donderdag 28 april 2016

Van de boerderette 31. Weg met de vrije natuur!

Het is weer haastwerk om het bos op tijd op orde te krijgen. Het weer wil niet erg meewerken en na 15 mei mag er geen bosafval meer worden verbrand. Hoewel ik veel composteer, moet ik toch nog van bergen struiken brem, gaspeldoorn, en vooral takken af. Moet me nu net een artikel van Lynn Berger in de Correspondent onder ogen komen, waarin een Duitse bomenfluisteraar, de heer Wohlleben, het snoeien van takken een bloedbad noemt en bomen meer rechten moeten krijgen, ja zelfs naar de rechter mogen stappen. "Zeker te lang in `in de ban van de ring´ blijven hangen", was mijn eerste gedachte, maar nee hoor, de man wordt serieus genomen en mag zelfs een gemeentelijk bos laten `wildgroeien´. Tijdens rondleidingen door dat bos, maakt hij groepen mensen wijs dat bomen met liefde hun baby's en ouden van dagen verzorgen en dat er zelfs bossen bestaan die gelukkig zijn (dus er zijn ook droevige bossen). Hij heeft daar ook boeken over geschreven. Zestien - hoe is het mogelijk - inmiddels, en hij schijnt nog lang niet uitgeschreven te zijn. Nu zou je zeggen: `Waar maak je je druk om, lekker laten plenterbossen´, maar voor je het weet - dat gaat rap met de sociale media - heb je een bomenpartij of een `Loofbossen Lente´ in plaats van een `Arabische´ en moet je met je takken van de takken afblijven op straffe van een boete wegens bomenmishandeling.

 

open plek na de brand
 

De eerste en enige keer dat ik het hart van mijn bos zijn gang liet gaan - brem, doornstruiken en verschillende soorten heide stonden manshoog tussen de bomen - zetten overvliegende vonken van een passerende bosbrand de hele boel in de fik.  (Verslag van die gebeurtenis kun je lezen in Van de boerderette 9 - 11).
Het werd een prachtige open plek en ik had aangebrand brandhout voor jaren, maar om nu te zeggen dat ik bezig was met verantwoord bosbeheer...
Ik ben het helemaal eens met de heer Wohlleben dat je in een bos geen insecticiden moet gebruiken (was zelfs nog nooit op het idee gekomen om dat wel te doen) en dat een productiebos van een en dezelfde boomsoort in rechte rijen geplaatst, niet alleen lelijk is, maar ook kwetsbaar voor allerlei plagen en storm, maar je moet me niet proberen wijs te maken dat je een mooi en  gezond bos krijg zonder het schoon te houden en de boel af en toe eens uit te dunnen om een aantal bomen de kans te geven om echt volwassen te worden. Een eik wordt over het algemeen een struik als je de onderste takken niet wegsnoeit, of er dieren (oerossen bijvoorbeeld) aan laat knabbelen.

gesnoeide zomer- en wintereiken

In het jaar voordat ik geboren werd schreef Godfiried Bomans ( o.a. `Erik of het kleine insectenboek´, `De avonturen van Pa Pinkelman´) voor zijn bundel `Facetten, nieuwe buitelingen I´ een verhaal over de Haarlemmer Hout: `(...) Tjonge wat een prachtig bos. Nu zal ik u eens iets verkondigen dat u als ketterij in de oren klinkt. Hier komt het. Ik ben van mening dat het door de mens bedwongen en geregelde landschap schoner is dan de zgn. wilde natuur. Het is een romantische vergissing het tegendeel te menen. Ja, zelfs de romantici beseften dit, zij het onbewust. Hun bosgezichten en ongerept bedoelde berglandschappen zijn niets anders dan zorgvuldig gerangschikte en door mensenhand geregisseerde woestheden, zó dat zij het oog bekoorden. De `pure natuur´die Rousseau als een droom voor ogen zweefde, vond in het zindelijk geharkte `Petit Trianon´ (Hij bedoelt natuurlijk de klassieke Franse tuin achter dit liefdesnestje, P.) van Marie Antoinette haar uitbeelding. Die vergissing is dus weerlegd.´

landschap van John Constable

Ik ben het met hem eens. Eik en den weten echt niet uit zichzelf hoe ze een, naar menselijke maatstaven, tot een aantrekkelijk bos moeten groeien.
Er zijn honderden jaren van noeste (boeren)arbeid voor nodig geweest om die zogenaamde vrije natuurlandschappen te creëren die Constable en de zijnen - of eerder al - Breugel en Paulus Potter zo graag schilderden. Een bende was het voordat de mens er bijl, zaag en schop in zette. Niet om aan te zien, neem dat maar van mij aan.
Overigens zijn volgens een tamelijk recente theorie zelfs de zo genaamde oerwouden in Zuid-Amerika met hun overweldigende biodiversiteit een verwilderde aanplant van lang verdwenen volken.

Aan vrije natuur heb je niets: Als het gras twee kontjes hoog is, kun je er al niet meer in zitten. Elk moment kan een gevaarlijke teek een van jouw billen uitkiezen of een rode mier je achteruitgang inkruipen. Je breekt je nek over braamscheuten die een halve meter per dag groeien, of de taaie veters van de wilde kamperfoelie. Paardenvliegen en andere stekende insecten kunnen ongezien hun gang gaan en distels en doornstruiken hebben lak aan je textiel.  Er zal toch eerst gemaaid of gegraasd moeten worden voordat je veilig kunt picknicken. En wat moet je als mens nu met een bos als er geen wandel- of fietspad doorheen loopt? Leuk voor de dieren natuurlijk, maar die kun je dan alleen op National Geographic zien.

hier moet echt wat aan gedaan worden

Ik ben een groot voorstander van biodiversiteit en ik laat zoveel mogelijk autochtone bomen en planten, die door niets ontziend maaien verdwenen waren, weer in mijn `pinheiro´(dennenbos) terugkeren: Carvalho negral (Pyreneeëneik), medronheiro (aardbeienboom), hulst, wilde peer, Portugese eik en kurkeik, gilbardeira (Ruscus aculeatus en mirte, om maar wat te noemen. Maar daar moet ik wel zo hier en daar `gewone´ bomen en struiken voor opofferen, om ze een kans te geven. En als ik - en dat kan alleen door maaien en snoeien - brand weet te voorkomen, wordt het een fijne plek voor plant, mens en dier.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten