem schraapt en acht tot tien vissers.
Met de boot wordt, terwijl de boot recht de zee in vaart, tot vijftienhonderd meter kabel in zee gelaten en het begin van het net. Dan vaart men in een halve cirkel evenwijdig aan de kust, intussen het net met drijvers, met in het midden de `xalavar´, overboord brengend. Met de overgebleven kabel wordt de boot weer naar het strand geroeid. Nu kan het net aan de kabels naar het strand getrokken worden. Vroeger deed men dat met ossenspannen en handkracht, tegenwoordig gebruikt men twee tractoren of op het strand geïnstalleerde motorlieren.
De `xávega´ die wij vijfendertig jaar geleden zagen en waarbij we natuurlijk hielpen trekken, was niet zo groot en werd waarschijnlijk niet meer dan driehonderd meter in zee gebracht. Het spannendste moment was natuurlijk als de zak werd opengeknoopt en de buit zichtbaar werd: makreel, horsmakreel, sardientjes en vissen die we niet thuis konden brengen, maar ook grote krabben en schelpdieren. Intussen waren de vrouwen gearriveerd en werden de plastic viskistjes op het strand gegooid. Met veel kabaal en volgens een onnavolgbaar systeem werd de vis verdeeld. Een deel werd al meteen op het strand verkocht.
Esmoriz, 1979 |
De buit is binnen |
Het woord ´xavega´ stamt af van het arabische woord `xábaka´ dat `net´ betekent. Oorspronkelijk werd dat woord alleen door de vissers van Zuid-Portugal gebruikt. In het noorden viste men wel op een soortgelijke manier, maar met veel langere netten en kabels en men gebruikte veel zwaardere boten. Vanwege de eenduidigheid van de visserijwetgeving wordt deze strandvisserij nu in heel Portugal `xávega´ genoemd.
Hoewel het erop leek dat deze strandvisserij aan het verdwijnen was en nog maar in een paar kustplaatsen te zien was, is ze de laatste jaren weer in opkomst. Toen in 2010 de crisis in de bouw, met name in Spanje, goed voelbaar werd, las ik een artikel over een aantal werkeloos geworden metselaars, broers en neven, uit een van de noordelijke kustplaatsen, die deze traditionele vismethode weer hadden opgepakt. `Beter dan bij de pakken neerzitten, vonden ze.
Ik zag Esmoriz een jaar of tien jaar geleden nog eens terug. Inmiddels officieel een stad geworden, was het op de visserswijk na bijna onherkenbaar. Veel hotels, winkels en hoge gebouwen. Het strand was voor het grootste deel weggeslagen door de steeds verder oprukkende oceaan, de visserswijk elke winter erger overspoeld door het water. De `Barrinha was nu echt een stinkende poel, waar al jaren geen bootjes meer verhuurd werden. Maar: Het strand wordt inmiddels met jaarlijkse zandsuppleties weer op peil gehouden en de Barrina schijnt een vogelreservaat te worden. Over herhuisvesting van de vissers wordt nog steeds gebakkeleid. Er is inmiddels wel een kliniek voor alcoholverslaafden.